XXV.
De wereld loopt verkeerd.
Wat dol-le ku-ren ie-der dag, Hoe meer men lan-ger
le-ven mag, Zoo iets kan er bij-na niet door En toch is er wel
re-den voor; Want als men 't goed be-re-de-neert, Ge-heel de
we-reld loopt ver-keerd. Tra - - lal-de-ra-la, Tra-lal-de-ra-la, De
we - - reld loopt ver-keerd.
| |
Een koopman zuinig in zijn zaak,
Slooft op 't kantoor, neemt nooit vermaak,
Het vrouwtje kleedt zich rijk en fier,
De dochter neemt goed haar pleizier.
Papaatje spaart en 't zoontje beert,
Och ja, de wereld loopt verkeerd.
Voorheen toch was 't een schrikk'lijk kruis,
Bestuurde een vrouw niet zelf haar huis;
Nu spreekt een dame vrij en chiek,
Wel uren lang in het publiek,
De zoon druipt, de dochter promoveert,
Och ja, de wereld loopt verkeerd.
Een jonkman vol van heldenmoed,
Verklaart een maagd zijn liefdegloed,
Maar haastig zegt het lieve kind:
Zeg vriendjelief, hebt gij braaf splint?
Zeg hoeveel jij mij presenteert?
Och ja, de wereld loopt verkeerd.
Des zomers loopt het dikwijls vol,
Van heeren met een parasol,
De dames, hoe het ook reeg'nen gaat,
Gaan zonder paraplu op straat,
Met kap en mantel gemaskeerd.
Och ja, de wereld loopt verkeerd.
Voorheen moest er voor heeren wijn,
Voor dames, slemp of bisschop zijn;
Nu drinkt men bier, zelfs zonder dorst,
Tot zelfs het kindje aan de borst
Wordt reeds op Beiersch getrakteerd.
Och ja, de wereld loopt verkeerd.
Toen Vondel nog in leven was,
Was hij meestal zeer schraal bij kas,
Hij won met Lombardswerk zijn brood.
Nu wordt veel jaren na zijn dood,
Door beeld en straat zijn naam geëerd.
Och ja, de wereld loopt verkeerd.
| |
Voorheen was een jonkman met geld,
Op een fraai rijpaard zeer gesteld,
Als men nu moet de stad eens door,
Komt een vélocipède voor,
Waarop men zweetend rijden leert,
Och ja, de wereld loopt verkeerd.
Nu draagt een heer, wie had 't geloofd,
Een scheiding midden over 't hoofd;
De dame, 's nachts schrikt men er van,
Een korte kroeskop als een man,
Wellicht dat zij zich eerstdaags scheert,
Och ja, de wereld loopt verkeerd.
Bis-couplet.
Wanneer men hier en in 't verschiet,
Veel lachende gezichten ziet,
En 'k zie, dat u mijn zang behaagt,
Daar gij om bis-coupletten vraagt;
Als gij dan goed applaudisseert,
Dan gaat het nooit bij mij verkeerd.
|
|