Een nieuw lied.
Van de vriendelijke dochter uit deze buurt,
Stem: à Nicolai.
1.
Jongmans wilt gy gaan uit minnen,
Ik weet een Dochter jong en fris,
Maar gy moet niet lang verzinnen,
Want zy wagt met derenis,
De liefde komt haar hart doorsteken,
Ach, 't is zoo een hupse Meid,
En zoo aardig in haar spreken,
Zy lacht altyd, zy lacht altyd.
2.
Zy kan styven en stryken,
Haar gelyk kan er maar zyn,
Ja marbleu 't is zoo een ryke,
Vyftien bunder maneschyn,
Van voren draagt zy ronde knoppen,
't Is de fleur van de jongheid,
Komt gy daar eens aan te kloppen,
Zy lacht altyd, zy lacht altyd.
3.
Als gy daar wilt henen trekken,
Zy zal wezen gaauw content,
Maar gy moet van trouwen spreeken,
Schoon dat gy het niet en meent,
Als gy maar zegt, ach myn beminde,
Gy zult het wel ondervinden,
Dan lacht zy altyd, dan lacht zy altyd.
4.
Wilt gy dan een mondje geven,
Aan dit allerzoetste beeld,
Gy zult haar doen geheel herleven,
't Is de liefde die haar kweld,
Zy zal haar liefde laten blyken,
Want zij is gaarn gevrijd,
Gij moet haar wat zoetjes strijken,
Dan lacht zij altijd, dan lacht zij altijd,
5.
Streelen ende carresseren,
Dat is 't geen dat zij betragt,
Zy en zal ook niet mankeeren,
Al was het den heelen nacht,
De slaap die kan zij overwinnen,
Daar voor lijd zij geene strijd,
Klopt gij eens aan haar kinne,
Dan lacht zij altijd, dan lacht ze altijd.
6.
Jongmans wilt niet langer wachten
Troost dit allerliefste beeld,
Die bij dagen en bij nagten,
Door de liefde word gekweld,
Gij moet deez' Maget niet verfoeijen,
Ofschoon ik dit heb gezeid,
Als zij melken gaat haar koeijen,
Dan lacht ze altijd, dan lacht ze altijd.
7.
Het en is geen scholder doosje,
't Is een Meisje naar de zwier,
En een kleur gelijk een roosje,
Zij leeft gaarne in plaisier,
Van lijf en leden is zij ferm,
En zij kleed haar na den tijd,
Als g'haar neemt in uwen arm,
Dan lacht ze altijd, dan lacht ze altijd.
8.
Haar hart komt op te vliegen,
Als zij een Jongman ziet,
Ik en moet daarom niet liegen,
Het is hier kortelings geschied,
Jan Klaas die sprak, ach lief geprezen,
Gy zult haast wezen mijne Bruid,
De vreugd kwam door haar hart gerezen,
Zij ging lagchen overluid.
|
|