Schriftuerlicke liedekens met noch sommighe lofsangen ende ghebeden
(1595)–Anoniem Schriftuerlicke liedekens met noch sommighe lofsangen ende ghebeden– AuteursrechtvrijNa de wijse. Adieu bloemken Rosiere.
HOort die door sGeests vervroyen
Ledekens Ga naar margenootaChristi zijt
Die hier en daer verstroyen
Als Ga naar margenootbslachtschaepkens benijt
Quijt u wel na den tijt
Want in swerelts Bosschaige
Ons leven Ga naar margenootcPelgrimaige
Is Ga naar margenootdeen gheduerich strijt
Hierom ghy volck des Heeren
V ten strijde bereet
Met Ga naar margenootegheloofs schilt vol eeren
En Ga naar margenootftgheestich bruylofts cleet
Al costet bloet en sweet
Scruys Ga naar margenootgpersse met onvreden
Die moet hier zijn ghetreden
Door Ga naar margenoothtvervolch druck en leet.
Die Christum thooft wil volghen
Gheestich in raet en daet
Van de Ga naar margenootiwerelt verbolghen
Wort hy Ga naar margenootkghehaet, versmaet
En na sKeysers Placcaet
Om scruycen berch met schande
Moet hy doen offerhande
Gheacht Ga naar margenootlvoor oncruyt quaet.
Wie Ga naar margenootmverwint die sal sitten
Op Christus stoel propijs
Ghecleet Ga naar margenootnniet om verwitten
Als Bruyt Christi iolijs
In sHemels Paradijs
Christus Ga naar margenootoIesus eersame
Sal belijden zijn Name
Voor zijnen Vader wijs.
O strijders strijderinnen
Vreest gheen dreyghen noch slaen
| |
[Folio 135r]
| |
Victorieus verwinnen
Wilt, wat u wert gedaen
Want geestich int bestaen
Na der Christenen behoorte
Door des cruys Ga naar margenoot*nauwe poorte
Moetmen int leven gaen.
Bedroeft niet, O vercoorne
Al zijt ghy seert verbrant
Als Ga naar margenootproos onder den doorne
Moet ghy hier zijn geplant
Al schijnt ghy onplaysant
Int Ga naar margenootqLammekens verschijnen
Sult ghy sonder verdwijnen
Regneren triumphant.
Als Ga naar margenootrdan wort eerst deurkeken
Van vervolgers onvroet
In Ga naar margenootswien dat sy ghesteken
Hebben, Ga naar margenootthaer sweert bebloet
Tgheschrey wert dan met spoet
Bergen sonder vertrecken
En Ga naar margenootvheuvels wilt ons decken
Voor Gods toornich gemoet.
Maer ghy gebenedijde
Sult dan springen eenpaer
Gelijck Ga naar margenootxCaluerkens blijde
Gemest zijnde voorwaer
Doot, leet, noch pijne swaer
Sal dan niet meer vertoogen
Alle traenkens van d'oogen
Sal Ga naar margenootyGodt afwasschen claer.
Siet toe dat tscruycen pijne
In liefden Ga naar margenootzlau noch cout
V geensins en verdwijne
Als Ga naar margenootastoppel, hoy, oft hout
Voor den Ga naar margenootbplas regen winden stout
Wacht oock, O Gods genooten
Dat sy thuys niet om stooten
Door Ga naar margenootcstromen menichfout.
Ten baet niet wel begonnen
Maer tmoet wel zijn volent,
| |
[Folio 135v]
| |
Siet dat den Ga naar margenootdbrant der Sonnen
V niet als oncruyt schent
Slacht oock geen Ga naar margenootehonden blent
Noch verckens wilt gelijcken
Dat weder te beslijcken
Tbruylofts Ga naar margenootfcleet excellent.
Voor tslot Ga naar margenootgliefde bewijsen
Wilt elck menschelijck ingien
Dat Ga naar margenoothsy den Vader prijsen
Mogen, door sulcx geschien
Slaet Ga naar margenootisonder ommesien
Hant aen den Ploech des Heeren
Het eewich glorieren
Sal u naken by dien.
|
|