De Revisor. Jaargang 18
(1991)– [tijdschrift] Revisor, De– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 41]
| |
Gerard Raat
| |
[pagina 42]
| |
senten, als een troep honden door die bokking van het spoor gebracht. Er kon geen bespreking verschijnen of het schandalige woord prijkte breeduit in de kop, weliswaar voorzien van vraag- een aanhalingstekens, naar de mores van de roddelpers, maar desalniettemin.Ga naar eindnoot5 Wat beweert Nuis eigenlijk in de recensie die zo'n alarmerende kop meekreeg? Meer dan een derde gaat op aan een sociologisch getinte inleiding over auteurs uit Zuid-Nederland (overigens wordt alleen Marja Brouwers met name genoemd) die hun roomse afkomst in hun werk niet verloochenen. Volgens Nuis voegt Kellendonk zich met zijn nieuwe boek bij deze groep. De uitvoerige inleiding heeft geen consequenties voor het vervolg van de recensie. Nuis stelt bijv. niet de voor de hand liggende vraag hoe het katholieke erfgoed in Mystiek lichaam is verwerkt. Hij prijst Kellendonk als een ‘gevoelig stilist’ en een ‘scherp opmerker’, maar neutraliseert deze lof met de bewering ‘dat de ideeënwereld die in deze fraai geconstrueerde geschiedenis verbeeld wordt, opvallend rijk is aan weerzinwekkende onzin’.Ga naar eindnoot6 Na een resumé van de roman te hebben gegeven, omschrijft Nuis ‘de diepere zin’ ervan. Het komt erop neer dat de ‘geschiedenis van het vlees’, hoe banaal ook, het enige is dat het menselijk leven inbedt in een zinvol geheel - het mystieke lichaam van de titel. In die geschiedenis heerst de Vrouw, althans de barende vrouw. Mannen hebben er een beperkte, dienende functie in. Al het andere, kunst, wetenschap, geld, zijn mannelijke surrogaten, parodieën op het enig ware leven. Wie de geschiedenis des vlezes ontkent, homoseksuelen, feministen, bij implicatie alle kinderlozen (alleen voor priesters wordt ergens terloops een uitzondering gemaakt), is ten dode opgeschreven. De criticus van de Volkskrant voegt hieraan toe dat deze opvatting weliswaar geïroniseerd wordt, ‘maar door alle lagen van parodie en doen-alsof heen blijft een genadeloze kern van onverdraagzaamheid voelbaar’. Door het gebruik van een vage term als ‘voelbaar’ is deze bewering voor bevestiging noch bestrijding vatbaar. Ook het volgende oordeel blijft in de lucht hangen: Er staan geborneerde opmerkingen in, over homoseksualiteit vooral, die niet gerechtvaardigd worden door het feit dat ze in de mond van een homo worden gelegd. Nog minder te rechtvaardigen is het waas van dubbel en driedubbel geïroniseerd, maar onmiskenbaar antisemitisme dat over bepaalde passages hangt. Elk spoor van argumentatie ontbreekt. Ik behoef niet te zeggen dat er antisemitische uitlatingen voorkomen in Mystiek lichaam, maar het gaat om hun functie binnen een literaire structuur. De ironie, waarvan Nuis met enige tegenzin melding lijkt te maken, is daarbij van eminent belang. Zij ontzenuwt bijv. een onappetijtelijke mededeling als de volgende: ‘De Geschiedenis had haar buik vol van joden.’Ga naar eindnoot7 De jodenhaat waarvan de gepersonifieerde geschiedenis blijk geeft - en waarvan Van den Bergh heeft opgemerkt dat zij tot uitdrukking komt in het historische lot van de jodenGa naar eindnoot8 - wordt bespottelijk doordat de vrouw (Magda) die in Mystiek lichaam de geschiedenis representeert zwanger is van (‘haar buik vol heeft van’) een jood.Ga naar eindnoot9 Nuis laat de ironie van Kellendonk voor wat zij is en stelt de auteur via een omweg aansprakelijk voor het antisemitisme in de roman. Hij haalt daartoe een uitspraak van Kellendonk aan uit het interview van 9 mei 1986: De luie suggestie dat er zoiets als een multiculturele samenleving zou kunnen bestaan is even gevaarlijk als een eng nationalisme. Alsof mensen niet voor een groot deel hun identiteit ontlenen aan de cultuur die hen omringt. Dat soort domheid, dat soort goedbedoelde achterlijkheid - daar maak ik me nu zorgen om. Een straat waar men op de ene hoek een katholieke kerk probeert te handhaven, op de andere een moskee en nog een hindoetempeltje ergens in het midden, is een straat waar binnen de kortste keren helemaal geen godsdienst en helemaal geen gemeenschap meer zullen zijn. Ik citeer rechtstreeks uit het interview, omdat Nuis de niet onbelangrijke tweede zin zonder nadere aanduiding heeft weggelaten. Commentaar van Nuis op de aldus bekorte passage: Moskee en tempeltje dus maar dicht, is de implicatie. Dezelfde geest spreekt uit Kellendonks boek. Alternatieve implicaties zijn dat moskee en kerk of kerk en tempeltje hun deuren sluiten. In een hand- | |
