[1994/68]
Bij dit nummer
Zouden er nog veel mensen zijn die bij het horen van namen als Ajax en Heracles allereerst (of uitsluitend) aan Griekse helden denken? En zouden voetballiefhebbers zich in dat opzicht nog onderscheiden van de overigen? Beide vragen mogen gevoeglijk met ‘nee’ worden beantwoord. Vanaf de zeventiende eeuw is de cultuur van de klassieke oudheid van generatie op generatie doorgegeven, althans binnen een elite van onze bevolking, maar die tijd lijkt definitief voorbij. In het onderwijs is er steeds minder ruimte voor nutteloze vakken als Grieks, Latijn en (cultuur- en literatuurjgeschiedenis. Niet lang meer en het Vondelpark deelt het lot van Ajax: nog slechts een enkeling zal vage associaties hebben met onze grote zeventiende-eeuwse dichter.
Is dat erg? Wat moeten wij met onze klassieken? Leven ze nog of worden ze hier en daar alleen nog kunstmatig in leven gehouden?
Op die vragen zochten we een antwoord via een omweg: we nodigden een aantal schrijvers en critici uit een klassiek Nederlands boek naar keuze te bespreken. Daarbij hanteerden we het begrip ‘klassiek’ in zijn ruimste betekenis: klassiek zijn boeken die in een traditie staan die teruggaat tot in de klassieke oudheid; boeken die tot de canon van de Nederlandse literatuur behoren; boeken die in iemands privé-geschiedenis een bijzondere betekenis hebben. Ook wat de afbakening in de tijd betreft waren we niet kinderachtig: alles wat voor 1960 verschenen was, kwam in aanmerking.
Het resultaat van dat verzoek vult het grootste deel van dit nummer van Raster; voorafgegaan, onderbroken en afgesloten door een aantal opstellen dat de status van de ‘klassieken’ soms op een wat fundamenteler, soms op een wat algemener niveau aan de orde stelt. Daarbij gaat het om vragen als: Hebben wij, Nederlanders, wel voldoende respect voor ons eigen verleden en, in het bijzonder, voor onze oude literatuur? Is de situatie in het ons omringende buitenland significant anders? Waar is het eigenlijk goed voor klassieke boeken te lezen? Is dat in feite geen onbegonnen en daarom zinloos werk? Kan een belangwekkende klassieke traditie niet ook als ballast werken? Hoe zit het met de toegankelijkheid van ons klassieke erfdeel? Hoe denken uitgevers over de Nederlandse klassieken?