Ons Erfdeel. Jaargang 24
(1981)– [tijdschrift] Ons Erfdeel– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 495]
| |
Witte Adelaar en Gouden Leeuw
| |
[pagina 496]
| |
Gevelsteen met voorstelling van een Pool uit een huis in Amsterdam.
Hebreeuws. Vele Polen correspondeerden met Erasmus, zoals de kosmopolitische hervormer Jan Laski, die nog tijdens het leven van Erasmus diens bibliotheek aankocht. Poolse vrienden van Erasmus poogden tevergeefs de Rotterdamse humanist ertoe te bewegen zich in Polen te vestigen. Nog steeds staat Erasmus - gezien ook de vele herdrukken van zijn werken - in Polen in hoog aanzien. Tot zijn leerlingen behoorde Andrzej Frycz Modrzewski (Modrevius, 1503-1572), die in zijn De republica emendanda een pleidooi houdt voor de vrijheid van de burger en bovendien de horigheid van de boeren kritiseert. Hij veroordeelt de agressie-oorlog. In zijn ogen mag een oorlog slechts defensief zijn.
De Polen spreken over de zestiende eeuw als hun ‘Gouden Eeuw’. In deze periode dringt de Hervorming vanuit Duitsland Polen binnen en verkrijgt er grote invloed. Dank zij hervormde geschriften in de landstaal wordt de grondslag gelegd voor de ontwikkeling van een eigen literatuur. Hier moet vooral de naam van de eerste Poolse literator Mikolaj Rej genoemd worden, die een Leven van Jozef schreef, gebaseerd op een in het Latijn geschreven werk van de Nederlander Cornelius Crocus. Toch blijft de Reformatie vooral een aangelegenheid van de hogere adel en de steden en ten tijde van de Contrareformatie weet de rooms-katholieke kerk het verloren terrein te herwinnen. Polonia wordt een Oosteuropees bastion van het Rooms-Katholicisme, zowel gericht tegen de Russische orthodoxie als tegen het Duitse lutheranisme. De Contrareformatie bevorderde evenals in Oostenrijk en Bohemen de bouw van nieuwe kerken en kloosters. Maar ook de rijke adel liet nieuwe kastelen en paleizen bouwen. De in Utrecht geboren Tylman van Gameren (in het Pools Gamerski) bouwde in de tweede helft van de zeventiende eeuw het barokke Krasinski-paleis in Warschau (thans de Nationale Bibliotheek) en de paleizen in Nieborów, Bialystok en Lubartów. Maar ook een andere Nederlander had bekendheid gekregen, met name Hugo de Groot wiens boek De iure belli ac pacis in Polen grote faam verwierf. Evenals Erasmus vóór hem kreeg Hugo de Groot een uitnodiging zich in Polen te vestigen. Hij sloeg deze uitnodiging van het koninklijk hof echter af. In de zeventiende eeuw kregen de Jezuïeten het gehele onderwijs in handen zodat protestantse families hun zonen voor studie meer en meer naar het buitenland zonden, o.m. naar de Noordelijke Nederlanden. Ondanks wetenschappelijke en culturele prestaties is de zeventiende eeuw toch een periode waarin de staatkundige ondergang van het Rijk van de Witte Adelaar | |
[pagina 497]
| |
Isaac van den Blocke:
‘Allegorie op de handel van Danzig’, plafondschildering in de Rode Zaal van het stadhuis van Danzig. zich reeds aan schijnt te kondigen. De Polen noemen deze periode die van ‘de zondvloed’, want vijandige legers uit Oost en West bedreigden bij voortduring het bestaan van de Poolse adelsrepubliek. De grote overwinning van Jan Sobieski op de Turkse legers in 1683 (het paleis in Wilanów, in opdracht van deze Poolse koning gebouwd, herinnert hieraan) was een laatste triomf van een staat, die langzamerhand steeds meer in het defensief werd gedrongen tegenover Rusland, Pruisen en Oostenrijk-Hongarije. Maar ook na de Poolse delingen in 1772, 1793 en 1795, waarbij het Poolse territorium verdeeld wordt tussen deze machten, weten de Polen hun cultuur voor de ondergang te behoeden. De Verlichting krijgt in Polen een eigen gestalte en is onlosmakelijk verbonden met de gedachte van de onafhankelijkheid. Belangrijke auteurs uit die dagen, die aandringen op hervormingen in het onderwijs en bevordering van de wetenschap zijn Hugo Kollataj (1750-1812) en Stanislaw Staszic (1755-1826). In de negentiende eeuw waren het Chopin en de dichter Mickiewicz, beiden naar Frankrijk gevlucht, die tot het herstel van