Leonard Nolens: het dagboek van de dichter
In het inmiddels al vrij uitgebreide poëtische oeuvre van Leonard Nolens (o1947) valt een duidelijke evolutie aan te wijzen. Zijn zesde bundel, Hommage, verschenen in 1981, schijnt in deze ontwikkeling als een soort scharnier te hebben gefungeerd: hij vertoonde verschuivingen in de thematiek en kondigde ook al de formele verstrakking aan die zich in de latere poëzie door zou zetten (vgl. Ons Erfdeel 30/1).
Het is dus niet zo verwonderlijk dat de dichter juist in deze periode van bewuste overgang, van reflectie en van poëticale vernieuwing, de behoefte heeft gehad dagboeknotities op te tekenen. Het dagboek dat nu onder de titel Stukken van mensen wordt gepubliceerd, werd ingezet op 27 december 1979 en loopt tot december 1982. Het wordt gekenmerkt door de ook in de poëzie nadrukkelijk aanwezige behoefte aan een genadeloos eerlijke (zelf)belijdenis. Tevens onthult het hoe de dichter afstand deed van de ‘lawaaierige’ woordberoezing en gewild toegroeide naar meer soberheid en helderheid, naar condensatie en concentratie. De strakkere, meer gesloten vormgeving van de latere bundels - De gedroomde figuur (1986) en Geboortebewijs (1988) - waarmee Nolens pas definitief als dichter is doorgebroken, blijkt met een hardnekkige en strenge
Leonard Nolens (o1947).
zelfdiscipline op zichzelf afgedwongen te zijn: het ‘kale’ en ‘koude’ schrijven dat de dichter verlangt te bereiken, druist immers in tegen zijn temperament. Het ‘bevechten’ van deze verschraling, of: het afstand doen van het ‘gebral’, loopt als een rode draad door de dagboeknotities heen.
De titel Stukken van mensen geeft in zijn veelduidigheid goed de complexiteit van het dagboek weer. Het gaat, zo verklaart Nolens zelf vooraf, niet alleen om een vorm van stukjes schrijven: in het dagboek komt de dichter ook naar voren als iemand met vele kanten, met de vele stemmen rondom en in hem. Ook deze visie op de mens en op het innerlijke ik sluit nauw aan bij de poëzie van Nolens.
Dat het dagboek vooral, zoniet vrijwel uitsluitend, het dagboek van de dichter Nolens is geworden, blijkt uit zijn absolute en compromisloze zelfpreoccupatie. Stukken van mensen is een ‘journal intime’ van een solipsist, waaruit het wereldse en het incidentele gebeuren letterlijk en systematisch worden verbannen. Zo worden de maanden die de dichter in Iowa City doorbracht niet ‘beschreven’: het direct anekdotische ‘vertellen’ over feiten en uiterlijke ervaringen wordt uit het dagboek geweerd; alleen het trauma van de absolute eenzaamheidservaring, verbonden aan de reis, zal in latere notities een echo vinden.
Centraal in het dagboek staat dus de gevoels- en denkwereld van de dichter, van de ik-figuur. Ook, zelfs, waar de vormgeving van de notities naar objectivering lijkt te streven - de ik-vorm wordt herhaaldelijk afgewisseld met de bijvorm en met de je-vorm, enkele keren zelfs met de onpersoonlijke algemene of aforistische beschouwing - gaat het telkens weer, in elk fragment, om een dwangmatige en genadeloze, soms pijnigend scherpe zelf-analyse. Het geheel van deze dagboeknotities getuigt van een onophoudelijk en geobsedeerd verlangen naar de complete,