De Indische jaren van E. du Perron
In 1990 was het vijftig jaar geleden dat E. du Perron (1899-1940) overleed. Het gaf aanleiding tot verschillende aan deze schrijver gewijde bijeenkomsten en publikaties. In dat jaar verscheen ook het proefschrift van Kees Snoek, een studie waarin Snoek Du Perron ‘wil beschouwen in zijn verhouding tot zijn land van herkomst, tot wat toen Indië heette en nu Indonesië’. Het betreft hier de periode tussen 1899 en 1921 en die van 1936 tot 1939. Nijgh & Van Ditmar gaf een mooie handelseditie uit van het boek.
Du Perron heeft in zijn korte leven heel veel geschreven, maar het is slechts door één boek dat hij zich een blijvende faam heeft verworven: Het land van herkomst (1935). Nog in 1989 verscheen er een nieuwe (dertiende) druk van deze autobiografische roman. Zoals bekend speelt de inhoud zich af op twee niveaus: de ‘Indische’ hoofdstukken beschrijven de Indische jeugd van de - onder de naam Ducroo figurerende - auteur, en die over Parijs (waar Du Perron woonde) hebben de actualiteit van het heden tot onderwerp. Het verleden en heden blijken alles met elkaar te maken te hebben: het is zijn Indische jeugd die het fundament heeft geleverd voor Ducroo's bestaan.
Wil men Du Perrons gedrag en handelen, zijn levenshouding èn schrijverschap leren begrijpen, dan moet men terug naar die jeugdjaren in Indië. Daar waar koloniale gezagsverhoudingen de afstand bepaalden tussen heersers en overheersten, stond de wieg van Eddy heel nadrukkelijk in het kamp van de eersten. Zijn ouders hoorden tot families die al generatis lang in de kolonie woonden: grootgrondbezitters en ondernemers, mensen die gewend waren om te bevelen èn om gelijk te krijgen, kolonialen die vergroeid waren met het land. Het was in dit milieu met zijn typisch Indische - van de inheemse denk- en gevoelswereld doordrongen - levensstijl, in die heerserscultuur met een sterk romantisch-heroïsche inslag, dat Du Perron opgroeide. In dat patroon paste bijvoorbeeld zijn identificatie met de held d' Artagnan (gangmaker van de Drie Musketiers), maar ook zijn bewondering voor de weliswaar altijd verliezende maar in ieder geval door edele aandriften geïnspireerde Don Quichotte. We vinden het in essentie terug in Het land van herkomst. Snoek levert er zijn commentaar bij en trekt wat lijnen door naar Du Perrons latere leven en werk. Het is nuttig en nodig, maar de manier waarop een en ander wordt gepresenteerd is weinig overtuigend. Soms krijgt men de indruk van aan elkaar gelaste aantekeningen. Ook een overvloed aan citaten - waar zo nu en dan best geparafraseerd had kunnen worden - staat een vloeiend geheel in de weg. Het is alles ook wat onevenwichtig in relatie tot de omvang van de studie: 37 bladzijden op een totaal van 260 pagina's hoofdtekst. Zeker, de informatie die Snoek nodig heeft, vindt men in hoofdzaak in Het land van herkomst en hoeft niet te worden herkauwd. Maar het geven van wat ‘couleur locale’, bijvoorbeeld door middel van wat meer inlichtingen over de plaatsen waar Du Perron zijn jonge jaren doorbracht, zou niet hebben misstaan. Zelfs een kaartje waarmee de gemiddelde
lezer zich had kunnen oriënteren - deze heeft immers geen idee waar Meester Cornelis, de Preanger, Garut of de Wijnkoopsbaai liggen - is niet opgenomen. Het ontbreekt dit eerste deel aan sfeer. Dat is dubbel jammer, omdat Snoek zo goed kan schrijven, zoals met name blijkt uit de overige twee delen die gaan over de jaren 1936 tot 1939.
De jaren tussen 1921 en 1936, die Du Perron in Europa doorbracht, overbrugt Snoek met een ‘intermezzo’. Er wordt uiteengezet, hoe Du Perrons zich al in Indië manifesterende schrijverschap uitgroeide tot dat ‘van de polemische persoonlijkheid van Forum’. Hier komt ook diens politieke bewustwording ter sprake, waarbij naast zijn anti-fascistische stellingname zijn onvoorwaardelijke keuze naar voren komt voor de individuele vrijheid met de daaraan inherente afwijzing van alle haar bedreigende ideologieën.
Uit onvrede met het ‘verpolitiekte Europa’, verlangend ook naar de confrontatie met het land dat hij vijftien jaar daarvoor had verlaten - hij dacht er bovendien goedkoper te kunnen leven - keerde Du Perron met vrouw en zoontje in 1936 naar Indië terug. Het weerzien moest wel op een teleurstelling uitlopen. Snoek toont het overtuigend aan. Het Indië uit zijn jeugd was verdwenen, maar ook hijzelf was in zijn opvattingen sterk veranderd. Was hij als een onvervalste koloniaal uit Indië vertrokken, in de jaren daarna was hij geheel anders gaan aankijken tegen de koloniale verhoudingen. Onder andere in Het land van herkomst vinden we dat verantwoord. Over de Indonesiërs