| |
| |
| |
De dijk van Volendam, de toeristische route bij uitstek, waar P verwijst naar Paling - Foto: auteur.
| |
| |
| |
Volendam Sound
Wereldmuziek uit een dorp aan de zee
Lutgard Mutsaers
werd geboren in 1953 in Tilburg, studeerde muziekwetenschap aan de universiteit van Utrecht, waaraan zij parttime is verbonden als docente popmuziekwetenschap. Ze is daarnaast freelance onderzoekster en publiciste. Op haar naam staan o.a. ‘Pop Utrecht’ (1987), ‘Rockin' Ramona’(1989),‘Haring & Hawaii’ (1992), ‘25 jaar Paradiso ’ (1993) en ‘Billie Holiday’ (1993) en de dissertatie ‘Beat Crazy’ (1998). Adres: Frederikastraat 16, NL-3572 CS Utrecht
Sterke merken zijn goud waard in handel en industrie, dank maar aan ‘Vlaamse Frites’ en ‘Volendammer Vishandel’. Volendam leent zijn naam ook aan een plaatselijk ontwikkeld muziekgenre, de Volendam Sound. Chicago Blues, Merseybeat en Seattle Sound zijn bekende andere voorbeelden van een dergelijke manier van genre-aanduiding. Zo'n muziekmerk kan, in tegenstelling tot de consensus over de genoemde voorbeelden uit de eetwarenwereld, nooit een algemeen aanvaard kwaliteitssymbool zijn. Volendam Sound heeft zelfs een uitgesproken pejoratieve lading onder recensenten en critici. Het publiek waarvan dezen als voorproevers en opinieleiders fungeren, is niet ‘het grote publiek’. Het grote publiek is massaal gevallen voor deze lokale variant van wereldmuziek, die omschreven kan worden als een mengvorm van Anglo-Amerikaanse populaire-muziekconventies, stijlspecifieke muzikale elementen uit Zuid-Europese volksmuziektradities en een onmiskenbare vocale eigenheid.
| |
Cats en BZN
Rond 1960 ontstonden in Volendam de eerste popgroepen. Ze waren aanvankelijk geënt op de Amerikaanse rock-'n-roll en de Britse variant ervan, zoals Cliff Richard en The Shadows. Na de doorbraak van de Merseybeat oftewel ‘beatmuziek’ in 1964 gingen ze met die trend mee. Nieuwe groepen werden opgericht. De beatgroepen traden op in plaatselijke cafés, buurthuizen, op feesten en op school. Tot zover is het Volendamse verhaal hetzelfde als dat van een willekeurige andere plaats in Nederland en de rest van de westerse wereld.
In 1968 kwam de groep The Cats na enkele jaren van middelmatig succes met hun vrolijke popsingles, met een nieuwe sound, een langzamer tempo en
| |
| |
een weemoedige sfeer. ‘Times Were When’ (geen eigen compositie), gezongen door de nieuwe leadzanger Piet Veerman, kwam tot nummer twee in de nationale hitparade. Het nieuwe recept bleek keer op keer goed voor hoge en zelfs hoogste noteringen. De meeste van die songs waren originele composities van Cats-bassist Arnold Mühren, zoals ‘Lea’ (1968), ‘Why’ ('69) en ‘One Way Wind’ ('71). Het zijn de sleutelplaten van de vroege ‘palingsound’.
Deze term werd gelanceerd door Veronica-radiodiscjockey Joost den Draayer, de huidige muziekindustrieel Willem van Kooten. Glad en glibberig waren de associaties. Palingsound werd een begrip en daarna een formule. Zesendertig hits hadden de Cats, voordat ze in 1985 uit elkaar gingen omdat Piet Veerman een solocarrière was begonnen. In 1987 kwam hij op nummeréén terecht met ‘Sailin' Home’, een perfecte Palingsound-pastiche. De term Palingsound was toen overigens al in onbruik geraakt.
Een andere Volendamse groep, BZN (afkorting van Band Zonder Naam), is sinds 1976 aanvoerder van de Volendam Sound. Zij debuteerden al in 1968 in de hitparade, maar speelden tijdens de hoogtijdagen van de Cats de tweede of derde viool. Zoals het past in een traditie van broodvissers, gooiden zij het roer om toen hun koers niet tot de gewenste resultaten leidde. Onder supervisie van de Gooise producer Roy Beltman werd het eerste product van hun samenwerking een nummer-een hit (Mon Amour), en keerde het tij voor de band zelfs voorgoed. Meer dan vijftig hits heeft BZN sindsdien gehad.
