De zwarte met het witte hart in een nog bredere traditie.
Taal en gebruiken vormen in Nederland niet lang een probleem voor Kwasi en Kwame, al beschouwen sommige medeleerlingen hen natuurlijk als indringers en duurt het een poos voor ze zich een plaats verwerven in de schoolgemeenschap. Vooral Kwasi, de eigenlijke hoofdfiguur van het boek, doorziet zijn blanke medeleerlingen gauw. Hij is niet bang om zich te laten vernederen, want dat is voor hem niet meer dan een spel. ‘Vanaf het moment dat we in Holland aankwamen zijn Kwame en ik ons bewust geweest dat er achter onze rug gelachen werd. In die zin waren wij niet anders dan de mismaakte of de bedelaar, het schoolkind dat te dik is of rood haar heeft. Vergis u niet. Wij horen en zien alles.’
Kwasi is van oordeel dat je jezelf niet hoeft te verliezen door je als een nar te gedragen. Wat voor zin heeft het je anders-zijn te cultiveren, als je toch op de dikste muren te pletter loopt. Is het niet beter de verschillen weg te moffelen en de westerling te imiteren, zodat je hem een rad voor de ogen draait? De volwassen blanken zien inderdaad geen bedreiging in de twee jonge prinsen, die hen, als waren ze curiosa, bepaald weten te charmeren. Het meest onwaarschijnlijke van de geschiedenis - en ook dat berust op ware feiten - is nog dat Kwame en Kwasi op een bepaald ogenblik bij het Nederlandse hof geïntroduceerd worden en er de vertrouwelingen worden van Sophie, de dochter van kroonprinses Anna Paulowna.
Pas wanneer ze later het openbare leven willen instappen, worden ze op hun plaats gewezen. Kwame, de meer artistieke van de twee en minder tot toegevingen bereid, lijdt het meest onder zijn ballingschap. Hij kan zich moeilijker plooien naar zijn leermeesters en keert dan ook na zijn opleiding snel naar Afrika terug. Bij aankomst blijkt hij evenwel zijn moedertaal volledig verleerd te zijn, waardoor zijn volk hem niet meer terug wil. In de kazerne aan de Goudkust waar hij verblijft, pleegt hij uiteindelijk zelfmoord. Kwasi daarentegen is kamele-ontischer van aard: hij volgt prinses Sophie naar het hof van Weimar en trekt later naar Indonesië waar hij, trouw aan zijn theorieën, een carrière hoopt op te bouwen.
Kwasi is de echte ‘zwarte met het witte hart’, de ‘ideale wilde’ die bij blanken destijds zulke nostalgische gevoelens losweekte. ‘Hoe verder de mens zichzelf temt, hoe sterker hij verlangt naar het wilde,’ zo schrijft hij aan Kwame. ‘Omdat beschaving nu eenmaal nooit overal ter wereld gelijke vorderingen maakt, (...) ontdekte men in alle tijden ergens wel een volk, een stam of enkeling die wat achterop was gebleven bij de algemene voortgang. Die maakte men tot eenzaam symbool van de offers die onderweg werden gebracht. Men benijdde deze natuurwezens om wat zij hadden behouden. Achter hun hard en dagelijks streven vermoedde men een oerkracht. De afwezigheid van schaamte werd aangezien voor onbezorgdheid. Hun eenvoudige gebruiken ontroerden de Europeaan, zoals ons de onbevangenheid van een stamelend kind, omdat het herinnert aan wat is geweest en nooit meer terug te halen valt.’
De realiteit was - onder het mom van de beschaving - wel even anders. Ook Kwasi strooit zich met zijn onderdanigheid zand in de ogen. Hoewel, bij alle volkeren die de hoop koesterden dat de blanken hen het respect zouden betuigen waar ze recht op hadden, was het geduld op een bepaald ogenblik ook op. Zo kan Arthur Japin Kwasi Boachi niet helemaal verraad laten plegen aan zijn afkomst: aan het Duitse hof trapt hij een paar Pruisische heren zodanig op de tenen dat een en ander de Nederlandse koning ter ore komt. Omdat hij door zijn gedrag de superioriteit van het blanke ras - haar ‘noblesse de peau’ - betwist had, wordt Kwasi's carrière heimelijk geblokkeerd.
De eigenlijke plot van De zwarte met het witte hart bestaat uit een aantal lange flashbacks die Kwasi als oude man door het hoofd spelen; bij een huldiging op zijn Javaanse plantage in het jaar 1900 komt hij beetje bij beetje aan de weet hoezeer zijn hele doen en laten al die jaren door het hof in de gaten werd gehouden. Japin laat er geen twijfel over bestaan wie volgens hem superieur was: Kwasi is niet alleen intelligenter, maar ook humaner dan de westerling. Alleen ziet hij het complot tegen zichzelf niet; zijn vertrouwen is te groot. Uiteindelijk is er maar één blanke in De zwarte met het witte hart die dat vertrouwen waard lijkt: Eduard Douwes Dekker, die in het boek een verrassend optreden maakt.
De ontmoeting is natuurlijk geënsceneerd en Douwes Dekker is weinig meer dan een symbool, maar toch is ze een van de redenen