die door ‘Snorrenman’ worden gekeeld, wapen- en drugssmokkel, hormonenhandel, raadselachtige sekten. Swami zoekt naar ‘een grote samenzwering’, een lijst met namen die samen het spinnenweb van het kwaad vormen. De ‘thé dansant avec les grands jojos’. Als een ware Parsifal gaat hij op zoek naar de onomstotelijke, sluitende waarheid over ‘het Brussels kluwen, het riool van België’.
Swami wil via een zekere Jerry eigenlijk een film over de kwestie; een ander personage, Lassie, wil een boek. Hij wil de shit vloeiend houden, het complete verhaal vertellen van de komkommerneuker, onversneden, eerlijk en authentiek. Een boek als een brandbom. ‘Heel België naar den hond zijn voeten.’ Maar alle fiches die zowel Jerry als Lassie nodig hebben, worden in een ware informatieoorlog vooraf onthuld via een sekteleider die zich door zijn volgelingen met ‘Baphomet’ laat aanspreken. Alles wordt virtueel, want in onderzoeksjournalistiek is geen tijd voor onderzoek. De leugens vreten zich door de reportages, horror wordt entertainment. De onophoudelijke stroom televisiebeelden lijkt op een derderangs film.
Een belangrijk personage is ook DJ Zebra, een soort getuige X1, die heel de roman door de waarheid tracht te vertellen, het boek Mijn duistere jaren schrijft, maar door niemand wordt geloofd. Een verlicht journalist beweert dat ze de Amerikaanse detective-auteur Stephen King heeft overgeschreven. Wie gelooft overigens nog wie? Het is maar goed dat Snorrenman op de loop gaat om te bewijzen dat hij wel degelijk bestáát. DJ Zebra beseft overigens zelf dat haar geheugen verstoppertje blijft spelen in een ‘listig spel van onthullen en verhullen’. Dé waarheid komt ook niet van de Yoni & Lingamploeg, die de tv-reeks Stemmen op straat maakt. Zo'n reeks is een uitlaatklep voor de mensen op zondagavond. Ze huilen en protesteren, en gaan dan opgelucht slapen. En na een tijdje heeft iedereen ‘zijn kleine theorie, zijn kleine samenzwering van obscure details, vreemde toevalligheden en dubieuze personages’.
Misschien moet communicatie door muziek gebeuren. De groep Heal me wordt omstuwd door kaalgeschoren Hare Krishna-punks. In de groep speelt ook een zekere ‘Pater Jeroen’ mee. Jeroen Olyslaegers blijft kennelijk niet buiten schot, hij staat niet schouderophalend boven het gewemel van geruchten en verhalen. Hij staat zelf tot aan zijn oren in de shit. Een personage met zijn naam beweert overigens een plakboek te hebben dat alles duidelijk zal maken. Ironie en cynisme, de ‘taal van de pubers’, is hem te veilig. De auteur lijkt meer op Jerry, ‘de laatste wraakengel die het licht uitdoet’.
De roman Open gelijk een mond is belangrijker dan vele andere romans over België, die ofwel politiek correct zijn, ofwel cynisch. In Jeroen Olyslaegers zit dat weerbarstige en tegendraadse. Tegen beter weten in schrijft hij een tekst ‘op het ritme van paukenslagen’, een tekst die het monster België open gelijk een mond opvreet.
Hugo Bousset
jeroen olyslaegers, Open gelijk een mond, Prometheus, Amsterdam, 1999, 181 p. |