de onafhankelijkheid van Polen opriepen. Polen telt naast Chopin (fraai geportretteerd door Ary Scheffer!) nog verschillende grote componisten, zoals Moniuszko (1819-1872), Szymanowski (1883-1937), Paderewski (1860-1941), de eerste president van de nieuwe Poolse republiek, en Penderecki (geb. 1933). Ook op het gebied van andere kunsten (film, grafische kunst) levert het land van Chopin, zoals bekend, opmerkelijke prestaties. De economische en culturele betrekkingen tussen Polonia en de Lage Landen waren vooral in de zestiende en zeventiende eeuw zeer intensief. Verschillende oorzaken hebben hiertoe bijgedragen. Over de achtergronden hiervan eerst het volgende: | |
Amsterdam en Danzig.Door de ontdekking van de zeewegen naar Amerika en Indië verplaatste de handel zich in de vijftiende eeuw van de gebieden rond de Middellandse Zee naar de Atlantische Oceaan. Deze ontwikkeling werd bevorderd door de expansie van het Turks-Ottomaanse rijk en de afsluiting van de Levant na de verovering van Constantinopel (1453) door de Turken. Maar in West-Europa voltrokken zich nog andere ingrijpende veranderingen. Het machtige handelsverbond de HanzeGa naar eind(2) dat steden als Nowgorod, Riga, Lübeck, Danzig (Pools Gdansk), en het Nederlandse Kampen omvatte, ging snel in betekenis achteruit. De Oostzeehandel richtte zich meer en meer op Amsterdam dat een periode van bloei tegemoet ging, | |
[pagina 498]
| |
Andreas Cellarius:
‘Het Koninckryck Polen, en toe-behoorende landen’, Amsterdam, 1660. ook dank zij de groeiende handel op Zuid-Europa. Langzamerhand nam Amsterdam de plaats van Brugge en Antwerpen in als Westeuropese stapelplaats. Het verval van de stad van Rubens was onvermijdelijk toen in 1585 de Zeeuwen de Schelde afsloten voor de scheepvaart als antwoord op de verovering van Antwerpen door de Spanjaarden. De overgang van Antwerpen naar de Spaanse vijand had nog een ander gevolg. Vele ondernemende reformatorische ‘Spaanse Brabanders’ verlieten Antwerpen en trokken naar steden als Amsterdam, Leiden en Haarlem waar zij een belangrijke bijdrage leverden tot de groeiende welvaart. Leiden verheugde zich in een bloeiende wolnijverheid. De lakenhandel floreerde evenals de scheepsbouwGa naar eind(3). De Zaanstreek werd het middelpunt van de Europese houthandel. Amsterdam ontwikkelde zich tot de grootste graanbeurs van Europa. Jan de Witt schreef met recht ‘dat den Graenhandel is de wortel van de notabelste Commercie ende Navigatie deser Landen’. Het graan, waarvoor tachtig procent van de Amsterdamse pakhuizen was gereserveerd, werd niet alleen in eigen land verbruikt, maar ook doorgevoerd naar Engeland, Frankrijk en zelfs Portugal en Italië. De bloei van de Hollandse handel kwam ook Danzig ten goede. Reeds lang speelde deze stad een belangrijke rol in de handel op de Noordelijke NederlandenGa naar eind(4). Van Danzig wordt reeds in de tiende eeuw gewag gemaakt. In 1308 kwam de stad onder het gezag van de Duitse Orde en werd weldra lid van de Hanze. Na het verval van de Duitse Orde stelde Danzig, dat steeds als een vrijwel onafhankelijke staat gold, zich in 1454 onder Poolse bescherming en werd de grootste uitvoerhaven van het Oostzeegebied. Evenals Amsterdam lag Danzig aan het water, beschermd tegen de open zee. De stad had bovendien een groot achterland dat zijn rijkdom ontleende aan de landbouw en in het bijzonder de teelt van rogge en tarwe. De omgeving van Danzig, de Weichseldelta, was een belangrijk agrarisch gebied. Dit was voor een groot deel aan Hollandse immigranten te danken. Deze hadden een voornaam aandeel in de bedijking en ontginning van dit waterrijke land. Het waren vooral mennonieten of doopsgezinden, die naar deze streken | |
[pagina 499]
| |
Prent van het ‘Stedeken Hollandt’ uit A. Booth, ‘Journael vande Legatie, etc.’,
