| |
| |
| |
Taal gaat digitaal
Neerlandistiek op het internet
Matthias Hüning
werd geboren te Gescher in 1962. Nederlandse filologie aan de Freie Universität Berlin. Publiceert Studeerde neerlandistiek in Bonn, over taalkunde en digitalisering onder meer in ‘Onze Taal’, ‘Neerlandica extra muros’ en ‘Nederlandse Taalkunde’.
Adres: mhuening@zedat.fu-berlin.de
Op 8 juni 1992 verstuurde Ben Salemans het eerste berichtje via Neder-L, het elektronisch tijdschrift voor neerlandistiek. Neder-L is sindsdien uitgegroeid tot één van de belangrijkste informatiebronnen voor de internationale, neerlandistiek. Het lijkt me dat we het jaar 1992 met recht kunnen beschouwen als het beginjaar van de neerlandistiek op het internet.
De afgelopen tien jaar is er veel gebeurd. Er zijn allerlei projecten opgezet en initiatieven gestart. Een paar veelbelovende projecten zijn levensvatbaar gebleken, andere hebben het niet gered. Ze worden niet meer bijgehouden of zijn zelfs helemaal verdwenen van het web. Soms is dat jammer, zoals in het geval van Piet Wessel-mans De Nederlandse Letteren, soms is het maar beter ook omdat het enthousiasme groter bleek dan de kennis en het volhardingsvermogen. Het opzetten en bijhouden van een interessante en mooie website kost nu eenmaal veel tijd en energie. Maar, zoals gezegd, sommige projecten uit de begintijd zijn er nog steeds. Zo is in 1995 de vakgroep Nederlands in Wenen begonnen aan Ned Web, een informatieserver voor de neerlandistiek, die nog steeds tot de beste op het internet behoort, vooral als men geïnteresseerd is in Nederlandstalige literatuur (vgl. ook Van Oostendorp, 1997). In hetzelfde jaarwas het Project Laurens Jansz. Coster voor het eerst op het www te zien, eerst op de server van de Digitale Stad (DDS), later XS4All, en nu op de servers van de Universiteit van Amsterdam.
Het Coster-project is een mooi voorbeeld van de ontwikkelingen die kenmerkend zijn: het begon als een vrijwilligersinitiatief, opgezet door Marc van Oostendorp en gedragen door een aantal enthousiastelingen. Het was de bedoeling, zo kan men op de site lezen, ‘zoveel mogelijk rechtenvrije Nederlandstalige literaire teksten in een elektronische versie uit te brengen en deze gratis te verspreiden’. Deze idealistische doelstelling leverde een mooi archief op van het Nederlandse en Vlaamse literaire verleden. Inmiddels is de verdere
| |
| |
uitbouw van dit archief gestaakt, niet omdat men niet meer gelooft in het ideaal, maar omdat de functie van het Coster-project in zekere zin is over-genomen door de DBNL, de Digitale Bibliotheek voor de Nederlandse Letteren. De DBNL is geen vrijwilligersorganisatie meer, maar een stichting, de Stichting DBNL, op 6 juli 1999 opgericht door de Maatschappij der Nederlandse Letterkunde, die financieel wordt gesteund door onder andere NWO en de Nederlandse Taalunie. De DBNL werkt met een bestuur, een adviescommissie en heeft een aantal vaste medewerkers die de redactie vormen. De DBNL is daarmee een voorbeeld van de professionalisering die de neerlandistiek op het internet kenmerkt. Ik zal de DBNL site hieronder uitvoerig 92 bespreken.
