blond, wijsneuzig meisje met een walkman en veel te harde muziek, met een konijn, met giechelige vriendinnen en feestjes, met kauwgum en een spijkerjek en stiekum stripboeken lezen onder de dekens. En niet een wereldvreemd dichtertje (dat misschien wel zo nodig van haar moeder moet, want die schrijft ook, weet u).
Die schrijft wel, maar geen jeugdpoëzie. Zelfs niet op het herhaalde verzoek van mijn dochter. ‘Dat kan ik niet,’ heb ik steevast geantwoord. Jeugdpoëzie kun je alleen maar schrijven als je de taal zo goed hanteert dat je de moeilijkste van alle ervaringen eenvoudig kunt zeggen. Je eerste bewustwording van sekse en erotiek. De kleine kramp in je buik van je eerste ongesteldheid en de rare trots daarover, vooral toen je moeder zei: nu krijg je ook een bh, en van mij een echt goeie lippenstift.
Bloed dat van jezelf is en dat je zomaar weggooit. ‘Vroeger hadden we daar doekjes voor, die moest je wassen,’ zegt mijn moeder. ‘Dat was niet zo schoon als nu hoor.’ Zij zegt het in mijn hoofd. Zij ging dood voordat ik begreep wat je bent als je een vrouw bent. Voordat ik naakter was geweest dan in een gedicht. Op de foto's is zij maar weinig ouder dan ik nu ben.
‘Vertel eens over mijn oma,’ zegt Tinke. Ik kan erover vertellen. Maar ik kan er nog niet over schrijven.
De enige keer dat ik jeugdpoëzie heb geschreven is na een verhaal dat Remco Ekkers mij vertelde over vrijende jonge mensen in het fietsenhok. Dat herinnerde ik me terwijl het mijn verhaal niet was: ook bij ons op school was onderin een fietsenstalling. Als er een feest was, bovenin het gebouw, was het daar aardedonker. Daar ging je naar toe om te vrijen. Om je lippen kapot te kussen, om zijn handen onder je jas, onder je trui te voelen; om de eerste bewegingen te maken in de richting van wat je later gewoon zou weten, zou vragen.
Er is niets zo moeilijk als respect voor deze eerste bewegingen maken in taal. Het minste woord teveel maakt het ontdekken banaal, maakt neuken van verlangen. Daarom heb ik na 1985, toen deze gedichten ontstonden, nog steeds geen ander ‘jeugdwerk’ geschreven. Misschien kan ik het als ik heel oud ben. Als ik de taal eindelijk voldoende ken.
Noot: Mijn dochter heeft toestemming gegeven voor de publicatie van haar brief.