De van den hemel afgebeeden, in alle verdrukking, nog bloeiënden Oranjeboom
(ca. 1784)–Anoniem Oranjeboom, De van den hemel afgebeeden, in alle verdrukking, nog bloeiënden– AuteursrechtvrijNo 17.
| |
2.Doorgrond men haar geslagten,
't Is al 't gemeenste pak;
Wat is van hun te wachten,
Niets dan den Beedelzak.
Men hoord hunn' Trommel raazen,
Dan hoort men weêr 't gefluit,
ô My, wat zyn zy Baazen,
't Komt op een loopen uitGa naar voetnoot*
| |
3.Wel arme Patriotten,
Verslyt ge dus uw' tijd?
Laat gij uw zoo bedotten,
ô Gekken daar gij zijt!
Soldaatje te gaan speelen,
Kunt gij daar van bestaan?
Ge moest uw zelf verveelen,
Dat spel gaat Jongens aan.
| |
4.Ge durft Vorst Willem last'ren,
| |
[pagina 26]
| |
Gij schend de Staaten meê;
's Lands Wetten te verbast'ren,
Is 't werk van all' uw Vee.
Maar 't zal uw noch berouwen,
ô Fielten, looft het vrij;
Gij raakt haast in 't benouwen,
Want ik weet meer als gij.
| |
5.Uw' tijd die loopt ten enden,
Opruijers van het Volk!
Waar heenen zult ge uw wenden?
Naar Plutoos Sulfer Kolk.
Oranje zal weer groejen,
Maar gij als Sneeuw vergaan;
Die Stam zal GOD doen bloejen,
Tot heil van de Onderdaân!
| |
6Weg, - weg met uw Marcheeren,
Gij Patriotten all',
Weg met uw Exerceeren,
Men heeft uw in den val.
Dit Lied heb ik geschreeven,
Gelooft het mij maar vrij,
Ik zing het al mijn leven,
AI stond ge 'er zelvers bij,
|