geten tijdschriften. Toch verhief literatuur hem uit de grauwheid en deed hem proeven van het goddelijke. De jonge Nick, hoewel hij niet precies begreep waarom, werd geraakt door de liefde van zijn vader voor literatuur en begon zelf gedichten te schrijven.
Enkele jaren later richtte hij met vrienden een rockband op, The Birthday Party. Voor het schrijven van songteksten liet hij zich inspireren door de Bijbel, met name het Oude Testament. Cave herkende zijn eigen wereldbeeld in de brute, meedogenloze stem van God, die hele stammen uitroeide als iets hem niet zinde; de jaloerse, wantrouwende God ook die zonder aanleiding het leven van zijn trouwe dienaar Job tot een hel maakte. En dit beeld van de lijdende mens onder een despotische God begon in Cave's teksten op te duiken. Het was alsof Gods stem door hem voer. Cave schrijft (eigen vertaling): ‘God sprak niet alleen tegen me maar door me, en Zijn adem stonk...ik hoefde alleen maar het podium op te lopen en mijn mond te openen en de vloek van God door me te laten bulderen.’
Ik heb de vloek van God in Nick Cave gezien. Het was in 1985 in - of all places - De Doelen, tijdens het Pandora's Music Box festival. The Birthday Party was uiteen gevallen en Cave had zijn nieuwe band geformeerd: the Bad Seeds. Ik had hun eerste lp From her to eternity gekoesterd, maar nu zag ik ze voor het eerst spelen. Met Mick Harvey, de trouwe gezel, gereserveerd op de achtergrond; met Blixa Bargeld, het Duitse doodshoofd met de piekende haren en de kaplaarzen, bespeler van gitaar en soms drilboor; en Nick Cave zelf, bleek, broodmager, zwaaiend op zijn lange benen. Ik stond helemaal vooraan, en hield me vast aan de rand van het podium. Vanaf de eerste klanken buitelde iedereen in het publiek over elkaar heen, struikelend, vallend over de stoelen van de Grote Zaal. De muziek was dan ook van een enorme intensiteit, rusteloos en lawaaierig maar toch helder - de unieke sound van de Bad Seeds. En Cave stond voor hen, en kronkelde met zijn lichaam om de woorden uit te spuwen. Here come the Judgement Train. Get on board! O let's roll! Het duurde een uur. Ik herinner me dat ik na afloop, terwijl de zaal leegstroomde, verdwaasd tegen het podium geleund stond.
Zo'n overweldigend concert heb ik sindsdien niet meer gezien, ook niet van Nick Cave and the Bad Seeds. Cave geeft in ‘The word made flesh’ zelf ook aan dat zijn werk en zijn inpiratiebronnen veranderd zijn. De woede van waaruit hij werkte was slopend, niet vol te houden. Hij sloot het Oude Testament dicht en opende het Nieuwe, met daarin de evangeliën over Jezus. De stem van Jezus, zegt Cave, zachter en introspectiever dan die van God, stelde hem in staat zijn relatie tot de wereld opnieuw te definiëren. Hij ziet Jezus als een man van de verbeelding, en de vijand van fanatieke geloofsneuroten, die bovendien in staat is tot vergeving en compassie. ‘Door Zijn Zoon te creëren, had God de Vader zich ontwikkeld...en maakte zijn fouten goed.’ De hardvochtige toorn verdween zo uit Cave's werk, en maakte plaats voor een humaner mensbeeld.
Cave citeert aan het eind van zijn essay Jezus' woorden dat het koninkrijk van binnen zit. Wij moeten de goddelijkheid voeden, door onszelf, door taal en verbeelding. God heeft ons nodig om zo levend gehouden te worden, beweert Cave zelfs. Men hoeft niet meer op de Mercy Seat plaats te nemen om het oordeel af te wachten, lijkt hij te willen zeggen; zonder de mens is er niet eens een Schepper. Nick Cave zet daarom - net als zijn vader - de goddelijke taak om te creëren voort, zij het dat zijn toon veranderd is. De muziek op zijn pas uitgekomen CD The boatman's call, bijvoorbeeld, is ingetogen, met veel piano en zachte gitaar. Teksten over verlangen, onzekerheid, de liefde die komt en gaat. En goed is het nog steeds, trouwens, ook zonder de vloek van God.
Erik Brus