Amsterdam, 1632. Deze in 1297 gestichte stad heet thans Paslek. kwamenGa naar eind(5). De calvinisten waren verre in de minderheid. Op vele plaatsen in het gebied van de Weichsel kon men Hollanders vinden, bekend als landontginners, specialisten in de aanleg van dijken en de bouw van sluizen en molens. Men kan hun aanwezigheid tot in de achttiende eeuw traceren aan de hand van erfpachtcontracten. Ook in de handel speelden de Hollanders een belangrijke rol. De Hollandse schepen, die granen, hout en salpeter (voor de fabricage van buskruit) ophaalden in Danzig, namen op de heenweg bakstenen, dakpannen en estriken mee. De handel in Oostzeegranen was voor driekwart in Nederlandse handen. De Lage Landen exporteerden naast haring ook textiel, o.m. wollen lakens, geweven in Leiden, Amsterdam, Haarlem en Naarden, naar het Oostzeegebied en voorts wijnen, zuidvruchten, zout en suiker, afkomstig uit Zuid-Europa en de Levant. Dan waren er nog produkten uit het Verre Oosten zoals rijst, peper en kruidnagelen. Hoe groot het belang van het uit Danzig aangevoerde graan voor de Nederlandse republiek was, moge blijken uit het feit, dat in 1698 bijna een hongersnood dreigde ten gevolge van het feit, dat Danzig de export had stopgezet na een mislukte oogst. Hoewel met de oprichting van de Verenigde Oost-Indische Compagnie (1602) de basis werd gelegd voor de welvaart van de Gouden Eeuw, beschouwden velen de Baltische handel toch altijd nog als de hoeksteen van de buitenlandse handel. Gesproken werd over deze ‘moedercommercie’ als ‘de siele van de gehele negotie’. Nederlandse daalders en dukaten waren in Polen een zeer begeerd betaalmiddel. In Amsterdam vestigden zich vele Poolse Joodse kooplieden, die zich o.m. toelegden op de geld- en wisselhandel. De nauwe handelsrelaties tussen Amsterdam en Danzig hadden als merkwaardig nevenverschijnsel, dat deze Poolse stad in meer dan één opzicht op Amsterdam ging gelijken. De koopmanshuizen, de graanschuren en ook de waterbouwkundige en vestingwerken herinnerden aan Amsterdam. Zowel Amsterdam als Danzig hadden rond 1600 een inwonertal van 50.000. Na 1650 treedt er een achteruitgang in de handel op, gevolg van de dalende bevolkingsgroei in West- en Zuid-Europa, de toenemende Engelse en Franse concurrentie en het feit, dat in West-Europa zelf meer graan werd geproduceerd. Naast de handel moet het ambacht worden genoemd. In de vijftiende eeuw waren de Nederlandse ambachtslieden in Danzig zo talrijk, dat zij een eigen bank bezaten in de Artushof, een soort gildesociëteit. Aanvankelijk hadden zij zich als vluchtelingen om des geloofs wille in de dorpen rond Danzig gevestigd, aangezien de magistraat hen niet in de stad toeliet. Later kregen zij ook toestemming in Danzig hun beroep uit te oefenen. | |
Architectuur en kunst.In de architectuur van Danzig zijn duidelijke invloeden uit de zuidelijke en noordelijke Nederlanden te onderkennen. Terwijl in de oude stad Kraków (Krakau) sterke Italiaanse invloeden zijn aan te wijzen (Francesco della Lora en Bartolommeo | |
[pagina 500]
| |
Frontispice van J. van der Linde: ‘Leven en daden van Johannes Sobietzki de III, Koning van Polen’, Amsterdam, 1685.
Berecci transformeerden in de zestiende eeuw het gothische slot Wawel tot een indrukwekkend renaissance-paleis) is in Noord-Polen en met name Danzig de bouwstijl terug te vinden van Noordnederlandse architecten als Regnier uit Amsterdam (bouwer van de Groene Poort), Hans Vredeman de VriesGa naar eind(6) uit Leeuwarden, welke laatste ook als schilder optrad. De Zuidnederlander Anthonie van Opbergen (uit Mechelen) schiep het Arsenaal en het stadhuis van de ‘Altstadt’ (1587-1589), één van de hoogtepunten van de zgn. Baltische renaissance. Op het stadhuis trof men een klokkenspel van de Brabander Jan Moor aan. De doopvont in de bekende Mariakerk was afkomstig uit Utrecht. Er bestaat een merkwaardige overeenkomst tussen het stadhuis van het zuidelijk van Danzig gelegen Torun en dat van Leiden. De bouwmeesters hiervan vonden hun inspiratie in een Zuidnederlandse bouwstijl. Torun, de geboorteplaats van Copernicus (1473-1543), in de Duitse periode Thorn geheten, is nog altijd één van de interessantste oude steden van Polen. In Warschau bouwde voorts de Hollandse architect Peter Willer, die in 1651 aan het Poolse hof was aangekomen.