Beltmans zakenpartner Cor Aaftink maakte hem indertijd opmerkzaam op BZN. Het was een soort hardrockgroep, maar, had Aaftink gezegd, ‘ze willen een beetje meer middle-of-the-road, een beetje meer muziek voor een misschien iets groter publiek gaan maken.’ Beltman stimuleerde hun idee om er een zangeres bij te nemen. Het jonge visverkoopstertje Annie Schilder werd aangenomen voor die rol. In 1984 werd zij vervangen door Carola Smit. Het samenwerkingsverband BZN-Beltman bestaat nog altijd. Uit dit team kwam in 1997 het fenomeen Jantje Smit voort, een Volendamse kindersopraan in de traditie van Heintje uit Limburg.
Op 15 februari 1999 nam Roy Beltman een Gouden Harp van de Stichting Conamus in ontvangst. Het is de hoogste onderscheiding voor een oeuvre in de ‘lichte muziek’. In 1983 had BZN zelf al een Gouden Harp gekregen. Geheel naar verwachting werd in de serieuze pers smalend gereageerd. Henk van Gelder schreef in NRC Handelsblad over hem als zijnde ‘schuldig aan BZN en Jantje Smit’. Het popmuziekblad Oor noemde het verrassingsoptreden van BZN op die avond ‘het dieptepunt’.
| |
Middle of the road
Bij de enkele jaren geleden door de media gesignaleerde identiteitscrisis in de ‘nationale cultuur’ - die een opmerkelijke statusverhoging van volkscultuur-
| |
| |
onderzoek tot gevolg had - werd de Volendam Sound niet verheven tot bindend element, ook al zitten de hoempa-factor en de polonaisemogelijkheden er ruimschoots in.
De vooringenomenheid van zogeheten kritische popliefhebbers brengt geen duidelijkheid over het eigene van de Volendam Sound. In die kringen gaat het om oordelen als ‘burgerlijk’, ‘glad’, ‘middle of the road’, ‘oppervlakkig’ en ‘oninteressant’. De Volendam Sound is om die reden een verwaarloosd onderwerp in de popliteratuur, waarin (in afnemende mate, dat moet gezegd) de intellectualistische rockperformer centraal staat.
Roy Beltman stemt in met de kwalificatie ‘middle-of-the-road’, die voor hem geen negatieve bijklank heeft. Het eigene van de Volendam Sound zit volgens hem in drie dingen: de manier van zingen met wat hij noemt ‘Middellandse-Zeeboogjes’ (denk aan de vocale versieringen in Griekse muziek), het gebruik van tremulerende snaarinstrumenten (mandolines, bouzouki's) en blaasinstrumenten met een warme kleur, en het veelvuldige gebruik van het ritme van de Engelse wals. Het was hem niet opgevallen dat het publiek van BZN steevast op de eerste en derde tel van de maat mee klapt (in een vierkwartsmaat), volgens de liefhebbers van Amerikaanse popmuziek een van de gruwelen van alle volkse muziek uit onze eigen contreien.
Een woordvoerder van boekingskantoor Volendam Music antwoordt op de vraag hoe hij de Volendamse sound zou omschrijven: ‘Weet ik niet. Ik krijg die vraag eigenlijk nooit.’ Het woord palingsound wordt in Volendam zelf niet gebruikt, zegt hij, maar hij kent het natuurlijk wel. ‘Het is iets van het verleden, van de Cats.’
‘De sound van de Cats is [...] een mooie mengeling van melancholie, sentiment en romantiek’, schreef zanger Piet Veerman als begeleidende tekst bij de cd The Very Best of The Cats uit 1998. Veerman spreekt over ‘de harmonie van een goed klinkende melodie, onze eigen inbreng en bestaande songs uit die tijd.’ Jip Golsteijn noemt in zijn boek De Cats, Een Hollands succesverhaal uit 1973 de invloed van de Volendamse crooner Dick Maurer op de Cats. Arnold Mühren vertelde hem over de weinige mogelijkheden om indertijd de nieuwe populaire muziek op de radio te horen: ‘[...] zo'n optreden van Maurer was dus een belevenis, een echt concert. [...] zijn stem was formidabel. Wat hij met het repertoire van Mahalia Jackson kon doen, dat houd je niet voor mogelijk, zo goed was dat.’ Via Maurer kregen de Cats hun voorliefde voor wat zij in die tijd ‘negernummers’ noemden, bijvoorbeeld songs van The Drifters en Ben E. King.