Naast professionalisering is commercialisering één van de trefwoorden die men vaak aantreft in verband met digitale informatie en internet. Voor de neerlandistiek is (nog?) niet veel te merken van pogingen om het internet commercieel te exploiteren. Er zijn natuurlijk wel commerciële aanbieders die relevant zijn voor de neerlandistiek (vooral uitgevers), maar de echte informatie komt op het moment vooral van universitaire instellingen en enthousiaste particulieren. Voor de eerste groep hoort het ter beschikking stellen van informatie bij hun beroep, voor de laatste is het een mooie hobby. Geen van beide groepen heeft een primair commerciële interesse.
| |
Stand van zaken
Inmiddels is het een goed gebruik dat instellingen en organisaties met betrekking tot het Nederlands c.q. de neerlandistiek zichzelf presenteren op het net. Men vindt op deze institutionele pagina's over het algemeen informatie over de instellingen, hun medewerkers en hun doelen en over het werk dat ze verrichten. Dit geldt niet alleen voor verenigingen als het Algemeen Nederlands Verbond (ANV), de Internationale Vereniging voor de Neerlandistiek (IVN) of de vereniging Levende Talen, maar ook voor bijna alle universitaire vakgroepen Nederlands (een overzicht is te vinden o.a. in de links-sectie van de reeds genoemde NedWeb-server); het geldt eveneens voor tijdschriften met betrekking tot de Nederlandse taal en cultuur. Een mooi voorbeeld is Literatuur Online, de website die behoort bij het tijdschrift Literatuur. Hier vindt men allerlei gegevens over het tijdschrift en een selectie van de daarin verschenen artikelen. Interessanter nog is de site van het Genootschap Onze Taal, omdat er niet alleen informatie over het genootschap en het tijdschrift op te vinden is, maar ook dagelijks taalnieuws, heel veel ‘koppelingen’ en een rubriek taaladvies. Natuurlijk is ook de Stichting Ons Erfdeel op het internet vertegenwoordigd met een informatieve site, die begin 2003 volledig werd vernieuwd en aangevuld met snel aangroeiende databases. Eind 2003 vernieuwde ook de Nederlandse Taalunie zijn website www.taalunieversum.org. Het ‘Taalunie- | |
| |
versum’ is een interessant platform waarop de bezoeker, naast de gegevens van de Taalunie zelf, nog heel wat andere relevante informatie kan vinden. Zo kun je er elke dag een taalnieuwsje lezen. Nuttig zijn ook de meer dan 1.200 taaladviezen die op de website ter beschikking gesteld worden en de vacaturedatabank, die vacatures en opdrachten verzamelt, bestemd
voor mensen die zich professioneel met het Nederlands bezighouden. Voeg daar nog de uitgebreide lijst van koppelingen aan toe, en het wekt geen verbazing dat de webredactie van het tijdschrift Onze Taal het ‘Taalunieversum’ heeft uitgeroepen tot de beste taalwebsite van 2003.
Ook de meeste institutionele sites worden inmiddels dus professioneel beheerd. Was het tien jaar geleden zo dat een website werd opgezet door iemand van de redactie of de staf die toevallig een beetje HTML kende en die dat werk leuk vond, nu wordt de technische kant van de zaak vaak uitbesteed, of er zijn deskundigen in dienst genomen die de techniek en de opmaak verzorgen.
In de tweede helft van de jaren negentig zijn enkele overzichten versche-nen van de beginfase van de neerlandistiek op het internet (vgl. o.a. Fuchs & Winkels, 1998; Hiining, 1996; Meder, 1997; Mourits & Vaessens, 1997). Zo'n overzicht is nu niet meer mogelijk: er is gewoon te veel. Daarom wil ik graag proberen aan de hand van concrete projecten exemplarisch te laten zien wat de tegenwoordige stand is van de neerlandistiek op het internet.
| |
Taalkundige naslagwerken
Aan de KU Nijmegen heeft de redactie van de ANS, de Algemene Nederlandse Spraakkunst, onderdak gevonden. Sinds een aantal maanden is er naast de versie in twee kloeke boekdelen ook een elektronische versie, de E-ANS, die via internet vrij kan worden geraadpleegd.
Het E-ANS-project heeft twee doelen: aan de ene kant moet de E-ANS voor de gebruiker de toegankelijkheid van de tweede editie van de Algemene Nederlandse Spraakkunst uit 1997 aanzienlijk verhogen. Ten tweede moet de E-ANS voor de redactie het elektronische beheer van het ANS-materiaal mogelijk maken. Voor dat deel is de complete tekst van de gedrukte versie via internet ter beschikking gesteld.