Reeds eerder werd gewezen op uit Holland aangevoerde baksteen. Maar ook de befaamde Delftse tegels ontbraken in vele steden en kastelen niet. In geheel Polen wisten Noord- en Zuidnederlandse kunstenaars een grote faam te verwerven. S. Herbst schrijft in A thousand years of Poland: ‘At the end of the 15th century other new artistic centres began to appear in Great Poland and in Torun. At that time painters of the Dutch school, so different from the Italian one, were learning a profounder approach to man and landscape, and discovering emotional bonds between man and nature’. Pieter Soutman uit Haarlem werd evenals Pieter Danckerts de Rij uit Amsterdam in de 17de eeuw hofschilder. De eerste portretteerde o.m. koning Wladdyslaw IV. Grotere vermaardheid nog kreeg de Haagse kunstenaar Willem Hondius (±1597-1652). Hij vestigde zich in 1636 in Danzig als graveur en portretteerde o.m. de Oekraïnse hetman Bohdan Chmielnicki en eveneens koning Wladyslaw IV. Ook kreeg hij bekendheid als cartograaf. In Danzig verbleef voorts de reeds genoemde Hans Vredeman de Vries, die daar in 1592 stadsarchitect werd en o.m. decoratiewerk verrichtte aan het stadhuis en de Artushof. De grootste faam verwierf zich echter de reeds genoemde barokarchitect Tylman van Gameren (±1632-1706), in Polen Gamerski geheten. Hij werd in 1672 tot koninklijk architect benoemd en zelfs in de adelstand verheven. Zijn voornaamste scheppingen | |
[pagina 501]
| |
J. Pendelius: ‘Portret van de Poolse calvinistische theoloog Johannes Maccovius (Makowski)’, die vanaf 1616 doceerde aan de universiteit van Franeker.
zijn het Krasinskipaleis in Warschau, de paleizen in Nieborów, Bialystok en Lubartów, de kerk van de Capucijners in Warschau, de kerk van de Heilige Anna in Kraków en tenslotte de Nieuwe of Koninklijke kapel in Danzig. Nederlandse schilders portretteerden ook bekende Polen. Zo maakte Ferdinand Bol een portret van de Poolse koningin Ludwika Maria Gonzaga, die in 1644 een bezoek aan Nederland bracht. Bol schilderde ook een jongen in Pools kostum (1656). Hendrick Goltzius portretteerde de Malthezer ridder Stanislaw Sobocki (1583). In 1637 schilderde Rembrandt de Poolse ambassadeur Andrzej Rej. Bekend is ook zijn ‘Poolse Ruiter’. Jan Radziwill, opperbevelhebber van het Poolse leger, werd op zijn veldtochten begeleid door de Nederlandse schilder Abraham Westerveldt. In Danzig bezat vrijwel iedere rijke familie wel een Nederlands schilderij. Poolse musea herbergen vele belangrijke Hollandse meesters die een grote invloed uitoefenden op de stijl van de Poolse schilders in de zeventiende eeuw. Zo treft men in het Nationaal Museum van Warschau werken van Jeroen Bosch en Rembrandt aan. In Krakau bevindt zich Rembrandts Landschap voor de storm. Vermelding verdient ook nog Het laatste oordeel van Memlinc, dat op weg naar Toscane door Danziger zeerovers werd buitgemaakt en zich nu in de Mariakerk in Danzig bevindt. Ten overvloede wijs ik nog op de bijzonder fraaie Vlaamse wandtapijten, die de muren van de Wawelburcht in Krakau sierenGa naar eind(7). | |
Wetenschappelijke betrekkingen.De nauwe handelsrelaties leidden ook tot intensieve wetenschappelijke en culturele betrekkingen. Vele Polen trachtten in de Republiek der Verenigde Nederlanden hun kennis op het gebied van scheepvaart, scheepsbouw, weg- en waterbouw, cartografie en vestingbouw te vergroten. Door Polen werden in de zeventiende en achttiende eeuw naast wetenschappelijke boeken ook allerlei soorten instrumenten ingevoerd, waaronder meetinstrumenten en globen, op welk gebied Nederlandse ambachtslieden bekendheid hadden gekregen. Zoals bekend had Amsterdam na 1600 een grote faam verworven op het gebied van de cartografieGa naar eind(8). Men denke aan de atlassen van Blaeu. De zestiende-eeuwse cartograaf Frederik de Wit vervaardigde een kaart van Polen, waarvan er nog drie bestaan: in de American Library of Congress, de Library of Cambridge University en de Nationale Bibliotheek van Warschau. In Polen beleefde de cartografie een bloeiperiode onder koning Wladyslaw IV (1632-1648), die de Franse cartograaf Guillaume le Vasseur de Beauplan in dienst had, wiens kaarten | |
[pagina 502]
| |
Willem Hondius naar Pieter Danckerts de Rij, ruiterportret van koningin Cecilia Renata van Polen, 1645.
