De Revisor. Jaarboek voor nieuwe literatuur 1
(2010)– [tijdschrift] Revisor, De– Auteursrechtelijk beschermd[2010] | |||||||||||||||||||
[pagina 7]
| |||||||||||||||||||
‘Je eigen gezicht is het enige gezicht dat je zelf nooit zult zien’
| |||||||||||||||||||
15 april 1978Gisteren en vandaag gelezen in Furbank's biografie van Forster dl 11. Herinner me de eminente Britse romanschrijver Francis King op een afschuwelijke British Council avond een paar weken geleden: Forster te verlegen timide, had grote schrijver kunnen zijn. Biografie vertelt een ander verhaal: dat scrupuleuze van Forster is zowel de | |||||||||||||||||||
[pagina 8]
| |||||||||||||||||||
kern van zijn persoonlijkheid als van zijn werk. Virginia Woolf had er ook moeite mee. Ik weet niet wat voor schrijver hij geweest was als hij niet zo'n scrupuleuze vent zou zijn. Maar dan Francis King, die zoveel homo-erotiek in zijn werk doet! [...] Eind v.h. Boek idee (misschien een soort B.S. Johnson idee) blijft me bezighouden: een schrijver die niet kan ophouden, voor wie fictie te veel werkelijkheid is geworden, zoiets. Of misschien: de macht over zijn romanpersonages niet kwijt wil raken, op wil geven. Verhaal moet een schijn van fantasie hebben. | |||||||||||||||||||
4 juni 1978De biografie is een strikt genre, dient altijd te eindigen met de dood. Ik zou er een willen schrijven (misschien een roman) die begint met de levensavond en eindigt met de geboorte. Of een die begint daar waar het leven op z'n volst is en dan zowel terug als vooruitwerkt in de tijd. Het is de voltooiing, de vervelling van een leven, die telt, belangrijk is - de rest is verklaring. | |||||||||||||||||||
13 juni 1978 - OntmoetingenTwee personen zitten, onafhankelijk van elkaar, op een onbekende te wachten in een openbare gelegenheid. Zien elkaar rondkijken en concluderen dat ze elkaar moeten hebben. Of: Je komt een minnaar van vroeger tegen in de stad, iemand aan wie je niet bijzonder gehecht bent, aan wie je nauwelijks meer gedacht hebt, en je weet niet wat je tegen hem moet zeggen. Je staat met je mond vol tanden. En juist omdat je niet weet wat te zeggen ga je de verkeerde gemeenplaatsen uitslaan: ‘Waarom ben je toen verdwenen? En hoe gaat het? Waarom heb ik je nooit meer gezien?’ etc. Je stelt die vragen, die stompzinnige vragen, uit irritatie en zo klinkt er iets in door van verwijt, waardoor een affectie gesuggereerd wordt, een sentimentele herinnering, die er nooit geweest is. Je komt die persoon kort daarop weer tegen en hetzelfde herhaalt zich, versterkt, en nog eens, zodat er een romance ontstaat, alleen gebaseerd op misverstand, op leegte. | |||||||||||||||||||
[pagina 9]
| |||||||||||||||||||
Dhr. Woudenberg (Nanke Minnema uit Matsiers Minnema-variaties) stuurt gedichten rond onder mijn naam. Aan de sectie Nederlands te Nijmegen (‘Geachte heer Kellendonk, Hierbij uw gedichten retour. Wij weten niet wat we ermee aan moeten’, het waren gedichten uit de reeks ‘Elegante Gebaren’) en aan Maatstaf. Martin Ros belde me bezorgd op. | |||||||||||||||||||
