Reijnsburchs angier-hoff
(1641)–Anoniem Reijnsburchs angier-hoff– Auteursrechtvrij
[Folio C2v]
| |
Op de Stemme: Hoe lieflijck hoort men hier nu quelen.I.
EEn lust, en vreught is het vergaren
Als het uyt rechte Liefd' gheschiet,
Ghelijck als wy hier vreughdich paren
Wt rechte Liefde soo-men siet,
't Roo-Roosken wijdt vermaert,
Van Schiedam oudt bejaert.
I I.
Met sulcke Liefd' wordt ghy ontfanghen
Ghelijck Pyramus, Thilbe dee,
Als die verlanghde, wy verlanghen
Na u alhier, in rust en vree;
Wt rechte Liefde bly,
V Wel-kom heeten wy.
I I I.
Godt gheeft dat Liefde meer mach groeyen
In rust en vreught nu rechte-voort,
En als den Ceder schoon hier bloeyen
By ons als Broeders toe-behoort;
Dat d'een d'ander bemint,
In 't endt, soo het begint.
I V.
Tot een vermaeck van alle menschen
Is Broederlijcke Liefde goet,
Tot een vermaeck na 'therten wenschen,
Want vrede hier wel leven doet;
Maer door tweedracht ontstaet
Een grooten brandt op-gaet.
V.
Nu, wel-kom hier uyt Liefd' eendrachtigh,
Die schrijven Aensiet de Jonckheyt,
By ons, daer men schrijft 't Woordt is krachtigh,
Wt Liefd' oprecht men u verbreyt;
Dus Welle-kom alhier
By ons Roode Angier.
't Komt uyt den Gheest. |
|