De voordelen voor de gebruiker zijn niet zozeer van inhoudelijke, maar vooral van praktische (en natuurlijk financiële) aard. De informatie is dezelfde als in de gedrukte versie, maar de toegankelijkheid van het materiaal (o.a. voor onderzoeksdoeleinden) is door het aanbrengen van hyperlinks voor de interne verwijzingen en door de zoekmogelijkheden aanzienlijk vergroot. Op den duur zal de elektronische versie ook inhoudelijke voordelen hebben omdat wijzigingen in het materiaal meteen ter beschikking komen en omdat de redactie van plan is om ook extern materiaal te koppelen aan de desbetreffende informatie in de E-ANS. Op deze manier kan een zeer interessant
| |
| |
grammaticaal informatiesysteem ontstaan. In de toekomst zal bovendien niet meer de elektronische versie zijn afgeleid van de gedrukte, maar andersom: de via internet beschikbare tekst zal het steeds actuele materiaal bevatten dat op gegeven moment ook de basis is voor een nieuwe druk. Dankzij de opslag in XML-formaat kan eenzelfde bestand dienen als uitgangsbestand voor opmaak in HTML (voor internet) en voor een gedrukte versie (vgl. voor de technische kant Coppen & Haeseryn, 1998; De Vriend, 2000; voor een inhoudelijke evaluatie, zie Salverda, 2003).
Eveneens is aan de KU Nijmegen de Nijmeegse Centrale voor Dialect- en Naamkunde (NCDN) gehuisvest. Deze geeft onder meer drie grote regionale dialectwoordenboeken uit: van de Brabantse, Gelderse en de Limburgse dialecten, die sinds kort via de site van NCDN raadpleegbaar zijn (zie Kruijsen & Swanenberg, 2003). Voor deze woordenboeken geldt in grote lijnen wat ik heb opgemerkt voor de E-ANS: de voordelen van de elektronische versie liggen vooral in het gebruiksgemak en de veelvuldige zoekmogelijkheden.
| |
De DBNL
De misschien wel belangrijkste aanwinst voor de neerlandistiek van de afgelopen vijf jaar is zonder meer de al genoemde DBNL, de Digitale Bibliotheek voor de Nederlandse Letteren. Een eerste karakterisering vindt men op de site zelf: ‘De Digitale Bibliotheek voor de Nederlandse Letteren is een website over de Nederlandse taal en literatuur. De site bevat literaire teksten, secundaire literatuur en aanvullende informatie als biografieën, portretten en hyperlinks. De dbnl zal de komende jaren uitgroeien tot een rijk gevulde bibliotheek, waarin vele schatten uit de Nederlandse taal en literatuur op een aantrekkelijke manier gepresenteerd worden.’ (Over de DBNL, <http://www dbnl.nl/overdbnl/>)
In de betrekkelijk korte tijd van het bestaan van de DBNL is heel wat werk verzet. De lijst van beschikbare titels bevat op dit moment meer dan 250 items, onderverdeeld in naslagwerken, literaire werken en taalkundige titels. Het gaat om zeer divers materiaal: Multatuli's Ideeën staan naast de Beatrijs en een gedicht van Ida Gerhardt, Stutterheims boek over Het begrip metafoor staat naast het naslagwerk De Nederlandse en Vlaamse auteurs van Van Bork & Verkruijsse. De uitgaven zijn doorgaans gebaseerd op goede edities of zijn door deskundigen op het desbetreffende gebied speciaal voor de DBNL geredigeerd. Alle teksten bevatten een keurige verantwoording.
Met betrekking tot de wetenschappelijke beoefening van de neerlandistiek is een aantal deelprojecten opgezet zoals De Nederlandse Taalkunde in honderd artikelen of De Gouden Eeuw in honderd artikelen. Op deze manier is op een voorbeeldige manier belangrijk neerlandistisch werk wereldwijd toegankelijk gemaakt.