[pagina 43]
| |
omdraai wordt vervolgens verband gelegd met Mystiek lichaam. Zo ontstaat de figuur dat Frans Kellendonk de antisemitische uitlatingen in de roman worden aangerekend, omdat hij in een interview, waarin geen enkele antisemitische uiting voorkomt, het standpunt inneemt dat een multiculturele samenleving onmogelijk is. Bijna tegelijk met Nuis geeft de criticus van Vrij Nederland zijn oordeel: ‘Wrang hooglied op de wieg van de geschiedenis’.Ga naar eindnoot10 Zoals uit deze kop blijkt, is Carel Peeters van mening dat Kellendonk morrelt ‘aan de conjunctuur in de liefde van het tweede deel van de twintigste eeuw waarin de niet-produktieve liefde geïdealiseerd dreigt te worden.’ Over deze visie valt misschien te twisten, maar belangrijker in het onderhavige geval is dat Peeters nagenoeg geen bezwaren laat horen tegen de ideeën die in de roman worden geuit, al meldt hij wel dat er ‘krasse dingen’ worden gezegd. Niet zonder wijdlopigheid zet hij het ideeëncomplex van de roman uiteen, om abrupt te eindigen met de volgende alinea. Dat Mystiek lichaam een briljant geschreven en gecomponeerde roman is wil niet zeggen dat ik het nadrukkelijke beroep op de metafysica van de Bijbel zo toejuich. Het lijkt op een krampachtige poging afstand te nemen van een boek waaraan hij zich gewonnen heeft moeten geven. Later zou Peeters verklaren: Mijn eerste artikel eindigde nogal abrupt met een algemene bedenking die in het artikel zelf was voorbewerkt. De bedoeling was een tweede stuk te schrijven waarin die bedenkingen uitvoeriger aan de orde zouden komen.’Ga naar eindnoot11 Merkwaardig dat het artikel met de bedenking(en) niet terstond werd aangekondigd en twee weken op zich zou laten wachten. Als het tweede stuk in Vrij Nederlands ‘Boekenbijlage’ van 31 mei 1986 verschijnt, hebben zich intussen enkele nieuwe ontwikkelingen in de zaak Mystiek lichaam voorgedaan. Op 20 mei hebben Van Kooten en De Bie de lezingenreeks ‘De Brandende Kwestie’ afgesloten met een voordracht die een recordpoging behelsde: zij probeerden in de hun toegemeten tijd zoveel mogelijk brandende kwesties aan te roeren. Eén daarvan was het (vermeende) antisemitisme in Mystiek lichaam. Geïnterviewd door de VPRO-radio heeft Kellendonk de beschuldiging van Nuis van de hand gewezen. Het tweede artikel van Peeters fungeert mede als naschrift bij een ingezonden brief, ook afgedrukt in Vrij Nederland van 31 mei, van een lezer uit Hengelo. Deze man erkent Mystiek lichaam niet gelezen te hebben, maar vindt op basis van Peeters' eerste bespreking dat de criticus stelling moet nemen tegen bepaalde denkbeelden in de roman. Het boek van Kellendonk waarin produktieve liefde (seks) wordt opgehemeld en waarin niet produktieve liefde met dood wordt geassocieerd, draagt mijns inziens niet bij tot de vorming van een maatschappij waaraan ieder zonder vernederd te worden, kan deelnemen. Het verschijnen van zo'n boek kan VN natuurlijk niet verweten worden, maar de naïeve opstelling van Carel Peeters wel. De moreel verontruste lezer wordt op zijn wenken bediend via een beschouwing waartoe Peeters naar eigen zeggen ook werd gestimuleerd door het interview van 9 mei. Dat tweede stuk ging er scherper uitzien door de lectuur van het interview van H.M. van den Brink in NRC Handelsblad van 9 mei, dat ik las na het schrijven van het eerste stuk. Dat interview verstoorde de balans die Kellendonk tussen de karakters en de opinies in de roman aanbrengt. Die balans wordt echter niet consequent volgehouden, zodat de zaken er soms schril uit gaan zien als het om homoseksuelen en joden gaat.Ga naar eindnoot12 Een interview dat de balans in een roman verstoort, een balans die er bij nader inzien niet blijkt te zijn. ‘Briljante achterlijkheid’ heet het tweede artikel dat Peeters over Mystiek lichaam schrijft. Paul Aalbers, die later een aantal recensies van Mystiek lichaam op de weegschaal legde, bestempelde de tweede bespreking van Peeters als een ‘inhaalmanoeuvre in trendgevoelige verontwaardiging’.Ga naar eindnoot13 Onbegrijpelijk is deze kwalificatie niet, gelet op de veroordeling die deze criticus nu ineens over de roman van Kellendonk uitspreekt. De aanval op het ‘jodendom’, gecombineerd met de Bijbelse verheerlijking van de vrouw en met de zelfkastijding van de homoseksueel Leendert, maakt de moraal van Mystiek lichaam conservatief, op het querulante af. Anders dan in zijn eerste stuk over Mystiek lichaam | |