Buitenmuzikale aspecten zijn ook zeer belangrijk bij de typering van de Volendam Sound. Beltman en Golsteijn kennen de Volendamse musici als temperamentvolle, gedreven mensen, die zeer kritisch zijn op alle aspecten van hun muziek. Het mag nooit rammelen. En als het publiek gaat ‘meejuien’ - de
| |
| |
Volendamse term voor inhaken en meedeinen - is het feest. Volendamse zangers en zangeressen hebben volgens hen een voorsprong op andere Nederlandse popvocalisten door hun kerkkoren en muzisch verenigingsleven. Beltman gelooft zelfs in een oude Volendamse mythe dat zij afstammen van een mediterraan volk.
| |
Volendam Sound in Volendam: een veldonderzoek
Het voormalige vissersdorp Volendam is vanouds bekend om zijn fanatieke sportverenigingsleven en staat tegenwoordig ook bekend als het dorp van pornomagnaten (Christine le Duc), speelgoedkeizers (Bart Smit) en anonieme drugsbaronnen. Het maakt met zijn tienduizend inwoners een zeer bedrijvige indruk. Er zijn vele winkels, horecabedrijven, bouwondernemingen en interieurzaken, makelaars, advocatenkantoren, adviesbureaus, fitnesscentra, automobielbedrijven en fysiotherapiecentra. Het European Certification Bureau Nederland BV is er gevestigd. Er is een minkfarmer en een diamantair, toch geen doorsneeberoepen voor dorpsbewoners. In het toeristenseizoen (half maart tot half oktober) wordt Volendam onder de voet gelopen. Ook buiten het seizoen wordt het dorp zeer goed bezocht. Meerdere keren per uur vertrekken er bussen vanaf het Centraal Station in Amsterdam.
Op de eerste mooie lentezaterdag van het jaar is weinig tot niets te merken van een eigen muziekcultuur. Op de markt schalt vanuit een witgoedzaak Jantje Smits ongetwijfeld oprecht gemeende ‘'k ben zo blij met mijn dorp aan de zee’ (sinds de Afsluitdijk, 1936, is de Zuiderzee IJsselmeer, zo te zien een verdrongen feit) en zijn showbizzleugen ‘Ik zing een lied voor jou alleen’. De echte Volendam Sound is vandaag op straat niet te horen.
Het Volendams Museum heeft nog nooit aandacht besteed aan de eigen muziekgeschiedenis. De beheerster spreekt quasi verrast van ‘wel een goed idee, bedankt voor de tip’. Dit schijnt typisch Volendamse humor te zijn. Zij ziet natuurlijk meteen dat ik een ‘jas’ ben, een buitenstaander die zich beroepsmatig interesseert voor de plaatselijke cultuur. In de enige gitarenwinkel van het dorp wordt me verteld dat de zaak pas een jaar of vijf bestaat. Op deze plek is geen muziekgeschiedenis geschreven. De eigenaar kijkt me meewarig na.
Om de hoek zit de cd-zaak van Jan Cas, gecombineerd met een videotheek en kantoorboekhandel. De collectie is aangepast aan de bescheiden omvang van de zaak op de benedenverdieping van een modern rijtjeshuis. Hier ook al niets te merken van lokale trots. Zoals in de meeste Nederlandse platenzaken staan allegrote Volendamse acts in de schappen, maar er is niets gedaan om ze eens extra in het zonnetje te zetten, al was het maar met een mooie display of een affiche.
In het toeristische gedeelte langs de ‘zeekant’ is Bar BZN gevestigd, waar men fans van de groep, of in ieder geval sympathisanten van de Volendam Sound meent te ontwaren achter de gordijntjes. Jeugdhonk Pius X ziet er uit
| |
| |
als het standaard patronaatsgebouwtje uit de jaren vijftig. Ieder moment verwacht je in dat verveloze honk vijf knullen in pak en stropdas binnen te zien wandelen met gitaren, versterkers en een echo-apparaat onder de arm om de Shadows te gaan imiteren. Toch vond daar op 22 maart 1999 het Spring Festival plaats met ‘heftige’ alternatieve rockbands. Het miezerige pleintje voor het gebouw wordt met een videocamera bewaakt.