Een ander deelproject heeft een educatieve doelstelling. Literatuurgeschie- | |
| |
denis.nl, een gezamenlijk project van het onderzoeksprogramma Nederlandse literatuur en cultuur in de Middeleeuwen (N1cM) en de DBNL, is ontwikkeld voorleerlingen in het voortgezet onderwijs. Het is een voortreffelijke site over allerlei aspecten van de Nederlandse literatuur van de middeleeuwen, een aanrader voor docenten en leerlingen, voor studenten en voor iedereen met belangstelling voor die periode. Docenten kunnen een account aanvragen en met behulp daarvan het materiaal ontsluiten voor hun eigen onderwijs.
De DBNL-site heeft eigenlijk maar één fout: lay-out en navigatie zijn een ramp (deze kritiek geldt trouwens uitdrukkelijk niet voor het onderdeel litera-tuurgeschiedenis.nl). Om met de navigatie te beginnen: als men de site bezoekt met de Windows-versie van de Netscape- c.q. Mozilla-browser, dan zijner helemaal geen navigatiemogelijkheden voorzien. Als men een nieuwere versie van de Microsoft Internet Explorer gebruikt, verschijnt er aan de bovenkant van het venster een navigatielijst. Die is echter slecht geprogrammeerd: het is mij nog nooit gelukt om in de menuutjes meteen de goede keuze aan te klikken. Het is een kwestie van geduld en van heel goed mikken met de muis. Ook de zoekfunctie is niet goed: er is alleen een fulltext-search, zoeken op bijvoorbeeld auteur of jaar van uitgave is helaas niet mogelijk. En het is ook onmogelijk om alle uitgaven te vinden die door een bepaalde redacteur verzorgd zijn.
Dan de lay-out: een duidelijke, herkenbare stijl ontbreekt op de site. Vergelijk bijvoorbeeld de sobere opmaak van de pagina met Nuttige links met de opgeklopte opmaak van de Tijdschriftenladder, ook maar een links-pagina. Of vergelijk de opmaak van de Nieuwe gedichten met die van de andere teksten. Het gekozen lettertype voor de tekstweergave is niet optimaal (een schreefloze letter als Arial of Verdana doet het nu eenmaal beter op het scherm dan een schreefletter als Garamond of Times), en de gekozen opmaak voor de voetnoten is eveneens niet gelukkig: hij maakt een tekst als Medea van Jan Six zelfs bijna onleesbaar.
De DBNL is inhoudelijk een prachtig project dat door een aantal technische aanpassingen verbeterd zou kunnen worden.
| |
De toekomst
De afgelopen jaren is de hoeveelheid informatie die via internet (ook) voor de neerlandistiek beschikbaar is gekomen, enorm gegroeid. Het is makkelijk geworden om materiaal ter beschikking te stellen en dankzij de almaar beter wordende zoekmachines van het type Google kan de gezochte informatie ook meestal worden gevonden. Toch zijn er nog wel opvallende desiderata. Wat vooral nog steeds ontbreekt, is oorspronkelijk materiaal, speciaal geschreven voor het nieuwe medium.
Goede sites als de DBNL of de ANS stellen prachtig materiaal ter beschikking dat er echter ook al in gedrukte vorm was. Dat is zeker zinvol en
| |
| |
door het nieuwe medium krijgt het ook een meerwaarde: men kan in de teksten zoeken, men kan stukjes eruit knippen enz., maar de informatie is meestal niet origineel, niet in eerste instantie bestemd voor publicatie via internet. Wil het internet een volwaardig instrument voor de neerlandistiek worden, dan zal deze stap gezet moeten worden.
Informatie op het net wordt weliswaar gretig gebruikt, maar heeft nog steeds te kampen meteen statusprobleem: iets telt pas ‘echt’ als het op papier gedrukt is (vgl. in dit verband ook mijn artikeltje uit 1995). Dit statusprobleem staat een verdere ontplooiing van het internet als publicatieforum en informatiemedium voor de neerlandistiek vooralsnog in de weg. Dat is jammer, omdat de mogelijkheden van het medium pas ten volle kunnen worden benut, wanneer men zich al in het productieproces, bij het schrijven, richt op dat medium.
