Ons Erfdeel. Jaargang 40
(1997)– [tijdschrift] Ons Erfdeel– Auteursrechtelijk beschermd70 jaar Nederlands aan de Katholieke Universiteit van RijselOp 21 maart 1997 vierde de Katholieke Universiteit Rijsel, de zogenaamde Catho (nu F.U.P.L., Fédération Universitaire et Polytechnique de Lille genoemd), de zeventigste verjaardag van haar leerstoel Nederlands. De viering was opgevat als een studiedag over het Nederlands, waarbij hoofdzakelijk de positie van het Nederlands in Noord-Frankrijk van vroeger tot nu werd belicht. Als sprekers traden op: rector M. Joniau en Vic Nachtergaele van de Katholieke Universiteit Campus Kortrijk, Ludo Beheydt van de Leuvense universiteit, Ludo Milis en Hugo Ryckeboer van de Gentse universiteit. Voor de Catho werd het woord genomen door rector Vandecaadelaere; Michel Spanneut, ere-decaan van de Faculteit Letteren en Wijsbegeerte en door Henri Platelle, gewezen hoogleraar aan dezelfde faculteit. Op 18 november 1926 gaf René Despicht (1870-1960) een eerste college Nederlandse taal en literatuur aan de faculteit Wijsbegeerte en Letteren. Aan de Rijselse Rijksuniversiteit (nu Lille III) werd in 1948 gestart met een lectoraat Nederlands, dat in 1964 een leerstoel zou worden. Het duurde tot 1952 voor de Sorbonne een leerstoel in de Nederlandse taalen letterkunde kreeg. Michel Spanneut belichtte in zijn rede de persoonlijkheid van de drie pioniers van het Nederlands: de initiatiefnemer, decaan Camille Looten (1855-1941), zoon van een onderwijzer uit het Frans-Vlaamse Noordpene, en de eerste docenten Nederlands, René Despicht uit Ochtezele en Maxime Deswarte uit Steenvoorde.Ga naar eindnoot(1) Het initiatief van Looten, voorzitter van het Comité Flamand de France met als devies ‘Voor Moedertael en Vaderland’, had als doel het verdwijnen van het Nederlands in Noord-Frankrijk tegen te gaan na de invoering van het Frans als enige onderwijstaal. Er werd vanaf het begin gesteld dat de ‘cours de langue et
René Despicht (1870-1960).
de littérature néerlandaise’ het Algemeen Nederlands zou bestuderen, maar dan in relatie tot het Frans-Vlaamse dialect, en dat de cursus een regionalistisch karakter zou hebben. Looten was in. 1889 gepromoveerd aan de Sorbonne tot docteur ès lettres met een proefschrift over Vondel. Deze hoogleraar buitenlandse letterkunde, die het Vlaamse dialect kende, maakte vele geleerden en taalkundigen in Vlaanderen en Nederland gevoelig voor de positie van het Nederlands in Noord-Frankrijk. Vanwege zijn verdiensten werd hij in 1927 opgenomen als buitenlands lid in de Maatschappij der Nederlandse Letterkunde in Leiden en in 1930 volgde zijn benoeming als erelid van de Koninklijke Vlaamse Academie. René Despicht doceerde van 1926 tot 1937 in Rijsel. Uit getuigenissen van oud-studenten blijkt dat de erudiete Despicht een voortreffelijk docent was en een briljante causeur. Zijn opvolger, Maxime Deswarte, die de leerstoel door de moeilijke naoorlogse periode loodste en op zijn post bleef tot 1979, was evenmin een alledaagse docent. Hij publiceerde als literator, taalkundige, kunsthistoricus en folklorist. Op de eerste Frans-Vlaamse cultuurdag in Waregem (1948) was hij al aanwezig. Toen Deswarte met pensioen ging in 1979 beschikte de faculteit niet over de nodige financiële middelen om een docent Nederlands aan te trekken. Het was de toenmalige minister van Nederlandse cultuur, mevrouw Rika de Backer, die een docent, Luc Ravier, ter beschikking stelde en zo Frankrijks oudste leer- | |
[pagina 614]
| |
Camille Looten (1855-1941)
stoel van de ondergang redde. De belangrijkste financiële steun komt tegenwoordig van de Nederlandse Taalunie, die niet alleen een jaarlijkse boekensubsidie verleent, maar ook bijdraagt in de vergoeding van de docent. Aangezien het vrije universitaire onderwijs in Frankrijk geen examenbevoegdheid heeft, dienen studenten van de Catho examen af te leggen aan de rijksuniversiteit Lille III. Omdat de lesprogramma's niet zo goed op elkaar waren afgestemd, liep het aantal inschrijvingen voor de lessen Nederlands omstreeks 1990 sterk terug. In 1994 sloot de Catho een overeenkomst met de universiteit van Artois in Atrecht (Arras), waardoor het keurslijf van een verplicht studieprogramma wegviel. De docent kan nu zelf het examen opstellen en afnemen, wat het studentenaantal weer ten goede komt. Bovendien wordt Nederlands niet enkel als keuzevak gedoceerd, maar ook als tweede taal, zowel in het eerste en tweede jaar van de eerste cyclus als in de licentie. Tijdens de voorbije zestien jaar volgden ruim vijfhonderd studenten de lessen Nederlands. De Catho fungeert ook al ruim vijftien jaar als regionaal centrum voor het afnemen van
Maxime Deswarte (1907-1989)
het jaarlijkse examen Certificaat Nederlands als Vreemde Taal. Intussen blijft de studie van het Nederlands niet langer beperkt tot het eenmansdocentschap in de letterenfaculteit. De Fédération Universitaire et Polytechnique de Lille vormt vandaag een vrij groot geheel van zes faculteiten en drie hogescholen waar 14.000 studenten dagonderwijs en nog eens 10.700 onderwijs sociale promotie volgen. Zo wordt al sedert enkele jaren ook Nederlands gegeven in het overkoepelende taleninstituut van de Catho, en vanaf 1996 kunnen ook studenten economie binnen hun faculteit voor Nederlands kiezen. Bovendien gaat in het academiejaar 1997-1998 een afdeling toegepaste taalkunde van start binnen de letterenfaculteit. De Catho heeft al lang geen monopoliepositie meer wat betreft het Nederlands in Noord-Frankrijk, maar ze blijft haar onvervangbare eigenheid bewaren.
Luc Devoldere |
|