Over Sabine Vess
Sabine Vess, geboren in 1940 te Berlijn en sinds 1961 woonachtig in Nederland, is naast schrijfster op de eerste plaats een beeldend kunstenares voor wie de ontmoeting met het werk van de Poolse schrijver Bruno Schulz (1892-1942) van beslissende artistieke betekenis is geworden. Toen zij ruim tien jaar geleden zijn werk voor de eerste maal las, herkende ze zijn wereld onmiddellijk als de hare en wist dat ze zijn figuren kon en moest tekenen. Toch duurde het nog tot eind 1977 voor ze als in een roes 250 tekeningen naar zijn werk maakte; deze mondden uit in een omvangrijke serie etsen, waarvan er 140, gebaseerd op Schulz' eerste boek De Kaneelwinkels, in 1981 in Utrecht zijn geëxposeerd.
In de inleiding bij de tentoonstelling schrijft Sabine Vess, in woorden die naklinken in haar hierna volgende verhaal: ‘Ich habe Schulz' und meine Bewegungen zurückverfolgt. Ich kann sie fühlen, kann fühlen, wie sie abbröckeln... sterben. - Ob ich ihren Ursprung, ihr Entstehen fühlen kann? - Das weiss ich nicht. Ich komme in schmerzhafte Gebiete.’
Zou het Schulz zijn die haar niet alleen tot tal van etsen, maar ook tot een toenemend aantal prozateksten heeft aangezet? Een proza dat weliswaar met zijn korte, heldere zinnen zeer afwijkt van de barokke, doorgecomponeerde taal van Schulz, maar dat anderzijds in zijn nu eens surreële, dan weer hallucinerende sfeer grote verwantschap toont met een Slavische verbeeldingswereld.
Naar aanleiding van haar korte verhaal ‘Hij is van papier’ (evenals ‘Bedelaar in dode tijd’ in Hollands Maandblad gepubliceerd), schrijft zij: ‘Ich glaube, dass aus der Gruppe von Menschen, fabriziert aus diesem minderwertigen, schon verschlissenen, fadenscheinigen Material, das alles durchlässt, Künstler wie Schulz und Kafka und Ossip Mandelstamm hervorkommen. Sie wissen, wie verletzbar sie sind, treiben Geschehnisse voran - in ihren Gedanken, ihren Leibern -, entreissen ihnen trügerische Hüllen, treiben sie soweit, dass sie zerbröckeln, auseinanderfallen... sterben. Warnungen sprechen sie aus. Für sich selbst.’
Behalve met de hier genoemden voelt Sabine Vess affiniteit met Peter Weiss, net als zij een geboren Berlijner die als schilder is begonnen, en met de Poolse schrijver Marian Pankowski, wiens Matuga komt (1978) haar als het ware uit haar artistieke isolement verloste, omdat zij in hem iemand vond met wie zij van binnenuit over Schulz' werk kon communiceren. Dit leidde niet alleen tot de door haar gemaakte omslag van Pankowski's verhalenbundel Beukenootje (1979), maar ook tot de publikatie van enkele van haar tekeningen in het internationaal verschijnende blad ‘Polen’ en binnenkort een expositie van een deel van haar werk in Warschau. Dit werk gaat intussen gestaag voort, want ook Schulz' tweede boek, Sanatorium Clepsydra, wordt door Sabine Vess in etsen ‘vertaald’. Waarbij zich het merkwaardige feit voordoet dat ook Schulz zelf, tekenleraar van professie, tekeningen bij deze bundel heeft gemaakt. Maar zijn nogal conventionele, hoewel sfeervolle tekeningen (zie de uitgave van Meulenhoff) passen misschien wel minder bij zijn vaak bizarre werk dan de etsen van Sabine Vess, waarvan wij er hierbij een afdrukken.
Paul Beers
Ontwerp van Sabine Vess voor Pankowski's Beukenootje