De roem der meisjes(ca. 1819-1842)–Anoniem Roem der meisjes, De– Auteursrechtvrij Vorige [pagina 1] [p. 1] De roem der meisjes. Wys: Van de Wereldkloot. 1. Wie roemd niet de lieve meiden, Wie roemd niet het vrouwgeslacht, Men maakt ons met vrouwtjes bleiden, Die ons hebben voortgebragt, Na die vrouwtjes moet men haken, Krom of scheef of groot of klein, Bogchels, manken, bolle kaken, Een vrouwtje dat bekoord toch myn. 2. Ach de vrouwtjes zyn zo lekker, Ze zyn zoo poeselig en mals, Proef je eens gy word nog gekker, En vat haar om den blanke hals, Streelt haar om haar lieve kaken, Ze zyn 't voorwerp van ons min, Zy doen ons hart van liefde blaken, Ik wensch haar had ik myn zin. 3. Dat 'er jonkmans komen loopen, Naar die eed'le meisjes sijn, Kom dan jonkmans, kom met hopen. Vreid om haar, 't zy groot of klein, 'k Heb gezegd: ze zyn toch lekker, Al zyn ze mank of zoms wat scheel, 't Gebrek aan vreijers maakt hun gekker, Och kies 'er toch een tot uw deel. [pagina 2] [p. 2] 4. De meisjes komen in den hemel, Op aard is het zoetste zoet, O welk een vreugd! wat een gewemel, Dat uw een aardig meisje doet, Zy doen u dart'len, zingen, springen, En geven uw op zak ook geld, Vermaken uw met and're dingen, Wie zou niet zyn op haar gesteld. 5. Ja! zy doen uw lekker smullen, Brengen koek en vygen mee, En doen zoo uw lust vervullen, Neemt nu toch zoo'n meisje mee, Zy doen by koude uw verwarmen, En zoenen uw dat knelt en kraakt, Vat zoo'n meisje in uw armen, Waar uit het vuur der liefde blaakt. 6. Vereenigd u met haar op aarde, Leef met haar vrolyk wel te vreen, 't Vrouwgeslacht dat uw ook baarde, Is zwak, kuip 'er een hoep om heen, De meisjes komen in den Hemel, Twyfelt daar in 't minst niet aan, Schoone vrouwe uw gewemel, Lokt my meer dan Adam aan. Vorige