werden gegraveerd door de reeds genoemde in Danzig wonende Haagse graficus Willem Hondius. Koning Augustus II van Polen (1697-1733) verzocht een Nederlandse cartograaf Petrus Schenk zijn ‘Atlas Royal’ samen te stellen, een bewijs welke faam de Nederlandse cartografie in die jaren had. Niet alleen lieten Polen kaarten in de Nederlandse republiek drukken maar bovendien talloze boeken. Ook op het gebied van waterbouwkunde nam Nederland een vooraanstaande plaats in. De bekende Leeghwater (1575-1650) trad op als adviseur van de waterwerken in Danzig. Vele Nederlanders, waaronder gevluchte mennonieten, hielden zich om Danzig bezig met waterbouwkundige werken. Zeer bekend werd hier de uit Harlingen afkomstige Adam Wiebe, die niet alleen waterleidingen liet aanleggen en gemalen bouwen, maar ook deelnam aan een project voor afgraving van de Bisschofsberg bij Danzig. Hiervoor gebruikte hij een kabelbaan om het zand in emmers van de Bisschofsberg af te voeren naar de nieuw aan te leggen stadswallen. In 1633 werd Adam Wiebe benoemd tot ingenieur bij de vestingwerken van Danzig. Vele Polen volgden met belangstelling de krijgsverrichtingen van prins Maurits en zijn broer Frederik Hendrik tegen de Spanjaarden en kwamen naar de Nederlanden om daar de vestingbouw en strategie te bestuderen. Omstreeks 1590 werkte de Nederlander Frederik Vroom als vestingbouwkundige in Danzig. Niet alleen reislust en drang naar avontuur maar ook het verlangen de nodige kennis in het buitenland te vergaren, brachten vele jonge Polen ertoe naar West-Europa te trekken. In zijn bijzonder interessante werk Polnisches Leben in vergangenen Zeiten schreef W. Lozinski: ‘Der wissenschaftliche Zweck führte anfangs fast ausschliesslich nach Italien, nach Padua, Bologna und Rom, im 17. Jahrhundert begann die adlige Jugend sich vornehmlich nach Deutschland, Frankreich und den Niederlanden zu begeben. Sehr früh schon verspürte man in Polen das Bedürfnis, die fremde und höhere Zivilisation kennen zu lernen...’ (pag. 318). In de periode van de Verlichting bestonden er de nodige contacten tussen Nederlandse wetenschappers en de universiteit van Krakau. Aan het einde van de negentiende eeuw en het begin van de twintigste eeuw waren het o.m. de Nederlandse natuurkundigen en Nobelprijswinnaars H. Kamerlingh Onnes, J.H. van 't Hoff en J.D. van der Waals die nauwe relaties onderhielden met de universiteit van Krakau, waar K. Olszewski en Z. Wróblewski belangrijk wetenschappelijk werk verrichtten. In de betrekkingen tussen de Krakause Jagiello-universiteit en Nederland heeft ook de bekende Nederlandse | |
[pagina 503]
| |
De zogenaamde Groene Poort in Danzig, gebouwd met Amsterdamse baksteen naar ontwerp van de Amsterdamse bouwmeester Regnier, circa 1565.
slavist Nicolaas van Wijk (1880-1941) een belangrijke rol gespeeld. Deze Leidse hoogleraar werkte nauw samen met Krakause linguïsten, publiceerde in Poolse wetenschappelijke tijdschriften en was lid van de Poolse Academie van Wetenschappen. | |
Theologische contacten.Zoals bekend was de Nederlandse republiek een wijkplaats voor velen, die om godsdienstige redenen hun land moesten verlaten, in het bijzonder talloze protestanten. In Polen hadden naast lutheranen en calvinisten, de socinianen, volgelingen van Faustus Socinus (1539-1604) uit Siena vrij veel aanhang. Vanuit Italië drong deze ketterij via Breslau (Wroclaw) Polen binnen. De socinianen verwierpen niet alleen de communie, maar ook de goddelijkheid van Christus, de Heilige Drieëenheid, het geloof aan de erfzonde en de lichamelijke wederopstanding. In 1660 werden zij verbannen en velen trokken naar de Noordelijke Nederlanden evenals de hervormingsgezinde Tsjech ComeniusGa naar eind(9). Over deze socinianen merkt dr. Cornelia W. Roldanus in haar Zeventiende-eeuwse geestesbloei (Utrecht, 1961) op: ‘Zo hebben ze alleen kunnen werken als een ferment onder de geestverwante groepen van remonstranten en doopsgezinden, waar hun invloed ook duidelijk aanwijsbaar is... Het socianisme bood met zijn eenvoudige, rationele (maar niet wijsgerige) begrippen voor velen een aantrekkelijkheid. Het is vooral met zijn geschriften dat het hier te lande heeft doorgewerkt, zoals de Bibliotheca Antitrinitariorum, door Sandius verzameld, uitgegeven in 1684 door de jonge Wissowaty, wiens vader twintig jaar tevoren al had meegeholpen aan de uitgave van de Bibliotheek der Poolsche broeders’. Tot zover mevrouw Roldanus. Duidelijk is dat deze Poolse socinianen de meeste geestelijke verwantschap vertonen met de remonstranten en doopsgezinden. De vraag is interessant in hoeverre zij invloed hebben uitgeoefend op de Hollandse collegianten en Spinoza. Vervolging van de ‘Poolse broeders’ in Polen leidde ertoe, dat een aantal van hen de wijk nam naar de Nederlandse republiek. Een nazaat van één van deze vluchtelingen was Krzysztof Arciszewski (Christoffel Artischofsky), die in 1635 in dienst trad van de West-Indische Compagnie in Brazilië en het Nederlandse gezag hier vele diensten bewees.