30 januari 1979Gisterenavond wezen eten bij Wim Bergmans en Gerard Reve die bij hem logeert. Reve is inmiddels een toch al wat oudere man - gedrongen, met een buikje dat tamelijk hoog op zijn maag zit - schitterende indringende groene ogen, die niet best blijken te zien (voortdurend op zoek naar zijn bril) en die grijze wenkbrauwen en donkerblond grijs doorschoten haar. Spijkerbroek van ouderwetse snit. Gebreid wollen vest, donkerblauw. Hij heeft de neiging naar je te kijken als je niet naar hem kijkt en als je hem vervolgens aankijkt zijn ogen niet af te wenden. Scherpe neus. Dronk veel wijn, toch wel twee flessen al met al, en rookte ook behoorlijk. We aten in de schil gekookte aardappelen (waarvan je prachtige bolussen kan draaien, verzekerde hij me), wortelen en gebakken mosselen, waarbij vooral het vocht niet verloren mocht gaan. Reve moest zoutloos eten. In het begin van de avond was hij vol degelijk advies: dat het heel normaal was jaren stil te liggen na een jubelend ontvangen debuut, dat je je niet, of zo weinig mogelijk, moest inlaten met talentloze mediagieren, contracten moest afsluiten voor vijf jaar die dan per drie jaar stilzwijgend verlengd moesten worden. Ressentiment tegen Nederlandse ambtenaren, die het je zo lastig mogelijk proberen te maken. [...] Vertelde dat hij erelid was van de Bond van Ouden van Dagen. Zeer dominerende man, alle tegenwerpingen werden aangehoord en genegeerd - hij is niet geïnteresseerd in wat zijn beweringen ongelovigen zou kun- | |||||||||||||||||||
[pagina 10]
| |||||||||||||||||||
nen maken. Vertelde dat hij veel 19de eeuws Engels las (wist veel over Dickens te vertellen), ook Zola (de ellenlange architectuurbeschrijvingen sloeg hij over) en Victor Hugo (die onterecht in de verguishoek terecht was gekomen). Nabokov vond hij een briljante ijdeltuit - Onder professoren was het beste boek van Hermans (! - overigens een door en door slecht mens) - het centrale probleem bij Hermans was identiteit. Bij ‘de grote schrijver’ (zijn benaming voor zichzelf) verlossing; bij Wolkers agressie tegen alles wat zijn kutbevrediging in de weg staat. De jongste schrijvers bleek hij niet te kennen. Bewonderde ook Bellow (overigens was Herzog het laatste boek dat hij van hem gelezen had), Humboldt's Gift en Henderson the Rain King kende hij niet). Proust moest hij nog steeds lezen. Engels was zijn ‘tweede moedertaal’, zei hij, maar zijn uitspraak was slecht. Verder vertelde hij over zijn moeilijkheden om een visum te krijgen voor een halfjaar Indonesië. Hij was er onlangs op bezoek geweest met Matroosje Vos (Joop Schafthuizen), ‘Ons Indië’. Vertelde over de schoonheid van Javaanse Jongens (hield meer van wat vrouwelijke jonge jongens de laatste tijd) en een verhaal, dat ik niet door mocht brieven, over het miskennen van een in matrozenpak gestoken jongetje dat bij uitpakking een veertienjarig meisje bleek te zijn en toen uit mededogen toch werd genomen (hij wist nog wel hoe het moest, ook al was het twintig jaar geleden). Afkeer van negers (er waren uitzonderingen) en Arabieren (een minderwaardig volk). Het gesprek werd serieuzer naarmate de avond vorderde. Hij leest de laatste tijd veel Schopenhauer, Die Welt als Wille und Vorstellung - en ondanks het feit dat Schopenhauer geen christen was heeft hij toch de beste verdediging geleverd voor de christelijke wereldbeschouwing (leest ook veel vergelijkende godsdienstwetenschap). Kwam te spreken over een bloem in Zuid-Amerika die slechts één dag in het jaar bloeit en een vlindertje dat juist op die dag geslachtsrijp wordt en een meelballetje in die bloem deponeert en zo ook die bloem bevrucht. Overduidelijk Gods werk, zei hij. Wim zei dat er duizenden van die gevallen zijn en dat ze eerder op een aanpassingsvermogen dan dat ze op Gods plan wijzen. Sprak over beesten: slangen, hagedissen, beesten in Artis. | |||||||||||||||||||
