niet nodig. Hij stort een grabbelton met ideeën van anderen leeg om te zeggen, dat de essentie van Corneille's kunst is: het geheim van het zichtbare en het voelbare te vangen. Aan die algemene mededeling moet en zal een filosofie ten grondslag liggen en er wordt vrijwel geen wijsgeer ongenoemd gelaten om die ‘visie’ te vormen: Heraclitus, Spinoza, Kant, Hegel, Heidegger, Goethe, Wittgenstein en Foucault, om maar te zwijgen van de dichters, komen eraan te pas om duidelijk te kunnen maken, dat wanneer men schilder is, men af moet gaan op de natuur: ‘de “natura naturans” is inderdaad de oorsprong van de kunst, en ook de onzichtbare aantrekkingskracht en de actieve oneindigheid ervan, en wat dat betreft is het “genatureerde” (naturata), het oerfenomeen waar Goethe over spreekt, alleen van waarde als het “naturerende”(naturans) erin opduikt en zich er van alle kanten meester van maakt’. Paquet bedoelt, denk ik, dat de schilder de ongrijpbare beweeglijkheid van de natuur moet en wil vastleggen. Hoe doet Corneille dit? Zoals een vogel zijn veren verliest, luidt het laconieke antwoord van de auteur.
Paquet kan er niet omheen, dat Klee van grote betekenis is geweest voor de schilderkunst van Corneille, maar het zal niet verbazen, dat die invloed alleen retorisch wordt ‘verklaard’ met ‘het innerlijke verschil’, waarna er weer veel andermans woorden nodig zijn om wat hiermee wordt bedoeld uit te leggen.
Paquets woordenparade maakt kortom vrijwel niets duidelijk en leidt alleen af of om de schilderkunst van Corneille heen. De afbeeldingen geven evenmin een juiste representatieve afspiegeling van Corneille's ontwikkeling, al blijkt er wel uit, dat zijn werk uit de jaren vijftig en zestig veel verrassender was dat zijn latere schilderijen. Afmetingen worden niet vermeld. Wel is er een lange lijst van ‘voornaamste’ tentoonstellingen, evenals een bibliografie en veel foto's, zelfs een apart katern van zijn model in het atelier.
Noch de uitgever, noch Corneille zelf schijnen zich ervan bewust te zijn dat dit boek ongeschikt is voor de kritische wetenschappelijke lezer en evenmin bruikbaar is voor een andere lezer, want de gedachten- en woordenstroom is vaak onbegrijpelijk en onvoldoende gestructureerd om boeiend te kunnen worden. Alleen de kijker en aspirant grafiekkoper komt aan zijn trekken: hij houdt een kloek boek in de hand met prachtige kleurenafbeeldingen van merendeels zeer softe porno, even tendentieus als de sjaals of de pennen, de tram of de piano. De gesigneerde luxe editie in cassette, uitgegeven bij Jaski art productions te Wijdenes, bevat twee genummerde en gesigneerde grafische bladen.
Erik Slagter
marcel paquet, Corneille of de sensualiteit van het gevoel, Meulenhoff-Landshoff, Amsterdam, 1988, 156 p.