Gezien deze contacten is het niet verwonderlijk, dat het standaardwerk over de Poolse reformatie Historia Reformationis Polonicae van de hand van Stanislaw Lubieniecki in 1685 in Amsterdam verscheenGa naar eind(10). Poolse calvinisten stuurden hun kinderen bij voorkeur naar de universiteit van Franeker waar hun landgenoten Jan Makowski (Johannes Maccovius) (1588-1644) en Nikolaj Arnold (1618-1680) hoogleraar waren.
Ondanks de betrekkelijke tolerantie in de Noordelijke Nederlanden kregen toch ook hier de mennonieten of doopsgezinden met moeilijkheden te kampen. Een groot aantal nam tenslotte de wijk naar Danzig, waar zij een mennonietengemeente vormden met eigen Hollandse predikanten. | |
[pagina 504]
| |
De nieuwe of koninklijke kapel in Danzig, gebouwd door de in Utrecht geboren architect Tylman van Gameren.
| |
Polen in Nederland.De intensieve handelsbetrekkingen tussen de Lage Landen en de Poolse adelsrepubliek hebben hun sporen ook in Nederland nagelaten. Dit geldt in de eerste plaats voor Amsterdam, waar pakhuizen zijn te vinden met namen als Polen en Danzig. Een bekend Amsterdams hotel droeg eveneens de naam Polen. Men treft er gevelstenen aan als De Pool en De Poolse cavalyier. In Amsterdam werden vele boeken uitgegeven, die door Polen waren geschreven. De belangstelling voor het land van de witte adelaar blijkt ook uit een boek als dat van Andreas Cellarius Het Koninckrijck Polen en toe-behoorende landen (Amsterdam, 1660) en een biografie van J. van der Linde over Jan Sobieski de Poolse koning, die in 1683 de Turkse belegeraars bij Wenen versloeg. Het boek was getiteld Leven en daden van Johannes Sobietzki de III, Koning van Polen (Amsterdam, 1685). De prentkunstenaar Romeyn de Hooghe bracht de gebeurtenissen rond Wenen in beeld en ondervond voor zijn werk zoveel waardering, dat hij in de Poolse adelstand werd verheven. Vele Poolse studenten trokken zoals gezegd in de zestiende en zeventiende eeuw naar de Nederlanden om daar te studeren. Opmerkelijk is dat de eerste studenten in Leiden, die afkomstig waren uit Oost-Europa, als vaderland Polen en Zevenbergen hadden. De theologiestudenten troffen in Franeker een landgenoot aan, de reeds genoemde Makowski (Maccovius), die door zijn opvallende levenswandel nogal opschudding in het Friese universiteitsstadje veroorzaakte (zijn portret bevindt zich in het Stedelijk Museum in Franeker). Twee broers Oginski behoorden tot zijn studenten. Vermoedelijk is één van hen de ‘Poolse Ruiter’ van Rembrandt. Vele Polen gingen in Leiden medicijnen studeren en keerden naar hun vaderland terug als lijfartsen van de koning of van de hoge adel, waaronder de families Leszczynski en Radziwill. Aan de Leidse universiteit werd de Pool Ferdinand Philippus de tweede hoogleraar Arabisch. De astronoom Johannes Hevelius, schrijver van Selenographia (Danzig, 1647) studeerde eveneens in Leiden en correspondeerde met Nederlandse geleerden, waaronder Christiaan Huygens. De reeds genoemde Stanislaw Lubieniecki, één van de socinianen, die een toevlucht zochten in de Nederlanden, kwam naar Amsterdam waar deze theoloog en astronoom in 1667 zijn Theatrum Cometicum publiceerde. De faam van de Nederlandse scheepsbouwers in de zestiende en zeventiende eeuw drong zowel in Rusland als in Polen door. Veel beroering verwekte het bezoek van tsaar Peter de Grote aan Zaandam maar minder bekend is, dat ook vele Poolse scheepstimmerlieden naar Holland kwamen om hier hun kennis te vergroten. Het gevolg was, dat (evenals in het Russisch) talrijke Nederlandse scheepstermen in de Poolse taal werden opgenomen. Ik noem slechts maszt (spreek uit masjt): mast, flota: vloot, kajuta: kajuit, bosman: bootsman.