| |
Het muzikale verleden
Volendam is een katholieke enclave in het overwegend protestantse Noord-Holland. Dat verklaart voor een belangrijk deel haar culturele grondslagen en sociale patronen. Vanouds is de Volendamse kermis een wijd en zijd beroemd fenomeen. Tot de dag van vandaag genereert deze kermis originele liederen van eigen bodem. Daarin ontsnapt geen enkel menselijk thema en drama aan de aandacht. De frank-en-vrije Volendamse liedcultuur was in de Franse Tijd zo berucht om haar kritische noten, dat er van overheidswege allerlei restricties aan werden verbonden, tot aan een verbod op het kermisvieren zelf toe. In 1813 vierde Volendam de herwonnen vrijheid met uitbundige zang en dans.
Volgens volkscultuuronderzoeker B. Veurman, schrijver van Volendam, Leven en Lied (1968) stonden de Volendammers bekend om hun ‘volstrekt eigen’ manier van zingen, ‘wonderlijk, schijnbaar maat-loos en vol willekeurig lijkende versieringen’, in combinatie met een fysieke beleving van hun zangkunst. ‘Mooi zingen’ betekende in Volendam zingen met versieringen en variaties en een bepaalde overwogen manier van het ‘proeven’ van de woorden; het zelfstandig naamwoord is ‘mooizinger’. ‘Een gouwe keel’ is de Volendamse uitdrukking voor een mooie zangstem. De ‘gangst’ van een lied is datgene wat de beluistering interessant moet houden. In 1958 en 1959 werden de laatste nog levende traditionele liederen opgetekend door Veurman, samen met de lokale amateur-muziekwetenschapper Pater C. Tuip, zelf afkomstig uit een familie van ‘mooizingers’.
Het begrijpen van de oudere Volendamse muziekcultuur is onmogelijk zonder het grotere geheel van het ‘anders-zijn’ van het dorp te bekijken. Maar ook de nieuwere muziekcultuur van de popmuziek viel volgens Veurman in Volendam in andere aarde dan in de rest van (Noord-) Nederland. Dit had te maken met het spontaan meebewegen met de muziek, dat de Volendammers eigen was en dat hen als bevolkingsgroep ‘anders’ maakte tegen het licht van de onderdrukte lichamelijke expressie in de rest van het (protestantse) Holland.
| |
Ontvankelijk voor popmuziek
Veurman maakt vanuit een diepe weerzin tegen de popmuziek de volgende, toch belangwekkende analyse van die Volendamse voedingsbodem: ‘Zo
| |
| |
moet voor hen de overgang naar ‘bee-bop’, ‘rock-and-roll’ of een andere massaal beoefende dansvorm weinig revolutionair zijn geweest in vergelijking met wat deze betekende voor hun muzikaal meer gecultiveerde landgenoten.’ Het ‘duidelijk eigen gezicht’ van de Volendamse danscultuur, met haar ‘spontaan lichamelijk uitvieren van een feeststemming en -roes’ heeft hen, nog steeds volgens Veurman, als het ware meer ontvankelijk gemaakt voor de Amerikaanse populaire muziek. ‘Primitiever’ is het woord dat hij gebruikt. Daarin klinken nog de echo's door van het vooroorlogse gedachtegoed over de inferioriteit van de nieuwe populaire (dans)muziek met haar dominante Afro-Amerikaanse wortels. ‘Zoals de ouden zongen, piepen de jongen niet meer’, schrijft Veurman. Hij wijt dit aan het openbreken van gesloten dorpsgemeenschappen door de massamedia en andere verschijnselen die onder de noemer vooruitgang te vangen zijn. Veurman: ‘Volendam bezit nog altijd een grote actieve muzikaliteit, die zich dagelijks, behalve in het zingen van algemeen Nederlandse of vernederlandste liedjes of deunen, tegenwoordig natuurlijk ook uit in het galmen, kraaien en kreunen van de tophits van meestal vreemde herkomst waarmee de jukebox het café, en de radio de huiskamer en de werkplaats pleegt te vullen.’