[pagina 44]
| |
wordt ‘de moraal’ zeer gereduceerd weergegeven, met veronachtzaming van alle ironische accenten. Aan het eind van het artikel keert Peeters zich tegen de opinies van Kellendonk, verwoord in het vraaggesprek van 9 mei 1986. Zij bevestigen volgens eerstgenoemde de conservatieve strekking van de roman. Net als Nuis zoekt Peeters steun bij een interview om ideeën in een literair werk te kunnen verwerpen. In een beschouwing over de controverse rond Mystiek lichaam telde Hans van den Bergh in de zomer van 1986 32 recensies van de roman.Ga naar eindnoot14 Het heeft (gelukkig) geen zin al deze kritieken aan de orde te stellen, maar enkele reacties mogen niet worden verwaarloosd, zoals de bespreking van Rob Schouten in Trouw (22 mei 1986).Ga naar eindnoot15 Hij is geen onvoorwaardelijk bewonderaar van Kellendonk, die hij ‘verknipt à la Reve’ noemt, en karakteriseert Mystiek lichaam als ‘een averechtse ideeënroman die enkele culturele taboes naar boven haalt en onder genadeloos licht plaatst.’ Onder verwijzing naar de poly-interpretabele opzet van de roman maant Schouten tot terughouding bij het vellen van morele oordelen. Hij vindt ‘dat er eerst maar eens een langdurige diagnose van de inhoud moet plaatsvinden alvorens uit de wachtkamer naast de behandelzaal de morele oordelen binnen te roepen.’ De waarschuwing van Schouten is aan dovemansoren gericht. Het is opvallend, om geen ander woord te gebruiken, hoe vlot vele critici doorstoten naar wat zij als de moraal van de roman beschouwen. Hans Warren trekt in de Provinciale Zeeuwse Courant van 24 mei 1986 bijv. terstond van leer tegen de opvattingen die in Mystiek lichaam voorkomen, in het bijzonder die over de plaats van de homofiel in de samenleving.Ga naar eindnoot16 Door scrupules die verband houden met de literaire structuur wordt hij daarbij niet gehinderd, getuige zijn laatdunkende opmerking over het feit dat de roman op Paasmorgen (dit moet zijn: Paasmaandag) begint: ‘het zal wel diep symbolisch bedoeld zijn.’ Met ‘Een ongelovige gelovige’ (Haagse Post, 7 juni 1986) levert Jaap Goedegebuure meer dan een recensie.Ga naar eindnoot17 Hij behandelt ook de inmiddels ontstane kwestie. Goedegebuure distantieert zich van ‘een aantal ondoordachte en nodeloos provocerende uitspraken’ in het interview met H.M. van den Brink d.d. 9 mei. De problemen van Kellendonk met de kritiek herleidt Goedegebuure voor een belangrijk deel tot diens ironische schrijftrant. Nuis krijgt het verwijt te horen dat hij onvoldoende oog heeft gehad voor de groteske inslag van Mystiek lichaam, wat zich wreekt bij zijn waardering van het personage Bruno Pechman. De man, minnaar van de dochter en vader van haar kind, is alles wat je je bij de karikatuur van een jood kunt voorstellen: gesjochten, schlemiel, nebbisjmannetje. Rekwisieten afgestaan door Potasch en Perlemoer, rechten voorbehouden. In een ambiance waar alles schmiere, decor, kortom theater is, valt dit personage niet extra op. De Argusogen van Nuis zien dat echter anders: ‘Een als zeer onsympathiek afgeschilderde jood.’ Ook Offermans, die Mystiek lichaam pas op 23 juli recenseert, besteedt enige aandacht aan de commotie rond de roman.Ga naar eindnoot18 Zijn oordeel over het boek zelf is negatief: ‘Wat mij betreft is Mystiek lichaam al die opwinding helemaal niet waard (...).’ Hoewel Offermans de ‘levensbeschouwelijke voedingsbodem’ van de roman genuanceerder acht dan Kellendonks uitspraken in het beruchte interview van 9 mei, ontwaart hij in de roman toch een ‘bedenkelijke kern’. Deze bestaat niet uit de karikaturale voorstelling van de jood Pechman, door Offermans abusievelijk omgedoopt tot Pechstein, maar uit het oordeel over de homofiel, die overbodig zou zijn in de menselijke geschiedenis. Voor Offermans is volstrekt duidelijk hoe de strekking van Mystiek lichaam eruitziet, want hij kenschetst het boek als ‘een goed geoefend kerkkoor zonder dissonanten’. Een opmerkelijke opinie over een roman waarin bijna niets eenduidig is. Het zijn vooral de opvattingen over homoseksualiteit en het (vermeende) antisemitisme die de kritische gemoederen in beweging houden. Veel minder de anti-feministische stellingen, niet het ontluisterende beeld van de windhandel in moderne kunst en al helemaal niet de weinig rechtzinnige wijze waarop met het christelijk erfgoed wordt omgesprongen. Dit laatste wordt met enige spijt geconstateerd door Hans Werkman die in het Nederlands Dagblad van 8 november 1986 dan ook rept van selectieve verontwaardiging.Ga naar eindnoot19 Hij gispt de ontlening van symboliek aan de bijbel in een boek dat volgens hem met de Heilige Schrift niets uitstaande heeft. Werkman eindigt aldus: | |