Vele Poolse reizigers waren onder de indruk van de welvaart in de Noordelijke Nederlanden. Jan Zawadzki, die tijdens een diplomatieke missie naar Engeland in 1633 ook Amsterdam bezocht, verzuchtte | |
[pagina 505]
| |
bij de aanblik van het woud van scheepsmasten in Amsterdam en de bedrijvigheid in de haven: ‘Kon men dit alles ook maar bij ons zien!’ Omgekeerd wisten Poolse gezantschappen, die West-Europa bezochtten, de indruk te wekken, dat zij een land van welvaart, macht en cultuur vertegenwoordigden. Polen heeft in politiek opzicht later nog invloed gehad op de ontwikkelingen in de Lage Landen. In 1830 brak in Polen een opstand uit tegen het tsaristisch regime. Dit had tot gevolg dat de Russische keizer moest afzien van zijn plan 50.000 man Russische troepen naar Nederland te zenden om koning Willem I bij te staan in het onderdrukken van de Belgische opstand! In de strijd om de bevrijding van Nederland in de Tweede Wereldoorlog hebben 400 Polen hun leven geofferd. Hun graven bevinden zich op twee begraafplaatsen in Breda. Polen is de laatste rustplaats van meer dan honderdduizend Nederlanders, die in de Duitse concentratiekampen in Polen werden vermoord. | |
Huidige economische relaties.Allereerst verdient vermelding, dat in november 1976 de toenmalige Minister van Economische Zaken drs. R. Lubbers een bezoek aan Polen bracht, waarbij een vijfjarig handelsverdrag werd ondertekend tussen Polen en Nederland. Dit verdrag betekende een uitbreiding van het veeljarige verdrag inzake economische, industriële en technische samenwerking, dat in juli 1974 was gesloten. Bij de onderhandelingen tussen Nederland en Polen in 1979 werd overeengekomen, dat Nederland over een periode van tien jaar jaarlijks 600.000 ton steenkool zal ontvangen. Deze steenkool is bestemd voor de elektriciteitscentrales van Nijmegen en Geertruidenberg. Nederland zegde kredieten toe voor uitbreiding van de Poolse mijnbouw en verbetering van de infrastructuur. Ongetwijfeld zijn er nog vele mogelijkheden tot uitbreiding van de economische betrekkingen. Allereerst moet gedacht worden aan samenwerking op agrarisch gebied. De Polen kunnen gebruik maken van hooggespecialiseerde kennis op agrarisch gebied in Nederland. De Landbouwhogeschool in Wageningen kan in dit opzicht een belangrijke rol spelen. Nederland heeft o.m. een goede naam op het gebied van veredeling van tuinbouwprodukten. Samenwerking met Polen in de sector van de zoutwinning is van betekenis voor de chemische industrie en met name de produktie van kunstmeststoffen. Voorts biedt samenwerking tussen Rotterdam en de beide Poolse havens Gdansk en Gdynia goede perspectieven. | |
Poolse literatuur in het Nederlands.Binnen het bestek van dit artikel kan niet ingegaan worden op de ontwikkeling van de Poolse letterkunde. Wel wil ik aandacht vragen voor een aantal belangrijke auteurs, die ook in het Nederlands zijn vertaald (de Nederlandse titels worden hierbij vermeld). Van de negentiende-eeuwse auteurs moet allereerst de in Polen nog steeds veelgelezen Henryk Sienkiewicz (1846-1916), ‘de Poolse Dumas’, worden genoemd. Hij kreeg in de gehele wereld bekendheid door zijn Quo Vadis? Het boek werd in 43 talen vertaald en trok een historische parallel tussen de eerste christenen, die op den duur het machtige Rome wisten te overwinnen en het door Rusland vernederde Polonia. Voorts verscheen van hem o.m. Uit het leven van een scepticus. Een andere klassieke auteur, Wladyslaw Reymont (1867-1925), kreeg in 1924 de Nobelprijs voor literatuur voor zijn vierdelige werk De boeren. Van de linkse auteur Andrzej Strug (1873-1937) verscheen in 1912 De geschiedenis van een bom, dat speelt in kringen van de revolutionaire arbeidersbeweging. | |
[pagina 506]
| |
Het expressionisme vond een belangrijke vertegenwoordiger in Witold Gombrowicz, die naar Argentinië emigreerde. Van hem werd in het Nederlands toneelwerk vertaald alsmede het bekende Ferdydurke en voorts Met voorbedachte rade, De pornografie, De rat, Transatlantisch en Kosmos. Een minder bekende expressionist is Józef Wittlin, die o.m. een oorlogsnovelle Het zout der aarde schreef. Niet alleen een prozaïst maar ook een lyrisch dichter met een sterk filosofische inslag is J.E. Iwaszkiewicz, van wie in het Nederlands verschenen Congres in Florence, De geliefden van Marona en Tuinen. Aanvankelijk stonden in de Poolse naoorlogse literatuur de oorlogsjaren en de concentratiekampen centraal. Ik denk aan J. Dobraczynski met De indringers, J.S. Stawinsky met Het riool en S. Szmaglewska met Rook boven Birkenau, Het wordt een mooie dag en Het gieren van de wind. Over het Vaticaan handelt het boek van T. Breza De bronzen deur. Voorts vermeld ik nog de novellenbundel van Tadeusz Borowski Stenen wereld en zijn Hierheen naar de gaskamer, dames en heren. In de periode na de Tweede Wereldoorlog kwam de literatuur sterk onder druk te staan van de partij-ideologie, die, naar Russisch voorbeeld, het ‘socialistisch realisme’ tot de enige aanvaardbare vorm van literatuur proclameerde. Vooral na 1949 moest de literatuur in dienst gesteld worden van de ‘socialistische opbouw’. Na de dood van Stalin begon evenals in de Sowjet-Unie een periode van ‘dooi’. In de jaren vijftig en zestig konden ook in Polen ‘angry young men’ aan het woord komen, die meer aandacht hadden voor de eigentijdse problemen dan voor het tragische verleden. Zij hadden weinig behoefte om de negatieve aspecten van de moderne Poolse ‘socialistische’ maatschappij te versluieren. Aan de naoorlogse jongeren wijdde Jerzy Andrzejewski zijn boek As en diamant. Verder verschenen van hem in het Nederlands De stille week, De poorten van het paradijs en Daar komt hij springend over de bergen (over de positie van de hedendaagse kunstenaar).