Karakteristiek voor de Volendam Sound is nog steeds de manier van zingen. Jantje Smit is, zo jong als hij is, al een echte ‘mooizinger’. Het in 1950 opgerichte Volendams Operakoor en het Volendams Vocaal Ensemble houden de zangreputatie van Volendam op hun manier hoog. De overloop van ernstige naar lichte muziek en andersom lijkt in dit muzikale dorp weinig problemen op te leveren.
| |
Een oerhollands dorp
Rond 1890 kwam in Europa als reactie op de voortschrijdende industrialisatie en verstedelijking een beweging op gang die aandacht vroeg voor de (aantasting van de) natuur en verdwijnende tradities. Traditionele samenlevingen werden geromantiseerd en geïdealiseerd. Vaak werden ze teruggebracht tot een paar ‘kreten’. In het geval van Volendam werd dat ‘vissersfolklore’. Een eeuw geleden werd Volendam bijna van de ene op de andere dag een toeristische trekpleister, toen het Engelse blad Punch schetsen van Volendam had geplaatst van de hand van Phil May en Tom Browne (1898). Vijftien jaar daarvóór had het Amerikaanse tijdschrift Harper's New Monthly Magazine de aanzet gegeven tot het kiezen van Volendam als model voor het ‘real Dutch type’ met Edwin Austin Abbey's portrettering van Volendammer visservrouwen. Volendam kwam in de mode. Wie als buitenlander Volendam niet had bezocht, had Nederland niet gezien. Vele beroemdheden deden daarom het dorp aan als onderbreking van een tournee of zakelijke bezigheden.
Volendam werd tot en met de Eerste Wereldoorlog een pleisterplaats voor
| |
| |
Het stereotype Volendamse meisje is deel van de internationale beeldtaal die ‘identiteit’ tot onderwerp heeft (illustratie Ingrid Robers, © Mercurius Art Publishing).
(zondags)schilders uit binnen- en buitenland. Er ontstond een heuse ‘Volendamse School’. Tegenwoordig zijn stukken daarvan te bewonderen in het Volendams Museum en in Hotel Spaander (anno 1854) aan de dijk, waar de schilders logeerden. Robert Zijp schreef een interessante bijdrage aan de geschiedenis van de beeldvorming van Volendam als het symbool van Nederland (Typisch Nederlands, 1992). Dat Shirley Temple in 1938 een ‘klompendansje’ deed in Volendammer kostuum om het idee Nederland uit te beelden in de Hollywoodfilm Heidi, is slechts een van de vele door hem gepresenteerde voorbeelden uit de beeldcultuur. In 1949 voerde Coca Cola een reclamecampagne met een meisje in Volendammer kostuum. In 1994 kwam er een Barbiepop in Volendammer klederdracht op de markt. ‘Of we het er nu mee eens zijn of niet: Volendam is tot Nederland uitgegroeid,’ concludeerde Zijp. De Amerikaanse kunsthistorica Annette Stott sluit zich daar in haar boek Holland Mania bij aan en noemt Volendam ‘synoniem met Nederland’, daarmee doelend op het ‘stereotype’ en ‘oppervlakkige’ beeld dat veel Amerikanen hadden en nog altijd hebben.
| |
Wereldmuziek
De Volendam Sound staat in een complexe verhouding tot de plaatselijke identiteit, die op zich al zeer complex is, omdat hij enerzijds geconstrueerd is als statisch gegeven (het dominante toeristische plaatje van Volendam), ander-
| |
| |
Het Brein (links) en de Stem van de Palingsound: Arnold Mühren en Piet Veerman, gefotografeerd tijdens hun tournee door Indonesië in 1971. Foto uit het boek De Cats, Een Hollands Succesverhaal.
zijds voortdurend in beweging is vanwege de ondernemingszin en toekomstgerichtheid van de Volendammers zelf. Van het idee van Volendam als symbool van Nederland bestaat geen parallel in de Volendamse muziek. Als ‘Nederlandse muziek’ geldt in de popmuziekwereld de Nederlandstalige popmuziek, en dan nog alleen die in het ABN. De Nederlandstalige golf is Volendam vrijwel geheel voorbijgespoeld. Regiorock of dialectrock komt in Volendam niet voor, als men de speciale kermisliederen niet meetelt. Jongeren hebben geen interesse voor de traditionele liederen, zoals door Veurman opgetekend.
Volendamse popmuziek bedient zich bij voorkeur van het Engels. The Cats zongen altijd in het Engels en de uit de Cats voortkomende Piet Veerman doet hetzelfde. BZN zingt behalve in het Engels ook in het Frans en Italiaans. Alle popmuziekprojecten uit Volendam, ook de niet commerciële Specs Hildebrand, zijn in principe gericht op de buitenlandse markt. De eigen taal versmalt de markt, en dat is in strijd met de Volendamse volksaard.
