Princesse Liet-boec

[Isyphile en Iason] [vertaling]

BEdroefde tijdt // dien ick subyt²³⁶
Nu heb vernomen
Ick ben verblijdt / dat ghy ooc sijt
Sonder respijt // In u lant wijt²³⁷
Weder ghecomen /

236 tijdt: bericht; subyt: plotseling

237 respijt: oponthoud; wijt: uitgestrekt

[p. 16]

 

Maer weet dit lief // met eenen brief

 

Dien ick besief // dit doet my grief²³⁸

 

Een vreemt ghereet // doet my die weet.²³⁹

 

Dit is mijn smerten / u grooten eet ghy nu vergeet²⁴⁰

 

Dit is my leet // Ridder seer wreet

 

En vals van herten.

 

T is my verclaert // hoe ghy daer waert

 

In seer groot lijden:

 

Maer lief expaert // dit my beswaert²⁴¹

 

Dat nu vermaert // Medea tsaert²⁴²

 

U gaet verblijden /

 

Het my mishaecht // tmoet zijn ghewaecht²⁴³

 

Dat ghy daer laecht // had ick veriaecht²⁴⁴

 

U vol oneer // twaer mijn begheer

 

Sonder verlenghen:²⁴⁵

 

So soud ghy weer // gheen ander meer

 

In groot verseer // en lijden teer²⁴⁶

 

Gelijck my brenghen.

 

Ghy Jason dan // Waert mijnen man

 

Doen ghy gingt reysen /²⁴⁷

 

Maer nu sy van // des Draecks ghespan²⁴⁸

 

U helpen can // staet sy u an

 

Wat meucht ghy peysen?²⁴⁹

 

Het gulden vacht / hebt ghy ghebracht

 

Maer lieffde wracht / al dese kracht²⁵⁰

 

Door toovery / dit segh ick bly /

 

O valsche Vrouwe

 

Och comt by my / weet dat ick sy

 

U lieff seer bly / ic heb van dy / u eerste trouwe.

 

Prince playsant / haddy te hant / met Medea reene²⁵¹

 

Al in mijn lant / gecomen want

 

Seer onvaillant / segt het truwant²⁵²

 

Wat soudt ghy meene?²⁵³

 

Of ick seer quaet / met feller daet²⁵⁴

 

Seer opstinaet / haer hadt met haet²⁵⁵

 

Ghebracht ter doot / In lijden groot

 

Had ick gheen reden?

 

Ick seght noch bloot / O Godt minjoot²⁵⁶

 

Gheeft haer seer snoot / sulcke wederstoot²⁵⁷

 

T'werdt u ghebeden.

238 met eenen brief Dien ick besief: aan het begin van de brief van Hypsipyle bij Van Ghistele verwijt Hypsipyle dat Jason geen brief heeft geschreven; grief: pijn

239 ghereet: lees: gerucht

240 smerten: verdriet

241 expaert: beproefd

242 vermaert: berucht; tsaert: zwak

243 ghewaecht: gezegd

244 laecht: aangelegd heeft (nl. met schepen)

245 verlenghen: uitstel

246 verseer: verdriet

247 Doen: toen

248 des Draecks ghespan: Medea bezit een wagen, voortgetrokken door draken

249 peysen: denken

250 wracht: bracht tot stand

251 playsant: aangenaam; reene: onschuldig

252 onvaillant: laf; truwant: nietsnut

253 meene: denken

254 feller: wreed

255 opstinaet: woedend

256 bloot: openlijk; minjoot: eerbiedwaardig

257 snoot: op boosaardige wijze; wederstoot: legenslag

[p. 17]

Iason antwoort tot Hypsiphile: Op de stemme
Weest nu verblijdt / wie dat ghy zijt.

 

SChoon lieff seer soet / wat ghy doet

 

Door u bitterlijck schrijven /

 

U droevige groet / doet ick moet

 

Helaes mijn oogen wrijven /

 

Ic heb hier dach en nacht / veel vreucht verpacht²⁵⁸

 

Wat gaedy nu bedrijven?²⁵⁹

 

O Edelfleur der Wijven²⁶⁰

 

Kyven wilt doch niet /²⁶¹

 

Ghy zijt lieff en sult blijven

 

Die my helpt uyt verdriet.

