Passionate. Jaargang 11
(2004)– [tijdschrift] Passionate– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 6]
| |||||
Andrea Hajek & Monica Jansen | |||||
Wat is pulp en wie zijn de kannibalen?Het fenomeen pulp is in de Verenigde Staten ontstaan, toen in de jaren dertig detective- en science-fictionverhalen erg in de mode raakten. Deze werden afgedrukt op goedkoop papier waarop de vlekjes van de pulp, een papachtige massa waarvan het papier gemaakt werd, nog zichtbaar waren. Vervolgens zou de term ook gebruikt worden om de lectuur zelf aan te duiden. Tegen het einde van de eeuw leeft de interesse in pulp weer op met de verschijning van Quentin Tarantino's spraakmakende film Pulp fiction uit 1994, een sterke parodie op dit genre. In diezelfde periode ontpopt zich in Italië een groep jonge schrijvers als de nieuwste literaire hype, de zogenaamde giovani cannibali, oftewel de ‘jonge kannibalen’, vernoemd naar het populaire tijdschrift Cannibale van eind jaren zeventig. Deze schrijvers vinden hun inspiratie o.a. in films als Pulp fiction en boeken als American psycho, maar ook op televisie en op internet. In deze zin is pulp een typisch postmodern fenomeen: de grens tussen zogenaamd ‘hogere’ en ‘lagere’, populaire cultuur wordt overschreden. De bekendste ‘kannibalen’ zijn Aldo Nove, Isabella Santacroce, Niccolò Ammaniti en Tiziano Scarpa. Enkelen van hen werden in 1996 gelanceerd met de verschijning van de anthologie Gioventù cannibale (uitgeverij Einaudi), die uiteindelijk een bestseller zou worden. Hun boeken zijn makkelijk te | |||||
[pagina 7]
| |||||
herkennen aan de schreeuwerige kaften die vaak met kitscherige, popart-achtige afbeeldingen zijn versierd. Hun thema's zijn onder meer geweld, seks en het ontbreken van morele waarden. De taal die ze gebruiken is die van de jeugd, hun stijl afwijkend van de literaire traditie. Of dit het begin is van een nieuwe stroming in de Italiaanse literatuur valt voorlopig nog niet te zeggen, maar feit is dat deze schrijvers veel worden gelezen en naast de vele negatieve reacties ook al wat steun krijgen van enkele literaire critici. Onderhand hebben ze een plaats veroverd binnen de Italiaanse literatuurgeschiedenis. | |||||
Pulp in de Italiaanse traditieVoor het eerst sinds de jaren zestig kondigt zich met deze schrijvers een nieuwe literaire revolutie in Italië aan. De bundel Gioventù cannibale wordt namelijk voorafgegaan door een literair manifest van samensteller Daniele Brolli, waarin onder het vaandel ‘De sprookjes veranderen’ ten strijde wordt getrokken tegen een literatuur die bloed schuwt maar wel bepaalt wat goed en kwaad is. Wat als je te maken krijgt met het zinloze geweld van kinderen die vanaf viaducten stenen op auto's gooien of hun ouders vermoorden om het geld? Met welke maatstaf bepaal je dan waar het misgegaan is? Hier ligt volgens Brolli een taak voor de literatuur, namelijk om bloed en geweld zichtbaar te maken. Dit houdt ook in dat alles wordt gebruikt wat door de traditionele literatuur als laag en vulgair werd beschouwd: ‘studentengrappen, reclameslogans, popliedjes, consumptiegoederen... en dat alles aan elkaar geplakt met héél véél bloed’. Met een alles verslindende vraatzucht die de literatuur zelf opschrokt kan een literaire omwenteling worden voorbereid die uit de moralistische omheining van de cultuur breekt en zich een taal zonder compromissen eigen maakt, aldus Brolli. Niet alleen het strijdbare karakter van deze anti-conformistische literatuur, maar ook het feit dat hun uitgever de bundel in de door jonge auteurs zelf geredigeerde reeks Stile libero (naar het Engelse freestyle) lanceerde, duidt erop dat we te maken hebben met een nieuw fenomeen dat een aparte `plaats inneemt in de hedendaagse Italiaanse literatuur. Met name de directe en onbevooroordeelde relatie van de pulpschrijvers tot de massacultuur onderscheidt hen van hun voorgangers uit de jaren tachtig - de zogenaamde ‘vegetariërs’ - die nog een ironische afstand bewaarden tot de populaire cultuur. De kannibalen tonen zich echter pure omnivoren die werkelijk àlles opslokken en in hun werk inlijven. Er is dus sprake van een veranderde relatie tot een traditie die terug is te voeren tot eind jaren zeventig, in het bijzonder tot de twee cultfiguren Andrea Pazienza en Pier Vittorio Tondelli. De jong aan drugs overleden striptekenaar Pazienza kan wel als naamgever van de beweging beschouwd worden, aangezien hij een van de oprichters was van het provocerende stripblad Cannibale. Tondelli, die in 1991 eveneens op jonge leeftijd is overleden (aan aids), wordt sinds zijn debuut Altri libertini uit 1980 gezien als het boegbeeld van een nieuwe generatie ‘jonge wilden’. Tondelli biedt met het schrijfproject ‘Under | |||||