De Volendam Sound wijkt tegelijkertijd zo sterk af van de Anglo-Amerikaanse mainstreampop, dat het wel een aparte artistieke categorie moet zijn. Het plaatsen van de Volendam Sound onder de vlag wereldmuziek doet het meest recht aan de ‘apartheid’ van die sound, het on-Nederlandse ervan. Dit is niet bedoeld in de zin van het gebruik van het predicaat ‘on-Nederlands (goed)’ voor rockgroepen aan wie men niet kan horen dat ze
| |
| |
In Hotel Spaander, vanaf 1881 gevestigd aan de Dijk, logeerden rond 1900 vele kunstenaars, vooral schilders van het dorps- en vissersleven. Het fungeert nog altijd als hotel. Foto: auteur.
hiervandaan komen en om die reden internationaal succes zouden verdienen. Een ander gemeenschappelijk kenmerk van wereldmuziek en de Volendam Sound is haar ‘soul’. De emotionele waarde van muziek staat in Volendam nog altijd hoog in het vaandel. Piet Veerman, de ‘gouwe keel’ van de Volendam Sound, is met zijn struise, bebaarde verschijning de spreekwoordelijke zeeman die dankzij de muziek veel van de wereld gezien heeft, zoals hij schrijft in zijn toelichting bij The Very Best of The Cats. Veerman: ‘Ik kan daarom terecht zeggen dat ik muziek één van de mooiste vormen van communicatie vind.’
| |
Hard werken
Volendamse vissers waren voortdurend bezig het vissen te rationaliseren om daarmee de vangst te vergroten en het gewin te vermeerderen. Zo vonden ze in de vorige eeuw de ‘wonderkuil’ of ‘moordkuil’ uit, een net dat tussen twee schepen gespannen werd en door de tweevoudige trekkracht sneller en meer vis ving. In de volksmond heette dit net de ‘polka-kuil’. Veurman schreef in Volendam, leven en lied (1968): ‘In polka zal men een voorvoegsel met versterkende kracht moeten zien, hier aangewend naar analogie van polka-haar en polka-mouwen, woorden, waarin het zoveel als mooi en voortreffelijk was gaan betekenen, nadat deze, als behorend bij de polkadans [...] in zwang waren gekomen.’ Een dergelijke frivole benaming zonder negatieve bijklank kon men uitgerekend in Volendam verwachten. Dit soort wereldwijsheid ging lang samen met bittere armoede, een verleden dat tot de dag
| |
| |
van vandaag wordt aangehaald om de keiharde werkmentaliteit van de Volendammers te verklaren.
Hard werkten ook de popgroepen. Ze gingen achter zoveel mogelijk optredens aan en investeerden in de eigen carrière. De Cats werden ‘ontdekt’ op een talentenjacht. Golsteijn schreef in 1973: ‘Talentenjachten waren in die tijd troef. Deze handige methode om uitgebreid talent te kunnen bekijken zonder enige financiële verplichting is nu vrijwel uitgestorven, maar de Cats [...] waren nog onder de willige slachtoffers.’ Piet Veerman is daar nog altijd niet over uitgepraat, zoals blijkt uit zijn verhaal bij de cd The Very Best of The Cats. Voor de zaaluitbater was zo'n talentenjacht volgens Veerman ‘een heel mooie manier om hun zaal vol te krijgen. Het enige wat het hen kostte, was een drietal bekertjes voor de eerste drie plaatsen, en een aantal vaantjes voor de overige deelnemers.’
Het is ‘typisch Nederlands’ om succes af te meten aan de hoeveelheid geld die men met zijn stiel verdient. Populariteit wordt dan ook op de eerste plaats als een kwantitatief gegeven beschouwd. De kwalitatieve betekenis van populariteit - geliefd zijn, gewaardeerd worden, warmte verspreiden, in het middelpunt staan - komt op de tweede plaats. Het commerciële succes van de grote Volendamse artiesten is onbetwist. Daarom worden zij door vriend en vijand gerespecteerd. ‘Als het zo goed verkoopt, moet het wel goed zijn’, is een redenering die een grote zuigkracht heeft. Maar het was ondenkbaar dat de Volendam Sound zo groot was geworden bij ontbreken van uitingen van kwalitatieve populariteit. The Cats waren behalve in Nederland en België ook zeer populair in Duitsland en ze toerden door de voormalige Nederlandse koloniën waar ze als grote sterren werden binnengehaald. De verovering van het ‘echte’ buitenland is hen niet gelukt, maar zij werkten ook in een andere tijd, waarin Nederland nog helemaal niet meetelde als muziekproducerend land. BZN heeft geen hits in het buitenland, maar is wel zeer populair in landen met een oorspronkelijk Nederlandse bevolkingsgroep, zoals Zuid-Afrika en Canada.