[pagina 45]
| |
Ik heb er vrede mee dat men kibbelt over het wel of niet antisemitische en het wel of niet homohatelijke van Mystiek lichaam. Maar waarom zou men zich beperken tot de verontwaardigingen die in de mode zijn? In meer dan één opzicht levert Werkman een achterhoedegevecht, want inmiddels heeft de affaire Mystiek lichaam een nieuwe wending genomen. In de herfst van 1986 verschijnt Een Jaar Boek; overzicht van de Nederlandse literatuur 1985-86.Ga naar eindnoot20 Aad Nuis is één van de samenstellers van dit grotendeels uit herdrukte kritieken bestaande boekje. Hij tekent ook voor het ‘Jaaroverzicht’. Tot de opgenomen recensies behoort de bespreking van Nuis, zij het zonder het opschrift dat er in de Volkskrant boven stond. Bovendien is de kritiek aangevuld met citaten uit andere recensies van Mystiek lichaam en uit een interview met Kellendonk. In zijn ‘Jaaroverzicht’ besteedt Nuis een kleine twee bladzijden aan wat hij ‘Een affaire’ noemt. Hij stelt vast dat de kritiek niet eensgezind was ‘ten aanzien van de stelling dat er antisemitisme in het boek zat.’Ga naar eindnoot21 Een onzorgvuldige formulering, want niemand zal bestrijden dat Mystiek lichaam antisemitische uitlatingen bevat.Ga naar eindnoot22 Een andere zaak is of de roman als geheel of de auteur antisemitisme kan worden aangewreven. Hoe dan ook, Nuis memoreert dat de genoemde stelling het eerst werd verkondigd in zijn recensie en doet na een korte opsomming van enkele contraargumenten de volgende verrassende mededeling: ‘Omdat ik in mijn recensie de stelling nauwelijks had onderbouwd, wil ik er hier wat nader op ingaan.’Ga naar eindnoot23 Hier zegt de criticus van de Volkskrant met zoveel woorden dat hij Kellendonk nagenoeg zonder argumentatie antisemitisme in de schoenen schoof. Welke bewijzen brengt Nuis achteraf voor zijn stelling ter tafel? Ik zal hem volledig citeren. Maar mijn begrip houdt op als ik zie dat, terwijl de overige personages onaangenaam zijn op een persoonlijke manier, de beide joodse personages in hun onaangenaamheid geheel zijn opgetrokken uit de onpersoonlijke clichés die onder jodenhaters van de Middeleeuwen tot Der Stürmer in grote monotonie gangbaar zijn geweest. Dat geldt zowel voor de bruidegom (‘het harige beest Israël’) in het begin als, uitvoeriger, voor de kosmopolitische oplichter Bruno Pechman. Het geldt niet alleen voor het gescheld van de oude Gijselhart, maar in iets subtieler vorm ook voor de uitlatingen van diens zoon, en voor typeringen door de anonieme vertelinstantie. Natuurlijk, de ironie ligt er dik op, zoals overal in dit boek dat van ironie en tegenironie aan elkaar hangt, maar wie zo los omspringt met termen die met zoveel haat, dood en tranen beladen zijn, verdient mijns inziens ruimschoots de kwalificatie die ik bezigde in mijn recensie.Ga naar eindnoot24 Ik maak enkele kanttekeningen bij deze passage. Net als in zijn recensie springt in het oog dat Nuis zo makkelijk heenloopt over de ironische schrijftrant van Kellendonk, die van eminent belang is in diens literatuuropvatting. Hij erkent de aanwezigheid van de ironie, maar doet dit node en enigszins korzelig, waar hij spreekt van een ‘boek dat van ironie en tegenironie aan elkaar hangt’. Ik attendeer er verder op dat Kellendonk nu zonder voorbehoud van antisemitisme wordt beticht. Hij ‘verdient’ immers de kwalificatie die Nuis in zijn kritiek bezigde. Inhoudelijk is de argumentatie van Nuis niet bijster sterk. Als ‘de beide joodse personages in hun onaangenaamheid geheel zijn opgetrokken uit de onpersoonlijke clichés die onder jodenhaters van de Middeleeuwen tot Der Stürmer in grote monotonie gangbaar zijn geweest’, ligt het meer voor de hand aan te nemen dat Kellendonk deze clichés doelbewust literair heeft gebruikt om aan