[pagina 8]
| |||||
Niccolò Ammaniti
25' ook aanstormend talent de mogelijkheid om zich uit te drukken in een eigen alledaagse taal die tot dan toe niet geaccepteerd werd door een volwassen en klassiek geschoolde elite. Tondelli's stoutste verwachtingen worden uiteindelijk verwezenlijkt en zelfs overtroffen wanneer begin jaren negentig de eerste generatie jonge schrijvers debuteert, waaronder Silvia Ballestra, Enrico Brizzi en Giuseppe Culicchia. Bij deze auteurs staat het creëren van een jongerenliteratuur met een eigen identiteit op thematisch en stilistisch niveau voorop. Dit is de eerste van drie fases waarin we de productie van een nieuwe literatuur vóór en dóór jongeren kunnen indelen. In 1996 breekt vervolgens met de verschijning van genoemde verhalenbundel Gioventù cannibale de bloeiperiode aan van de zogenaamde ‘kannibalen-literatuur’. In datzelfde jaar verschijnt overigens een aantal romans van jonge schrijvers die verwantschappen vertonen met de kannibalen, waaronder Destroy van Isabella Santacroce en Bastogne van Enrico Brizzi. In de verhalen uit Gioventù cannibale is vaak een komisch element aanwezig, maar de horror kan bij de lezer ook een schrikreactie of walging opwekken. De reacties van de Italiaanse critici zijn dan ook verdeeld: enerzijds juichen ze de vernieuwing van stijl, thema's en woordgebruik toe, anderzijds uiten zij hun bezorgdheid over de afwezigheid van enig kritisch commentaar op het buitensporige geweld dat gepresenteerd wordt. Daarnaast laten ook een aantal jonge auteurs zèlf een ander geluid horen, in de vorm van de bloemlezing Anticorpi. De samenstellers lijken zich af te willen zetten tegen het modeverschijnsel van de pulpliteratuur, en zo tekent zich een splitsing af tussen enerzijds een literatuur waarin bloed en geweld letterlijk de rode draad vormen, anderzijds een literatuur waarin bloed een signaal is voor verontrustende fenomenen, zoals bijvoorbeeld de vereenzaming van het individu dat geen aansluiting meer vindt bij de normen en waarden van de maatschappij. Vanaf 1998 is het fenomeen van de Italiaanse pulp niet duidelijk meer in kaart te brengen. De provocatie van de jonge kannibalen waaiert uit naar andere terreinen zoals dat van de detective en de thriller, die in Italië momenteel een ongekende bloei en populariteit beleven. Bovendien worden de schrijvers ouder en gaan ze meer volwassen romans schrijven. Een schrijver als Ammaniti, wiens verhalenbundel Fango uit 1996 nog perfect beantwoordde aan de kenmerken van pulp, schrijft in 2001 de bestseller Io non ho paura (Ik ben niet bang), waarin de aanraking van een kind met het kwaad een plaats krijgt in de vorming van het individu, en het geweld niet meer slechts een vorm | |||||
[pagina 9]
| |||||
van tegendraads vermaak voorstelt. Is Ammaniti bekeerd of heeft hij via pulp nieuwe wegen gevonden om moralistische vraagstukken onder de aandacht van de lezer te brengen? | |||||