[pagina 11]
| |||||||||||||||||||
Reve leest behalve Schopenhauer ook Jung en parapsychologie (zo verzekerde Wim me) - hij schijnt die boeken te spellen. Bekende dat het geïsoleerd leven met de ongeletterde, maar slimme Matroos voor hem moeilijk viel en dat hij erover dacht een huis in Gent te kopen. Afzondering is voor schrijven wel noodzakelijk, beweerde hij, maar niet wanneer je jong bent. Hij had inmiddels zoveel meegemaakt dat hij geen kansen meer nodig had. Een in zichzelf opgesloten man - zijn gezicht wordt erg verlegen wanneer hij lacht. Overigens kijkt hij stuurs. Bij zijn eigen werk was de compositie, de spanningsboog, altijd het probleem zei hij en hij meende in Oud en Eenzaam voor het eerst een geslaagde vorm gevonden te hebben. | |||||||||||||||||||
3 februari 1979Gelezen (sinds november):
| |||||||||||||||||||
[pagina 12]
| |||||||||||||||||||
| |||||||||||||||||||
26 mei 1979Mijn thema is: de vervalsing. In Bouwval heb ik mijn eigen geschiedenis vervalst en ben daarvoor beloond met de Anton Wachterprijs, toegekend voor autobiografisch werk. ‘Achter het Licht’ gaat over travestie. ‘De Waarheid’ etc. over de vervalsing van een manuscript. In De Nietsnut laat een zoon de geschiedenis van zijn vader verdwijnen door zijn eigen geschiedenis er overheen te leggen. Boeken verzamelen over dit thema:
Idee voor een boek: koop een oude roman op het Waterlooplein, liefst een vertaalde roman. Fotokopieer die roman en knip alle zinnen, desnoods bijzinnen, desnoods woorden uit en rangschik die opnieuw, tot een andere roman.
Denk ook aan Conrad, die beweerde een slecht geheugen te hebben en niet het verschil te weten tussen fantasie en werkelijkheid. | |||||||||||||||||||
[pagina 13]
| |||||||||||||||||||
21 oktober 1979Wat is ironie? Ironie is die geestesgesteldheid waarin je twee gedachtegangen tegelijk volgt en met elkaar in verband brengt. Het is het literaire procedé bij uitstek. De ironie waartegen bezwaar wordt aangetekend door K.L. Poll en Oek de Jong - en niet ten onrechte - is de naam ironie nauwelijks waardig: het is die geestesgesteldheid waarin men iets beweert en tegelijkertijd ontkent - de ironie van het schouderophalen en de scheve glimlach.
Jongens dragen ringen die ze van niemand hebben gekregen.
De tragedie van de latere James - en de verklaring van zijn latere stijl - is zijn eenzaamheid. Hij was zo eenzaam dat hij niets meer begreep - alles expliciet moest maken - en daardoor zelf onbegrijpelijk werd. (Bestudering v.d. revisies voor The American leert dat het hem moeite kostte zijn jongere ik te begrijpen en de vreugde van het uiteindelijk tóch begrijpen werd dan omgezet in een vaak onnodige uitweiding). | |||||||||||||||||||
20 januari 1980Gelezen:
| |||||||||||||||||||
[pagina 14]
| |||||||||||||||||||
| |||||||||||||||||||
31 januari 1980Wij nemen aan dat onze taal organisch verweven is met onze werkelijkheid, dat ons Nederlands uit ons Nederland is voortgesproten zoals bomen en bloemen uit onze grond. Maar evengoed is het denkbaar dat de taal de werkelijkheid niet zozeer beschrijft alswel schept. De oplossing ligt denk ik in de groei van de taal. Hoe kan een taal verrijkt en gecompliceerd worden als ze niet door iets anders, dat geen taal is, wordt gevoed? Maar eerst moet onderzocht worden of talen inderdaad groeien. | |||||||||||||||||||