het antisemitisme te refereren dan te veronderstellen dat hij op deze onoorspronkelijke manier zijn eigen mening geeft.Ga naar eindnoot25 Mystiek lichaam is een samenstel van contrasterende, elkaar bevestigende of relativerende denkbeelden. Daaronder bevinden zich ook kwaadaardige clichés. Het is aantoonbaar onjuist dat ‘de overige personages onaangenaam zijn op een persoonlijke manier’. De ademloos en associatief pratende Prul beantwoordt bijv. aan het standaardbeeld van de impulsieve vrouw, die niet gehinderd door verstandelijke overwegingen verbaal voortdendert. De vier van aanhalingstekens voorziene woorden tussen haakjes (‘het harige beest Israël’) ogen als een citaat. Dit is echter niet het geval, zodat Frans Kellendonk door Nuis een kans voor open doel wordt | |
[pagina 46]
| |
geboden, die hij niet zal nalaten te verzilveren. Op 18 oktober 1986 houdt Kellendonk in Harlingen een lezing, ter gelegenheid van de uitreiking van de vijfde Anton Wachterprijs aan Wessel te Gussinklo. (Kellendonk ontving deze prijs zelf in 1977 voor Bouwval.) ‘Ons wilde Westen’ is de titel van de lezing, handelend over ‘literatuur en publieke opinie’, die op 24 oktober wordt gepubliceerd in NRC Handelsblad.Ga naar eindnoot26 In het voorlaatste gedeelte besteedt Kellendonk aandacht aan de inleiding van Nuis bij Een Jaar Boek.Ga naar eindnoot27 Hij beschuldigt het kamerlid Nuis ervan dat hij zijn kritiek in de Volkskrant ‘in verkiezingskoorts’ schreef. ‘Nuis vindt antisemitisme en racisme politiek geile onderwerpen.’ Volgens Kellendonk is Nuis te kwader trouw, wat zou blijken uit het valse citaat ‘het harige beest Israël’. Ik beloof vijfduizend gulden te storten op de rekening van Amnesty International als Nuis me de pagina en de regel van mijn boek kan noemen waar hij die zinsnede vandaan heeft. Maar als hij nog prijs stelt op de naam van literair kritikus, laat hem die vijfduizend gulden dan liever zelf storten. ‘Grimmig literair steekspel Harlingen’ meldt NRC Handelsblad op maandag 20 oktober 1986.Ga naar eindnoot28 Een uitdrukking die wel voorkomt in Mystiek lichaam is ‘de hond Israël’.Ga naar eindnoot29 Van antisemitisme is hierbij echter geen sprake. Het gaat veeleer om de jood als verstotene. Op 31 mei 1986 verklaarde Kellendonk in Vrij Nederland: Pechman wordt gezien als een hond, een verstotene. Maar tegelijkertijd is hij een sprookjesprins. Toen ik over hem schreef speelden er steeds een aantal regels uit het gedicht Prinzessin Sabbat van Heine door m'n hoofd. Dat gedicht is eigenlijk een sprookjesverhaal waarin de hond Israël trouwt met de prinses Sabbat, als teken van het verbond tussen God en zijn volk.Ga naar eindnoot30 Om misverstanden te vermijden, de aanhaling ‘de hond Israël’ heeft niet betrekking op Pechman, maar op een ander joods personage. Op de dag dat de lezing van Kellendonk in NRC Handelsblad verschijnt, reageert Nuis in de Volkskrant.Ga naar eindnoot31 Hij geeft onmiddellijk toe een fout te hebben gemaakt, maar is van mening dat het correcte citaat, ‘de hond Israël’, aan zijn betoog niets verandert. Niet ten onrechte gaf Van den Bergh hierop als commentaar: Dit is de strijdwijze van de aanhouder die hoopt te winnen door niets dan aanhouden.Ga naar eindnoot32 Enkele andere citaten die Nuis geeft om de beschuldiging van antisemitisme kracht bij te zetten, zijn allerminst overtuigend. Nuis lijkt trouwens terug te krabbelen. Wordt het antisemitisme in de recensie en in Een Jaar Boek, na enige omwegen, aan Kellendonk toegeschreven, nu worden auteur en roman daarvan nadrukkelijk gevrijwaard en valt Nuis terug op de constatering dat over bepaalde passages in de roman een waas van geïroniseerd antisemitisme hangt. Dit is een tamelijk onschuldige bewering: in tal van moreel indiscutabele teksten van dito auteurs zijn dergelijke passages aanwijsbaar. Een week later krijgt de zaak Mystiek lichaam een waardige afronding in de dagbladpers, als Frank Ligtvoet een kort artikel publiceert in de Volkskrant.Ga naar eindnoot33 Hij stelt vast dat Kellendonk in zijn geruchtmakende roman het moderne westerse bewustzijn analyseert, dat is gevormd door twintig eeuwen christelijke moraal. Kellendonk analyseert op briljante wijze. Maar zijn manier is er niet een van de wetenschap, de filosofie of de politiek, maar van de literatuur. Het te analyseren object wordt veruiterlijkt in beelden en