Er zijn eerste pogingen om iets te doen aan deze situatie. Zo is in 2001 het tijdschrift neerlandistiek.nl opgericht, een wetenschappelijk webtijdschrift voor de Nederlandse taal- en letterkunde, dat uitsluitend origineel onderzoek publiceert. Ook hier kan echter nog steeds een zekere terughoudendheid worden geconstateerd, de acceptatie is zeker nog niet optimaal. En ook het besef dat een elektronische publicatie er heel anders uit kan zien dan een gedrukte is er nog niet. Er zijn tal van nieuwe mogelijkheden voor de presentatie van informatie en onderzoeksresultaten, maar we blijken nog niet in staat daar optimaal gebruik van te maken. Dit zal de komende jaren vrijwel zeker veranderen. Ik verwacht dat de neerlandistiek een mooie en zeer interessante digitale toekomst tegemoet gaat.
| |
Links
ANS en E-ANS - Algemene Nederlandse Spraakkunst www.kun.nl/e-ans; ANV - Algemeen Nederlands Verbond www.algemeennederlandsverbond.org; DBNL - Digitale Bibliotheek voor de Nederlandse letteren www.dbnl.nl; De Nederlandse Letteren www.letteren.nl; Genootschap Onze Taal www.onzetaal.nl; IVN - Internationale Vereniging voor de Neerlandistiek www.ivnnl.com; L.J. Coster cf.hum.uva.nl/dsp/ljc/; Levende Talen www.levendetalen.nl; Literatuur Online www.literatuuronline.nl; NCDN-Nijmeegse Centrale voor Dialect- en Naamkunde www.kun.nl/dialect; Neder-L www.neder-l.nl; Nederlandse Taalunie / Taalunieversum www.taalunieversum.org; NedWeb Wenen www.ned.univie.ac.at; Neerlandistiek.nl www.neerlandistiek.nl; Stichting Ons Erfdeel www.onserfdeel.be | www.onserfdeel.nl
| |
Literatuur
coppen, p-a. & haeseryn, w. (1998), ‘Elektronisering van de ANS’, in Nederlandse taalkunde 3 (3), pp. 291-297. |
fuchs, s. & winks, r. (1998), Niederländisch im Internet. Versuch einer kritischen Bestandsaufnahm’, in Nachbarsprache Niederländisch 13 (1-2), pp. 66-88. |
hüning, m. (1995), ‘Over “oude” tijdschriften en “nieuwe” media.’, in Forum der Letteren 36 (4), pp. 295-298. |
hüning, m. (1996), ‘Het digitale tijdperk - ook voor neerlandici?’, in Neerlandica extra muros 34 (3), pp. 1-12. |
kruijsen, j. & swanenberg, j. (2003), ‘Limburgse en Brabantse dialectdatabanken op internet’, in Nederlandse taalkunde 8 (2). |
meder, t. (1997), ‘De neerlandici gaan digitaal! 't Gaat alleen wat traag allemaal...’, in Neerlandica extra muros 35 (1), pp. 33-46. |
mourits, b. & vaessens, t. (1997), ‘This game is shareware. Internet en de letterkundige neerlandistiek.’ Nederlandse letterkunde 2 (2), pp. 75-84. |
salverda, r. (2003), ‘De elektronische ANS’, in Nederlandse taalkunde 8 (3), <http://niederlandistik.fuberlin.de/digitaal/digitaal-16.html> |
van oostendorp, m. (1997), ‘De digitale culturele ambassade van het Nederlands. Het grootste elektronische documentatiecentrum voor de Nederlandse literatuur.’, in Taalschrift 3 (4), pp. 19-21. <http://www.vanoostendorp.nl/computers/wenen.html>. |
de vriend, f. (2000) ‘Een elektronische ANS in XML-formaat.’, in STDH Nieuwsbrief 12, pp. 7-10. <http://www.kun.nl/e-ans/content/publicaties/stdh/>. |
|
|