 

Schoon lieff u hert / draecht my expert²⁶²

 

Jonste lieff uytvercoren /²⁶³

 

Maer het u smert / dat ick dus vert²⁶⁴

 

Met een ander gae oorboren /²⁶⁵

 

Niet dan alle vreucht / o Edel suyver Jeucht²⁶⁶

 

Ick bid wilt u niet storen²⁶⁷

 

Ich had moeten smoren²⁶⁸

 

Hooren / wilt mijn excuys /

 

Dus moet ick rasselijck sporen /²⁶⁹

 

Brengen haer met my thuys.

 

Haer niet verwijt / dat sy subijt²⁷⁰

 

Lieff al heeft bedreven /

 

Ick kent / ick lijt / sonder respijt²⁷¹

 

Dat sy om my heeft gegheven

 

Al haer lant minjoot / haer broeder ghedoot²⁷²

 

Heeft sy noch daerbeneven /²⁷³

 

Haer rijckdom boven schreven²⁷⁴

 

T'leven van mijn Oom²⁷⁵

 

Door my moest hy beseven²⁷⁶

 

Die doot met grooter schroom.²⁷⁷

 

Princesse jent / hier me een ent /²⁷⁸

 

Oorlof eel fleur der Vrouwen /²⁷⁹

 

Bidt God present / omnipotent /²⁸⁰

 

Dat hy u lost van rouwen²⁸¹

 

Stelt u wille slecht / in Gods wil oprecht²⁸²

 

Overschoonste Karssouwe²⁸³

 

Willet hem toe betrouwen.

258 verpacht: ervaren

259 bedrijven: doen

260 Edelfleur: edele bloem

261 Kyven: scheldend ruzie maken

262 draecht my: draagt mij toe; expert: beproefde

263 Jonste: welwillendheid

264 smert: spijt; vert: ver (weg)

265 oorboren: genieten

266 Jeucht: jeugdige, jeugdig persoon

267 bid: verzoek met klem

268 smoren: uitdoven (nl. zijn passie)

269 rasselijck: snel; sporen: opschieten

270 subijt: onmiddellijk

271 kent: geef toe; lijt: erken sonder respijt: onafgebroken

272 minjoot: geliefd

273 daerbeneven: bovendien

274 boven schreven: grenzeloos

275 Oom: Pelias, de oom van Jason

276 beseven: ondervinden

277 schroom: angst

278 jent: edel

279 oorlof: vaarwel; eel fleur: edele bloem

280 present: nu; omnipotent: almachtig

281 lost: verlost

282 slecht: op eenvoudige wijze

283 Overschoonste Karssouwe: zeer mooie madelief

[p. 18]

 

Uyt dit swaer benouwen / En dit pynlyc grief.²⁸⁴

284 grief: leed

235 Koningin Hypsipyle van het vrouweneiland Lemnos woont jarenlang gelukkig samen met de held Jason. Eerder had deze prins in zijn vaderland Thessalië de troon opgeëist maar was hij door zijn oom Pelias weggestuurd om een onmogelijke opdracht te vervullen: het veroveren van het Gulden Vlies. Tijdens zijn tocht met de Argonauten op weg naar ‘het gulden vacht’ is Jason echter voor lange tijd bij Hypsipyle aan land gegaan. Ze hebben samen zelfs kinderen gekregen. Aan de romance komt echter plotseling een einde als de Argonauten weer vertrekken. Hypsipyle en haar kinderen blijven achter, terwijl Jason om zijn doel te bereiken hulp krijgt van tovenares Medea, met wie hij een nieuwe romance begint. Ze zorgt er onder meer voor dat Pelias wordt vermoord door zijn eigen dochters. Wat koningin Hypsipyle van dit alles vindt, horen we in haar liedje.