personages. Het ware geloof wordt getransformeerd tot het geloof in het geld van vader Gijselhart, de christelijke opvattingen over het huwelijk en de voortplanting krijgen gestalte in twee absurde huwelijken, ideeën over homoseksualiteit worden verbeeld aan de hand van een artistiekerige nicht, en de christelijke denkbeelden over het jodendom worden gedemonstreerd in Pechman. Dat dat alles in sluiers van ironie moet gebeuren, zegt nogal wat over de actuele waarde van het christendom: in serieuze termen valt er blijkbaar niet meer over te praten. Jammer dat Ligtvoet Mystiek lichaam niet in de Volkskrant recenseerde. Kort hierna wordt in een literair tijdschrift een nieuwe aanval op Kellendonk uitgevoerd, zij het met een wat andere inzet. Aan de aflevering van november-december van Tirade draagt Carola Kloos een artikel bij, getiteld: ‘Kellendonk, denker, aangenaam’.Ga naar eindnoot34 Zij geeft af op het ‘knutselwerk’Ga naar eindnoot35 dat Kellen- | |
[pagina 47]
| |
donks roman zou zijn. Zij verwijt de schrijver dat hij ‘aan het construeren is geweest’ en dat zijn ‘godsgeloof kunstmatig is, een door het brein inelkaargeflanst product van ongeloof en godsverlangen (...)’.Ga naar eindnoot36 Vreemde bezwaren. Het protest tegen het geconstrueerde karakter van Mystiek lichaam stoelt op de onuitgesproken vooronderstelling dat het creatieve proces een vooral door emoties voortgestuwd evenement is. Nog afgezien van het feit dat doordachte constructie en gevoel elkaar allerminst behoeven uit te sluiten, is dit een gedateerde en naïeve opvatting. Ook aan godsgeloof mag niet te veel denkwerk te pas komen, stelt Kloos, en ook hier dringt de simpele vraag zich op: waarom eigenlijk niet? Kloos heeft een verklaring voor de cerebrale inslag van Mystiek lichaam: Kellendonk worstelt met het katholieke verbod op homoseksualiteit; hij voelt zich schuldig, maar heeft de emoties die hem kwelden niet onder woorden durven brengen. Er is geen ontkomen aan het bestaan van dit schuldgevoel. Hoezeer naar de achtergrond gedrongen ook, het gevoel schuldig te staan tegenover God moet de impuls zijn geweest waaruit de roman is voortgekomen.Ga naar eindnoot37 Via deze beproefde redenering is het niet moeilijk gelijk te krijgen: als iets niet manifest is, betekent dit niet dat het er niet is; het is alleen naar de achtergrond gedrongen. Onthullend in dit verband is de autosuggestie in de volgende formulering van Kloos: ‘het schuldgevoel dat hij, ook al dringt hij het weg, toch hebben moet.Ga naar eindnoot38 Ten overvloede merk ik nog op dat het in literair opzicht volstrekt irrelevant is met welke schuldgevoelens Kellendonk nu wel of niet behept was.
In een samenvatting van wat hij in de titel van zijn beschouwing als ‘De kwestie Kellendonk’ aanduidt, trekt Ton Anbeek een parallel met het tumult rond Bordewijk en zijn roman Bint (1934).Ga naar eindnoot39 Enkele critici waren van mening dat Bordewijk propaganda bedreef voor het in deze roman beschreven schoolsysteem, een gedachte die mede postvatte als gevolg van een interview. De werkelijkheid bleek veel minder simpel: Bordewijk distantieerde zich van de fascistoïde opvoedingsidealen in de school van directeur Bint en in neerlandistische vakbladen wordt tot op de dag van vandaag gediscussieerd over de strekking van Bint.Ga naar eindnoot40 Deze bekende casus in de Nederlandse literatuurgeschiedenis zou een aantal critici waakzaam hebben kunnen maken. Maar weliswaar wordt menigmaal lippendienst bewezen aan het principe dat een schrijver niet verantwoordelijk mag worden gesteld voor de opinies van zijn literaire creaturen, toch is het onthutsend met welk gemak Kellendonk nu en dan een verrassend snel uit zijn roman gedestilleerde moraal wordt aangewreven.Ga naar eindnoot41 Bij wijze van afronding bespreek ik enkele oorzaken voor deze gang van zaken. Het hoeft geen betoog dat de aard van de opvattingen die in Mystiek lichaam voorkomen, licht aanleiding geeft tot morele agitatie. Dit is een soort opwinding die blind maakt voor subtiliteiten en de literatuur naar de achtergrond verbant. Het was aan de kritiek geweest hierop te anticiperen en, in plaats van de auteur verantwoordelijk te stellen voor bepaalde ideeën in de roman, te demonstreren hoe zij precies literair tot uitdrukking worden gebracht. Anders gezegd: de primaire taak van de kritiek is niet de morele