17 juli 1980Gerard Reve Ik heb van zondag 13 t/m woensdag 16 juni met Wim Bergmans gelogeerd in Poët Laval bij Gerard Reve en Joop Schafthuizen. Reve heeft me zijn nieuwe boeken Moeder & Zoon en De Vierde Man te lezen gegeven. M&Z is een verslag van zijn bekering tot 't katholicisme, deels een apologetisch werk, deels een roman met de inmiddels bekende ingrediënten - ‘Spaart de vrede niet’ etc. -, deels zeer vilein en kwaadaardig geroddel over Vestdijk, Matthieu Smedts, Gabriël Smit. Het is kortom een dankbaar werk voor kritici, want het verklaart veel - meteen de reden waarom het niet Reve's beste boek is - en het geeft aanstoot. De Vierde Man is een spookverhaal - boekenweekgeschenk 1981 -, routinematig geschreven, met mechanisch gehanteerde symboliek. Reve maakte een veel opgewekter en gezonder indruk dan begin '79. Toen leken zijn ogen groen - ik had er een eed op durven doen - nu waren ze grijs. Hij sprak nog steeds onafgebroken (voornamelijk over het huis in Harwich, vlak bij Parkerton Quay, dat hij net had ge- | |||||||||||||||||||
[pagina 15]
| |||||||||||||||||||
kocht - omdat hij (1) er vijfentwintig jaar niets aan zou hoeven doen, (2) het vlak bij Holland ligt - overigens niet zo dicht als Holland zelf, maar daar zou hij uit zichzelf niet opkomen - en (3) als je met de nachtboot reist, kost het je geen reistijd!) - goed geïnformeerd, met veel details en voor alle onzin die hij spuit blijkt hij uiteindelijk toch heel verstandige reden te hebben. Je kunt met hem alleen over feiten praten. Hij is zeer vriendelijk en plooibaar, gul en gastvrij. Hij heeft ons tweemaal getrakteerd op een etentje, we konden ongelimiteerd drinken, al zijn tijd was voor ons beschikbaar - alleen over kleine dingen wil hij wel eens rellen, zoals een niet goed schoongeschraapt kaaskorstje, e.d. Hij heeft ons zijn gebouwen laten zien waarover al alles in de HP is geschreven. Hij praat veel over jongens en over zijn werk en zijn huizen, minder over politiek, literatuur. | |||||||||||||||||||
26 september 1980Gelezen:
-
ironie is vaak een uiting van wantrouwen tegen de taal. | |||||||||||||||||||
[pagina 16]
| |||||||||||||||||||
-
als je schrijft, komt er van alles bij je boven dat je al vergeten dacht te zijn - dat brengt je van je stuk. | |||||||||||||||||||
10 oktober 1980Mijn roman Na anderhalf jaar heb ik de naam van mijn held, mijn naamloze held - hij heet Mandaat! en blijft dus naamloos, want ‘volmacht’ is geen naam, het is een bestaanswijze die we allemaal gemeen hebben. Het leven is een geschenk of een opdracht, hoe je 't bekijkt, en schept hoe dan ook verplichtingen. De katholieke zienswijze, die mij, tot mijn verbazing, nog steeds bezielt - en waarschijnlijk ook de meest gezonde is. Mandaat!
- | |||||||||||||||||||
8 december 1980Voortgang van mijn roman = naturalisme gaat onmerkbaar over in geprojecteerde wens, dan wordt er teruggeschakeld, middels de herhaling van een zinnetje dat de eerste overgang markeerde, b.v. ‘hij geeft meneer Dievoort een hand’, naturalisme, dat weer overgaat in fantasie. Het eind van het boek lijkt fantasie, maar er wordt niet meer teruggeschakeld. De hemel ‘gaat als een boekrol open’. | |||||||||||||||||||
12 december 1980Een goede schrijver moet zo nu en dan een woord als ‘onbeschrijfelijk’, ‘onuitsprekelijk’ kunnen laten vallen - en elders natuurlijk weldegelijk laten merken dat hij kan uitspreken en beschrijven, maar een schrijver die geen ervaringen kent waar geen woorden voor zijn zou ik niet vertrouwen.