| |
Het koekoeksjong Paloma Blanca
De tragiek van de Volendam Sound is het feit dat een niet-Volendams lied er het prototype van is geworden: ‘Paloma Blanca’, geschreven en gezongen door Hans Bouwens, alias George Baker van de George Baker Selection. Zijn wortels liggen in het Noord-Hollandse Hoorn, evenals Volendam een IJsselmeerplaatsje. In 1975 was deze groep goed voor drie achtereenvolgende nummer-een hits in Nederland, waaronder ‘Paloma Blanca’. George Baker was al een gevestigde naam; hij had in 1970 met zijn ‘Little Green Bag’ een hit gehad in Amerika, waar het echt grote geld te verdienen was. In de daarop volgende jaren schoof het geluid van de George Baker Selection op naar de ‘palingsound’ van de Cats, om na ‘Paloma Blanca’steeds meer in de rich-
| |
| |
ting van de opkomende BZN te drijven, of was het andersom? In ieder geval werd George Baker sindsdien geheel geïdentificeerd met de Volendam Sound.
In december 1975 kwam The George Baker Selection hoog in de Amerikaanse hitparade met ‘Paloma Blanca’. Het voor Amerikaanse oren exotische nummer domineerde in 1976 maandenlang de popradiostations. De beeldspraak van het nummer - ‘flying, a little white bird, freedom’ - sprak velen direct aan. In Norman Mailers docuthriller The Executioner's Song over de terdoodveroordeelde Gary Gilmore, komt deze beeldspraak voor in de correspondentie tussen Gilmore en zijn vriendin Nicole. Feit of fictie, Mailer laat ‘Paloma Blanca’ Gilmore's laatste rit van de dodencel naar de executieplaats begeleiden. De afstand bedraagt een kwart mijl. In het gevangenisbusje gaat bij het starten onbedoeld ook de radio aan. Er klinkt vrolijke muziek. De chauffeur wil onmiddellijk de radio uitzetten, maar Gary vraagt of hij aan mag blijven. ‘Una paloma blanca’ klinkt het, ‘I'm just a bird in the sky. Una paloma blanca, over the mountains I fly. No one can take my freedom away.’ Ze rijden heel langzaam. Als het liedje afgelopen is, wordt de radio uitgezet. Opeens is het doodstil. Het is 17 januari 1977. Voor het eerst in tien jaar zal het doodvonnis worden voltrokken aan een Amerikaan.
| |
Toekomst?
Tijdens de op de televisie uitgezonden Nederlandse voorronden voor het Eurovisie Songfestival 1999 was een van de bijdragen een ‘onvervalst’ product van de Volendam Sound, ‘Coming Home’, gezongen door Tamara Tol. Bij de publieksjury scoorde ‘Coming Home’ hoog, bij de vakjury laag. Tamara Tol is in het dagelijks leven visverkoopster op de dijk van Volendam. Er werd een clipje getoond van haar gemiddelde werkdag, tegen een achtergrond van quasi toevallig langswandelende bekende Volendamse artiesten. Het thema van thuiskomst sluit naadloos aan op het nostalgische imago van Volendam. Alleen de klederdracht en het kanten mutsje ontbraken aan het ‘authentieke’ beeld. Deze ultieme knieval wil geen enkele Volendamse popartiest maken.