beoordeling van denkbeelden, maar de literaire beoordeling van literair vormgegeven denkbeelden. De scheiding die ik aanbreng, impliceert niet dat de criticus in een moreel indifferent domein werkt. Literatuur dankt haar effect op de lezer immers ook aan het gebruik dat zij maakt van al of niet omstreden opvattingen. Van de criticus mag echter worden verwacht dat hij vóór alles de aard van dit gebruik bekijkt en niet, zoals bijv. Nuis of Warren, onder veronachtzaming van de literaire inkleding het gewaad van de moraal-filosoof aanschiet. Men kan argwanend staan tegenover de merkwaardige wijze waarop Carel Peeters opereerde, in zijn voordeel moet worden opgemerkt dat hij, althans in eerste instantie, ook heeft geprobeerd Mystiek lichaam als literair werkstuk te behandelen. De reductie van Mystiek lichaam tot enkele prikkelende stellingen werd begunstigd door de bijsluiter in de vorm van het al vaak vermelde interview waarmee de roman de wereld in werd gestuurd. Bijna een jaar later, op 4 juni 1987, verklaarde Frans Kellendonk in een ander vraaggesprek: Je moet onderscheid maken tussen betogend en verhalend proza. Als ik een opvatting te verkondi- | |
[pagina 48]
| |
gen heb, dan schrijf ik wel een artikel of ik geef een interview, dan houd ik een betoog. Daar ben ik echt niet te verlegen voor. In een roman worden denkbeelden niet verkondigd, maar gedramatiseerd. Er wordt geen recept uitgeschreven, maar een conflict uitgebeeld. Dat conflict kan psychologisch van aard zijn en zich beperken tot het niveau van de personages, zoals in de meeste romans; het kan ook een conflict zijn tussen opvattingen en ideeën. Die personages en denkbeelden zijn in beide gevallen figuren die je niet uit hun dramatische context mag isoleren. Door hun plaats in het geheel krijgen ze hun relatieve gewicht. Ik stel me daarmee bepaald niet op een l'art pour l'art-standpunt, zoals me wel verweten is. Want de roman als geheel heeft wel degelijk een strekking waarop de schrijver mag worden aangesproken. Die strekking is de resultante van alle op elkaar inwerkende krachten in het drama van het boek. En is overigens weer iets anders dan de bedoeling van de schrijver, zoals hij die in voorwoorden of in vraaggesprekken te kennen heeft gegeven.Ga naar eindnoot42 Hier valt niets aan toe te voegen, of het moest de opmerking zijn dat het onbegrijpelijk is dat iemand die zulke scherpe grenslijnen weet te trekken zich niet heeft gerealiseerd dat de gelijktijdige verschijning van roman en interview een onoverzichtelijk grensverkeer, in de vorm van een vermenging van verhaal en betoog, in de hand zou werken. Desondanks gaat het niet aan Kellendonk zelf de schuld te geven van alle turbulentie. Wat zich rond Mystiek lichaam heeft afgespeeld, valt te herleiden, zoals veel literaire rellen, tot een botsing van literatuuropvattingen. Waarbij bepaalde recensenten, met name Aad Nuis, kan worden verweten dat zij Kellendonks inzichten betreffende literatuur niet of onvoldoende in hun beoordeling hebben verdisconteerd. Ik zal mijn mening toelichten. Uitgangspunt voor Frans Kellendonk is de overtuiging dat de werkelijkheid onkenbaar is, een stelling die hem in de nabijheid brengt van Willem Frederik Hermans en diens epistemologische nihilisme. Net als deze roemruchte voorganger acht Kellendonk het realisme slechts bruikbaar als literaire strategie. In zijn lezing ‘Idolen; over het tweede gebod’ (ruim twee maanden voor de publikatie van Mystiek lichaam afgedrukt in NRC Handelsblad; elke criticus kon op de hoogte zijn) poneert hij: Mijn bezwaar tegen het realisme is hetzelfde bezwaar als de joden hadden tegen ikonische afbeeldingen: de pretentie als zouden we weten waar we het over hebben kleineert het mysterie.Ga naar eindnoot43 Een poëticaal standpunt neemt hier de gedaante aan van een godsdienstig gebod. De vermenging van literatuur en religie, waarvan ook Geschilderd eten (1988) getuigt, herinnert sterk aan de poëtica van Gerard Reve. In Zelf schrijver worden (1986) decreteert hij: ‘Er is geen andere kunst dan religieuze kunst.’Ga naar eindnoot44 Om het mysterie (Mysterie volgens Reve), de werkelijkheid als fundamenteel onvatbaar fenomeen, is het begonnen. Daarbij doet zich de complicatie voor dat dit mysterie slechts te benaderen is via de voorstellingen, de beelden die ervan worden gemaakt. Het gevaar is echter dat deze