Misverstand rond de roman in Nederland. Onze voornaamste schrijvers, Hermans en Mulisch, wensen eerder cultuurfilosofen dan romanschrijvers te zijn. De roman is in Nederlandse ogen geen intel- | |||||||||||||||||||
[pagina 17]
| |||||||||||||||||||
lectuele discipline, als bijv. de filosofie; een schrijver dient daarom niet in de eerste plaats een verbeeldingskunstenaar te zijn, hij moet ook uitspraken over de wereld doen. Die funktie is des te belangrijker, omdat er verder haast niemand is die zulke uitspraken doet. Wij hebben geen intellectuele traditie. Het zijn vrijwel alleen literatoren die door het hele ontwikkelde deel der natie worden gelezen; daarbuiten zijn er geen essayisten, geen wetenschapslieden die een openbare discussie voeren. Ook een utilitaristische instelling speelt mee: voor kunst koop je niets, met ideeën kun je de wereld veranderen. | |||||||||||||||||||
31 januari 1981Ik ben nu dertig, al drie-en-een-halve week. Er zijn nogal wat dagen dat ik moe ben van het rammen tegen denkbeeldige poorten, maar mijn boek, Mandaat, vordert. Als het af is, moet er van alles gaan veranderen. Mijn baan loopt af - moet ik weer voortijds de verveling in? Weer een half baantje nemen dat me de keel gaat uithangen? Er zal zich net als steeds in het verleden, wel weer wat voordoen. Langzamerhand krijg ik meer en meer het gevoel dat mijn beslissingen wat definitiever moeten zijn dan in het verleden. Ik doe alles half. Ik schrijf half, ik werk half. [...] Ik maak mezelf elke passie onmogelijk en schep zo de illusie dat ik mezelf elke passie onmogelijk maak. Ik leid een ingekapseld bestaan en ben bang voor ziekte en dood omdat ik nog steeds niet geleefd heb. Misschien gaat Amerika door. Kan ik me welbewust een jaar in de ellende storten. Dat doet een mens goed. Ik ben dus op hetzelfde punt als op mijn tweeëntwintigste. | |||||||||||||||||||
4 december 1981 Minneapolis (het wordt tijd om weer eens een datum te geven)Driehoeksverhouding. Homosexuele broer en zuster met gerontofiele neigingen. Hij is verliefd op iemand die hij niet krijgen kan en in een huwelijk manoeuvreert met zijn zus, die graag van dat iemand wil houden, maar het niet kan, ze slachtoffert zich liever aan mannen van boven de 50. Op de achtergrond de vader, een vrek. Het | |||||||||||||||||||
[pagina 18]
| |||||||||||||||||||
verhaal gaat over de vernietiging van de derde, de echtgenoot en de oorzaak is incest, nooit geconsummeerd, altijd gesublimeerd. Het verhaal kan zich afspelen in een stad (Napels) of op een zinderend eiland (Cozumel). | |||||||||||||||||||
20 augustus 1982Gisteren Revisordag bij Anton Haakman in Barsingerhorn. Een klein, nogal wrakkig hutje achter een dijk, tien jaar geleden gekocht voor 20 mille. Na zijn scheiding heeft hij er een hypotheek van een ton op moeten nemen. Achter het huis een trompe d'oeil woud - een lange, steeds smaller toelopende strook land, bestaand uit een pad met aan weerszijden een rij bomen en wat struiken. Kennisgemaakt met Piet Meeuse en Maarten van Buuren. Piet: een lange, zwarte Rotterdammer (Zeeuw?) met hoekig accent en helder verstand. Heeft Nederlands gestudeerd, gereisd op het Amerikaanse continent, studeert nu filosofie. Maarten is een moderne gladjakker, draait artikelen af als een stencilmachine. Doceert alw - niet origineel, wel ijverig - wil graag aardig gevonden worden. De hele dag literair-persoonlijk gesproken. Dirk was wat vervuld, Jan geanimeerd en conservatief als gewoonlijk, Anton ‘fantastisch’. Zijn dochtertje, Floor, 8, woont bij hem. Maakt een pot-au-feu met spaghetti en veldsla - lekker gegeten en gedronken (rode bessenmix, onbespoten). Het gevoel dat De Revisor een aflopende zaak is werd, ondanks alle gezelligheid, bevestigd. De tegenstellingen tussen bijv. Jan en Dirk zijn wel erg extreem en bovendien heeft niemand werkelijk bijzondere interesses - Anton misschien uitgezonderd, maar hij is geen kunstenaar. Dan zijn er generatieverschillen: de invloed van Sartre, die bijna iedereen ondergaan heeft, ontbreekt bij mij; mijn James-obsessie is de anderen weer wereldvreemd. Schrijven: door middel van de taal en verhaalconventies achterhalen wat er ‘toen en toen’ werkelijk gebeurd is. Leuk gesprek over astrologie versus psychoanalyse. Beide zijn modellen, uiteindelijk even onwetenschappelijk, die je gebruikt om over de persoonlijkheid na te denken. | |||||||||||||||||||