De kenmerken van pulpliteratuurDe giovani cannibali zijn een uniek Italiaans verschijnsel, hoewel we de kenmerken van pulp ook in andere taalgebieden terugvinden, zoals in het werk van de Canadese schrijver Douglas Coupland, met name in Generation X, een boek over de generatie die in de jaren zestig is geboren. Deze mensen komen vaak uit gebroken gezinnen en hebben problemen met hun relaties. Opgegroeid zonder God staan ze er helemaal alleen voor. Religie heeft plaatsgemaakt voor de televisiehelden en de popgroepen die de jeugd van deze generatie hebben gekleurd. Dit maakt het werk van deze veelzijdige auteur overigens wel moeilijk toegankelijk voor latere generaties. Ook het werk van de Italiaanse generatie X is eerder gevormd door strips, televisieseries, films en consumptieliteratuur dan door klassiekers als Petrarca of Dante. Het feit dat er gerefereerd wordt naar deze andere ‘werelden’ is op zich niets nieuws: de generatie van Umberto Eco - de ‘vegetariërs’ - blonk uit in intertekstualiteit. Zij hield hoge en lage literatuur echter nog wel van elkaar gescheiden. De naam van de roos van Eco werd in de jaren tachtig bijvoorbeeld aangeduid met de ogenschijnlijk tegenstrijdige formule ‘bestseller van kwaliteit’: een boek dat op twee niveaus gelezen kan worden, enerzijds als intellectuele inspanning, anderzijds kan de lezer zich simpelweg kritiekloos vereenzelvigen met het verhaal. Dit onderscheid tussen ‘hoog’ en ‘laag’ valt in de boeken van de kannibalen niet meer te maken. Volgens Tiziano Scarpa, een van de woordvoerders van de nieuwe generatie, baseert de nationale identiteit van de Italianen zich niet meer op vader Dante, maar op een ‘luidruchtige familie van ooms, neven, zwagers en schoondochters: zangers, voetballers, komieken, presentatoren en actrices’. De gewelddadige en controversiële romans van Anthony Burgess en Bret Easton Ellis zijn eveneens goed met de Italiaanse pulpliteratuur te vergelijken, met name A clockwork orange (1962) van Burgess, dat over een groep jongeren gaat die zich al rovend en verkrachtend door het leven slaan. In Ellis' American psycho (1991) slacht een New Yorkse psychopaat zonder wroeging het ene na het andere slachtoffer af. Maar Pulp fiction, de bekende film van Quentin Tarantino, komt misschien nog wel het meest in de richting van de Italiaanse pulp. De spanning tussen de banale, komische discussies en de zeer gewelddadige en bloederige scènes die erop volgen, vinden | |||||
[pagina 10]
| |||||
we onmiskenbaar terug bij de kannibalen. Ook de Italiaanse pulp heeft de reputatie afstotelijk en shockerend te zijn: zo luidde de ondertitel van Gioventù cannibale ‘de eerste Italiaanse anthologie van extreme horror’, en kunnen we vaststellen dat bloed een van de voornaamste kenmerken van de Italiaanse pulp is. Het doel van de kannibalen is namelijk níet om hoogstaande, mooie literatuur te maken. Het taalgebruik is dan ook niet literair maar alledaags: de taal van de jeugd. Dit manifesteert zich verder ook in het gebruik van dialecten, nieuwe uitdrukkingen en in het gebruik van vreemde talen, met name het Engels, een taal die onder de Italiaanse jeugd sterk leeft. Andere formele kenmerken in het werk van de kannibalen zijn de grafische trucs: bepaalde woorden worden met een hoofdletter geschreven of buitenlandse woorden en namen worden op z'n Italiaans geschreven, bijvoorbeeld ‘occhei’ in plaats van ‘ok’. Soms worden hele stukken tekst herhaald, een truc die een schrijver als Alessandro Baricco eveneens toepast. Hoewel we Baricco geen volbloed pulpschrijver mogen noemen, herkennen we in zijn werk wel kenmerken van pulp, zoals het gebruik van vreemde talen of het eindeloos herhalen van een zelfde passage om een climax op te bouwen. In het onderscheid dat wel gemaakt wordt tussen cannibalibuoni (goede) en cannibali cattivi (stoute) past hij dan ook beter in de eerste groep. Tenslotte ontbreekt het in de pulpverhalen vaak aan een verhalende structuur of een rode draad: het zijn eerder losse episodes zonder oorzakelijke relaties. Een typisch inhoudelijk kenmerk is de opvatting dat alles geoorloofd is: moord op je ouders, seks met dode prostituees, etc. Er worden geen oordelen geveld, gewetensproblemen zijn niet aan de orde en vaak worden op neutrale wijze de meest gruwelijke verhalen verteld. Dit gaat soms zo ver dat het absurd en in feite komisch wordt: humor is dan ook een belangrijk ingrediënt van pulp. Seksualiteit, een ander populair thema, is in de Italiaanse pulp een consumptiegoed geworden. De titel van een van de romans van Tiziano Scarpa luidt dan ook Amore®. Gevoelens worden niet uitgesproken, áls ze al gevoeld worden, en de mogelijkheid langdurige contacten te onderhouden ontbreekt, zoals ook vaak het geval is in de romans van Douglas Coupland. Mensen worden als dingen beschreven of tot enkele (uiterlijke) karaktertrekken gereduceerd, waardoor het bijna stripfiguren worden, die geen innerlijke gevoelens lijken te hebben. De brutaliteit van het geweld en de zielloze seks gaan soms wel gepaard met nostalgie naar romantische gevoelens van liefde en vriendschap. Vaak hangt er dan ook een | |||||