Misschien alleen daarom is de Volendam Sound voor ‘het buitenland’ en dus ook Eurovisie niet representatief voor Nederland. Toch is het eigenlijk te laat voor dit soort overwegingen. De Volendamse Marietje Kwakman deed als Maribelle ooit mee aan het Songfestival met ‘een songfestivalliedje’, toen nog een genre op zich. Trendy popklanken hebben echter dit laatste grote bolwerk van Euromuziekculturen overgenomen. Daarin is hoe dan ook geen plaats voor de Volendam Sound, die de aansluiting jaren geleden al heeft gemist, en men is zich daarvan ook bewust. BZN koos enkele jaren geleden voor een ‘cross-over’ met klassieke klanken en bracht daarmee haar in dit opzicht maagdelijke publiek in aanraking met een aspect van de ‘hogere’ muziekcultuur.
| |
| |
| |
Gouden formule
De Volendam Sound is meer dan muziek. Zij is een gevoel, een uitdrukking van een manier van denken en leven: de gehechtheid aan oude vertrouwde dingen, huis en haard, geborgenheid en familiale contacten, gekoppeld aan het streven naar succes in termen van harde munt. De Volendammer voelt zich ‘anders’, en dat geldt ook voor de Volendammer muzikant en artiest. Internationaal succes is het streven, en daarvoor worden alle zeilen bijgezet.
De internationale gijzeling van Volendam als ‘Nederland’ kent geen parallel in de Volendamse muziek. Sterker nog: Nederland hééft helemaal geen collectief-representatieve muziek. Het wereldberoemde decor van Volendam is een visueel symbool. In de populaire-muziekwereld staat ‘Volendam’ voor ‘het grote geld’ en ‘de gouden formule’, hetgeen een strategisch conservatisme impliceert.
De voorafgaande verkenning van het onderwerp vraagt om een nadere, diepgravende analyse van de plaats en betekenis van de Volendam Sound in de Nederlandse muziekcultuur als - in Europese termen - grootproducent van exporteerbare populaire muziek. De verschillende componenten van het Volendamse verhaal zijn zowel ‘vreemd’ als ‘vertrouwd’, ver van veler bed en tegelijkertijd voor de meeste muziekluisteraars onmiddellijk herkenbaar en tot de juiste bron herleidbaar. Die complexiteit is alleen te begrijpen met een oprechte interesse voor de dynamiek van cultuurpatronen tegen het achterdoek van de strijd om de constructie van een eigen identiteit die vele streken in Europa soms te vuur en te zwaard, maar meestal ‘alleen’ met muziek voeren.
| |
Geraadpleegde literatuur
- | barkman, bas, ‘Ik ben weer even afgestoft’ in: HP/De Tijd, 9/4/1999, p. 94-97 (over George Baker). |
- | brunsting, a., m.a. de bruyn, j.r. jas, r.p. zijp, Typisch Hollands. Zuiderzeetradities op verschillende manieren bekeken, Zuidermeemuseum Enkhuizen / Walburg Pers, Zutphen, 1993. |
- | borgt, carlo van der, amanda hermans, hugo jacobs (red.), Constructie van het eigene. Culturele vormen van regionale identiteit in Nederland, nr. 25 van publicatiereeks P.J. Meertensinstituut, Amsterdam, 1996. |
- | erikson, olaf, BZN, 20 Jaar Muziek, Bruna/Novella, 1986 |
- | figee, thea, ‘Barbie 1959-1999, veelzijdige meid’, in: Utrechts Nieuwsblad, 13 maart 1999, p. 49. |
- | golsteijn, jip, De Cats. Een Hollands succesverhaal, CentriPress bv., Bussum, 1973. |
- | mailer, norman, The Executioner's Song, Boston en Toronto: Little, Brown and Company, 1979. |
- | smit, els, ‘Roy Beltman: 25 jaar man achter de sterren’, in: Utrechts Nieuwsblad, 2 juli 1996, p. 2 |
- | steensma, frans, Encyclopedie van de Nederlandse Popmuziek, Bonaventura, 1990. |
- | stott, annette, Holland Mania. The unknown Dutch period in American Art and Culture, The Overlook Press / Ambo | Anthos, 1998. |
- | veurman, b.w.e., Volendam, leven en lied, Gijsbers & Van Loon, Arnhem, 1968. |
- | veurman, b.w.e., Volendammer Schilderboek, Kruseman, Den Haag 1979. |
De essentie van de Volendam Sound is te beluisteren op:
The Very Best of The Cats. Highlights. Compilation by Piet Veerman.
‘Contains all of his favourite Cats songs’. EMI Music Holland BV 1998; 2 cd's.
Van BZN liggen vele originele en vele compilatie-cd's in de winkels. Er zijn 2 ‘BZN A Symphonic Night’ cd's (1996 en 1998).
Andere namen: Tol & Tol, Annie Schilder, Piet Veerman, Tamara Tol.
Met dank aan Busse Weidema, Roy Beltman, Jip Golsteijn en Albert van der Zeijden.
|
|