voorstellingen worden verabsoluteerd en daardoor het zicht op het mysterie benemen. In een parallel met de christologie betoogt Kellendonk: Het mysterie is mens geworden in onze voorstellingen. Maar wat die ons openbaren is slechts de menselijke natuur van het mysterie, niet zijn volle wezen. (...) Daarom is representatieve kunst waardoor die beperking verdoezeld wordt uit den boze. Alleen kunst die eerlijk uitkomt voor haar kunstmatigheid is geoorloofd.Ga naar eindnoot45 Deze kunst, die Carola Kloos als knutselwerk zal brandmerken, neemt een ironische houding aan tegenover de werkelijkheid. Daarbij verstaat Kellendonk onder ironie: ‘We doen net alsof we weten waar we het over hebben, en we vergeten geen moment dat we maar doen alsof’. Mijn definitie van ironie luidt in twee woorden: oprecht veinzen.Ga naar eindnoot46 Literatuur moet volgens Kellendonk ‘nadrukkelijk onecht’ zijn.Ga naar eindnoot47 Vandaar ‘bedachte’ namen in Mystiek lichaam als Pechman en Gijselhart, vandaar de talrijke parodiërende verwijzingen naar de bijbel, die de lezer ervan doordringen dat de roman van taal is gemaakt,Ga naar eindnoot48 vandaar in het algemeen de groteske inslag die het boek vertoont. De lezer krijgt geen moment de kans weg te suffen in een comfortabel realisme. De opvattingen die Kellendonk huldigt over litera- | |
[pagina 49]
| |
tuur, hebben hun consequenties voor de ideeën die daarin hun plaats krijgen. Deze ideeën nemen niet de vorm aan van onwrikbare stelregels, maar staan permanent ter discussie. Zij worden met elkaar geconfronteerd en gaan soms onverwachte en choquerende verbindingen aan. De roman was voor Kellendonk een instrument, niet om een vertrouwde werkelijkheid vast te leggen, maar om een onbekende werkelijkheid te verkennen. In een voor het schrijverschap van Frans Kellendonk bijzonder verhelderend artikel heeft Kralt laten zien wat het verkenningsbeginsel impliceert voor de werkwijze van deze auteur.Ga naar eindnoot49 Het komt erop neer dat polaire begrippenparen (in Mystiek lichaam bijv. leven-kunst, leven-dood, aarde-hemel, vrouw-man) tegen elkaar worden uitgespeeld. These en anti-these worden stelselmatig op losse schroeven gezet, een onderneming die op stilistisch niveau haar beslag krijgt doordat een stem wordt afgewisseld met een tegenstem of door in het vage te laten wie binnen de roman voor een bepaalde opinie verantwoordelijk is.Ga naar eindnoot50 Ziehier een ruwe en onvolledige schets van de principes volgens welke Mystiek lichaam is geconstrueerd. Het zal duidelijk zijn dat deze roman schromelijk tekort wordt gedaan door wie er zonder veel consideratie met de literaire structuur enkele denkbeelden uit licht, aldus een verhaal transformerend tot een betoog. Aad Nuis, de voornaamste opponent van Frans Kellendonk, volgde deze handelwijze niet om electorale winst te boeken, zoals de getergde schrijver op één van zijn minder sterke momenten beweerde. Wat Nuis parten speelde, is de onwil of het onvermogen zich te verplaatsen in een andere dan de eigen literatuuropvatting. Nuis houdt van directe en duidelijke literatuur en geeft met deze voorkeur blijk van zijn vorming door Ter Braak en Gomperts.Ga naar eindnoot51 Op schrijvers als Kellendonk en Geerten Meijsing, die ‘bewust gekunsteld schrijven en daardoor maniëristisch aandoen’, heeft hij het niet begrepen, zoals hij laat uitkomen in zijn boek Een stem in je hoofd.Ga naar eindnoot52 Die stem uit de titel moet helder doorkomen, wat volgens Nuis niet het geval is bij de auteurs rond het tijdschrift De Revisor. Schrijvers als Nicolaas Matsier, Dirk Ayelt Kooiman en Frans Kellendonk daarentegen schrijven uitgesproken fraai en zorgvuldig, maar hun stemmen klinken in mijn innerlijk oor weifelend en verdoezeld.Ga naar eindnoot53 In zijn bespreking van Kellendonks debuut Bouwval waarschuwde Nuis al tegen auteurs die de neiging hebben ‘hun verhalen in elkaar te zetten zoals ze hebben geleerd andermans verhalen uit elkaar te halen, met veel betekenislagen en versluierde illusies’.Ga naar eindnoot54 Het gevaar dat deze auteurs bedreigt, is dat van de ‘rederijkerij - veel kunstigheid en weinig spontane kracht.’ Een criticus die vasthoudt aan deze opvattingen over literatuur, is niet de geschiktste recensent van een boek, geschreven door een auteur die poneerde: ‘De gekunstelde vormen zijn mij het liefst.’Ga naar eindnoot55 |
|