[pagina 11]
| |||||
pessimistische sfeer in de boeken: het leven is onvoorspelbaar en zinloos. De aard van de verhalen evenals de gevoelloze en neutrale manier waarop ze verteld worden, brengen deze zinloosheid goed tot uitdrukking. Soms spelen de verhalen zich af in een niet nader bepaald nowhere land. Personages hebben vreemde (bij)namen, of ze worden aan de hand van hun (fysieke) eigenschappen beschreven. De referentiekaders zijn vaak internationaal waardoor deze literatuur een vervreemdende werking heeft. | |||||
Wat is er nog over van pulpliteratuur?Inmiddels heeft de kannibalenrevolte al een plaats gekregen in de Italiaanse literatuurgeschiedenissen en kan men zich afvragen wat ze heeft opgeleverd. Het belang van de jonge kannibalen ligt vooral in de emancipatie van de pulpliteratuur die voor het eerst in Italië volledig geaccepteerd wordt binnen het kader van de officiële literatuur, zowel door de uitgeverijen als door een deel van de lezers en de critici. Er ontstaat, sinds de voorzet die Eco gaf met De naam van de roos, voor het eerst een algemeen geaccepteerde entertainment literatuur van een kwantiteit en een kwaliteit die niet onderdoet voor die van de Verenigde Staten. De grens tussen hoog en laag is dus definitief beslecht. De jonge kannibalen tonen bovendien de schaduwzijde van de maatschappij en doorbreken taboes door bijvoorbeeld geweld in alle details te beschrijven. Hierin schuilt hun sociale kritiek: het gaat niet alleen om shockeren en provoceren, maar ook om een nieuwe vorm van ‘dagelijks realisme’. De genres van de horror en van het fantastische zijn eveneens vormen van realisme. Het gaat om het overdrijven van de werkelijkheid, een op de voorgrond plaatsen van de onzekere relatie tussen fictie en realiteit. | |||||
Opmerkingen bij twee verhalen uit Gioventù cannibale: ‘Splatterkapje’ en ‘Avondje’Brolli's uitspraak dat de sprookjes veranderen valt goed te illustreren aan de hand van ‘Splatterkapje’ van Daniele Luttazzi. De moraal van deze parodie op het bekende sprookje is de parodie op een moraal: de les om nooit meer zonder toestemming door de grote stad te banjeren lijkt eerder te duiden op verkindsing dan op intellectuele rijping van de sprookjesheldin. Splatter wil zeggen bloed, ingewanden, kots en sperma in overvloed, en daar ontbreekt het dan ook allerminst aan in dit verhaal. Roodkapje is geen onschuldig meisje maar een Hongaars modelletje en de wolf is een sadistische pr-man. Het donkere bos heeft plaats gemaakt voor de hinderlagen van de metropool (Milaan) en Splatterkapje wordt niet thuis verwacht maar in de disco. Familie-en vriendschapsbanden zijn vervangen door afgunst en nijd tussen collega's, gevoelens van antipathie en verveling overheersen, en de personages worden eerder gedreven door lust dan door waarden en normen. Personages en objecten worden gekenmerkt door merknamen, en dat de commerciële waarde de persoonlijke identiteit van de personages vervangt, blijkt verder uit een sarcastische opmerking van de agente: het model moet goed oppassen want door auto-ongelukken half verkoolde modellen krijgen geen contracten aangeboden, althans nog niet... Uit het fragment uit ‘Avondje’ van Niccolò Ammaniti en Luisa Brancaccio spreekt door de parodie heen een morele ondertoon. Aan het absurdistische avondje bandeloosheid dat steeds meer uit de hand loopt, komt abrupt een einde zodra het echt menens wordt. Wat begon als een kwajongensstreek, een kangaroejong stelen uit een kooi van de dierentuin, eindigt als een Griekse tragedie. Opgesloten in een kooi met een dier dat handelt uit gevoelens die hijzelf ontbeert, komt de hoofdpersoon tot een inzicht dat zijn vrienden buiten de kooi niet kunnen bevatten. | |||||
Recente Nederlandse vertalingen:
|
|