[pagina 19]
| |||||||||||||||||||
29 augustus 1982N.a.v. een gesprek met Jan over mijn verhaal ‘Stad & Land’, dat vanuit een vrouw geschreven is - het verdwijnen van vrouwen uit de romanliteratuur. Dat is rond de 1ste W.O. De grootste 19e-eeuwse romans hebben een vrouw als hoofdpersoon: Anna Karenina, Madame Bovary, The Portrait of a Lady, Eline Vere. Na W.O. I schrijven mannen niet meer over vrouwen. Invloed van Freud in de ontromantisering van de vrouw? Invloed v.d. industriële revolutie en de veranderde rol van de vrouw? Invloed van het feminisme? Of misschien is het feminisme juist weer een gevolg van diezelfde invloeden die de roman hebben veranderd? | |||||||||||||||||||
30 juni 1983Gisteren mijn laatste Revisor-vergadering, meteen de meest onthutsende van alle vergaderingen die ik de afgelopen vijf jaar heb meegemaakt. Toen mijn verhaal ‘Buitenlandse dienst’ volgens de agenda besproken moest worden, kwam er geen enkele opmerking en na de mededeling dat het reeds gezet was ging men over tot het volgende agendapunt. Ik viel zowat van mijn stoel van ontsteltenis, maar omdat het de laatste vergadering was heb ik me maar verbeten. Zo'n gebrek aan collegialiteit! En dat bij een gezelschap dat de rechter wil spelen in de Nederlandse literatuur. Dat afscheidsetentje gaat wat mij betreft niet door. Wat een redaktie! De allesvretende literatuurwetenschapper Maarten van Buuren; de liefhebbende student Piet Meeuse, een beste kerel hoor, maar geen kunstenaar; de immer afwezige journalist Hans Keller; Barber van de Pol, die mooi kan vertalen, maar verder ook niet; Dirk Kooiman de schrijver die nooit iets heeft om over te schrijven; het vriendelijke oude vrouwtje Anton Haakman; de enige schrijver in het gezelschap, Nicolaas Matsier, is altijd verhinderd. Niemand staat ergens voor, iedereen zit daar een mythe in stand te houden en een pluim op zijn eigen hoed te steken. De Revisor! De dode zielen. Een verhaal waar ik, hoe men er ook over mag denken, mijn ziel en zaligheid in heb gestoken, wordt afgedaan als een pond kaas. | |||||||||||||||||||
[pagina 20]
| |||||||||||||||||||
Verder nog iets?
Die roep om een programma, om een Revisor-gedicht, is een symptoom van de dood van deze zielen. Programma's en stromingen zijn een uitvinding van de literatuurgeschiedenis. Welke kunstenaar van vóór de late negentiende eeuw trad de wereld tegemoet met een literair programma? Had Vondel er een, Shakespeare, Sterne? Men zette zich af tegen voorgangers, om vrijheid te scheppen waarin de eigen kunst gedijen kon, d.w.z. om volstrekt praktische redenen die met het hier en nu te maken hadden, maar men zag zichzelf niet als historisch fenomeen, men zette zichzelf niet bij voordat men echt gestorven was. Een gezicht heb je alleen voor anderen. Je eigen gezicht is het enige gezicht dat je zelf nooit zult zien. Een programma is een masker, een publiciteitsstunt (cf. alle stromingen die Ezra Pound heeft ontketend) - je speelt zgn. voor handlangers van de journalistiek en de lit. wetenschap, maar o wee als je er zelf in gaat geloven. | |||||||||||||||||||
12 mei 1984Beschrijvingen. Natuurbeschrijvingen hebben iets overbodigs, omdat ze verwijzen naar iets algemeens en alleen werken wanneer je het beschrevene herkent. Ze zijn een omweg voor een plaatje, dat zelf niets anders doet dan even de plaats innemen van het eigenlijke. Alleen beschrijvingen van iets bijzonders, een onherhaalbaar mens of menselijk gebaar, zijn legitiem. | |||||||||||||||||||
10 november 1984Sprezzatura in Castiglione's Il Cortegiano: Schijnbare nonchalance. Moeilijke handelingen, zoals dansen, schilderen, schrijven, die jarenlange toewijding vereisen, moeten verplicht worden alsof ze geen inspanning kosten, alsof ze tot een aloude natuur geworden zijn. Dit is een zeer Italiaans ideaal en ik heb de indruk dat Oek de Jong erdoor aangedaan is, blijkens bijvoorbeeld zijn ‘Waarschuwing aan de lezer’ in zijn pasverschenen Bulkboek, een reeks taferelen die al- | |||||||||||||||||||
[pagina 21]
| |||||||||||||||||||
lemaal draaien om een ideaal van trefzekerheid, sierlijkheid en gemak. Een staat die een synthese is van kunst en natuur, of liever: waarin de kunst zo goed beheerst wordt dat ze niet meer van natuur te onderscheiden is. | |||||||||||||||||||
15 april 1986Mijn boek, Mystiek lichaam, is af en wordt momenteel gedrukt. Nog een paar weken, en het ligt in de boekhandel. Dit zijn voor mij de mooiste dagen in het leven van een boek. Het manuscript ligt in de kast en is ongeldig geworden - het is immers al gedrukt. Maar het boek is er nog niet en de tekst is er momenteel een die ik niet kan opslaan, die ik 's nachts kan dromen. En die gedroomde tekst, harde werkelijk geschreven zinnen maar rokerig en pastel van onnauwkeurig herinneren, is de mooiste die ik ooit geschreven heb - misschien is mijn herinnering wél nauwkeurig, alleen heeft de tekst niet het onherroepelijke van zwart op wit, ze zou, als het moet, nog alle kanten op kunnen. | |||||||||||||||||||
30 mei 1986De bloeddorst van onze weldenkende opiniemakers is ongelooflijk. Eerst de Volkskrant - Willem Kuipers, Martin Ruyter, Aad Nuis, Piet Grijs, toen Carel Peeters, een onbekende briefschrijver (ook in VN), Beatrijs Rjtsema in nrc/h - en nu ben ik Koot en Bie nog vergeten. Zonder te weten waar ze het over hebben hollen ze achter elkaar aan en stellen ‘principiële kwesties’ - altijd een manier om het niet over het geval zelf te hoeven hebben. Wanneer je je verdedigt, zoals ik in een interview met vn heb gedaan, wordt dat opgevat als een teken van zwakte. Wie een rein geweten heeft verdedigt zich toch niet? Het geweten van je beschuldigers is altijd zo rein als een formica tafel. Ik heb kennelijk een aantal kwesties aangeroerd waaraan mensen liever niet herinnerd worden. Wanneer je religie ziet als iets levends - iets dat de levens van alle mensen doordringt en niet zomaar een liefhebberij is van een paar zotten - dan krijgen de verlichte geesten die in de kranten schrijven ontzettend veel kriebels. Blijf van mijn lijf! | |||||||||||||||||||
[pagina 22]
| |||||||||||||||||||
3 juni 1986Het gemoed zoekt evenwicht. Het mijne is een paar weken in hevige beroering geweest en komt nu tot bedaren. Maar is het huidige evenwicht hetzelfde als dat van voorheen? Er is minder vertrouwen in de wereld waarop het kan steunen en mogelijkerwijs is het wat wankel geworden.
-
's Mensen drijfveren zijn ten diepste religieus. Religie, in de uiterlijke zin des woords, is een taal voor die drijfveren, zodat ze bespreekbaar, beheersbaar worden en zinnig gemaakt kunnen worden. Sommige talen zijn hoger ontwikkeld dan andere en het voordeel van het christendom is, behalve dat het van oudsher onze taal is geweest, dat het een hoge graad van ontwikkeling bezit. Maar er zijn een paar problemen met het christelijke discours. Het is ontsext geraakt. (Waarom dat zo is moet ik nog eens uitzoeken.) En het is verstard in dogmatiek en politieke stellingnamen. Daarom is het nu nodig om terug te gaan naar de bronnen en de religie haar oorspronkelijke volheid terug te geven, zodat we weer begrijpelijk worden voor onszelf.
-
De bezwaren van Carel Peeters tegen mijn boek: wat gepulk en getrek en geknabbel, hij weet er geen samenhangende andere visie tegenover te zetten. Dat is het probleem met de hele kritiek momenteel. Ze wordt niet vanuit een visie geschreven en biedt daarom geen tegenspel, je hebt er niets aan behalve de last van stemmingmakerij en kinnesinne. |
|