Het werk van Marek Hlasko, dat tot de zgn. ‘zwarte’ literatuur behoort, is de volslagen tegenpool van het optimistische ‘socialistisch realisme’. Hij kent geen helden van de arbeid, maar slechts eenzame, ontgoochelde en verbitterde jonge mensen. Het geloof in de glorieuze toekomst van de communistische maatschappij is volledig verdwenen. Veelzeggend is zijn uitspraak: ‘Ik geloofde alleen wat ik zag en wat ik zag stond mij niet toe iets te geloven’. Van Hlasko verscheen in het Nederlands Wie volgt naar het paradijs en De achtste dag van de week. Sterk satirisch is het werk van Slawomir Mrozek. In zijn De olifant maakt hij de bureaucratie belachelijk. Van zijn toneelwerk werden bekend Tango, Striptease en De bultenaar. Bijzonder geestige aforismen Ongekamde Gedachten schreef Stanislaw Jerzy Lec.
Een internationaal bekende schrijver van science-fiction is Stanislaw Lem, auteur van Solaris, Eden, Hooikoorts, Kosmisch avontuur, Waanzinnige wereld; uit de memoires van Ijon Ticky, Het dagboek in de badkuip, De onoverwinnelijke en Prix in de kosmos. Steeds meer bekendheid kreeg ook de in 1942 door de nazi's vermoorde Joodse onderwijzer Bruno Schulz (‘de Poolse Kafka’). Van hem verschenen in het Nederlands De kaneelwinkels en Sanatorium Clepsydra.
Hoewel meer filosoof dan literator noem ik tenslotte nog Leszek Kolakowski. Van hem verschenen ook in het Nederlands opmerkelijke bundels essays (o.m. over het marxisme) De hemelsleutel, Gesprekken met de duivel en De mens zonder alternatief. Voor een eerste kennismaking met de | |
[pagina 507]
| |
Poolse literatuur kan ik de bundel Meesters der Poolse vertelkunst (Amsterdam, 1959) aanbevelen. In 1971 verscheen onder de titel Het pad van de carrière een bloemlezing van hedendaagse Poolse prozaliteratuur. Als auteurs, die in deze bundel vertegenwoordigd zijn, noem ik de bekende science-fictionschrijver Stanislaw Lem, Tadeusz Rózewicz, Slawomir Mrozek, Edward Redlinski, Jan Pawel Krasnodebski, Tadeusz Borowski en Janusz Glowacki. Evenals bij moderne Nederlandse auteurs overweegt in verschillende bijdragen somberheid, cynisme en sarcasme, die uitdrukking geven aan de bittere ervaringen van de naoorlogse generatie. De Vlaamse Gids gaf in 1979 een speciaal nummer uit (nr. 1), gewijd aan Poolse literatuur en kunst met bijdragen van prof. Frans Vyncke, Willem M. Roggeman, Marian Pankowski, Luk Rasson, Mon Detrez en Yvan Verbraeck. Het nummer bevat ook enkele in het Nederlands vertaalde gedichten van Poolse dichters. In hetzelfde jaar verscheen Een gevecht in de lucht; een keuze uit de naoorlogse Poolse poëzie (uitgave C. Zelen, Maasbree). | |
Hedendaagse culturele contacten.Nederlandse taal en letteren worden thans gedoceerd aan vijf Poolse universiteiten: Warschau, Wroclaw, Lublin, Lódz en TorúnGa naar eind(11)! Voor germanisten bestaat de mogelijkheid om vanaf het tweede studiejaar de neerlandistiek als bijvak te nemen. De cursussen in de Nederlandse taal trekken vele studenten. In 1977 werd aan de Katholieke Universiteit van Lublin een ‘Centrum voor Nederlandse Cultuur’ opgericht waar o.m. cursussen in de Nederlandse taal worden gegeven. Prof. dr. Norbert Morciniec van de universiteit van Wroclaw stelde een Pools-Nederlands en Nederlands-Pools woordenboek samen en schreef een Nederlandse grammatica voor Poolse studenten. Drs. Lisetta Stembor schreef een Nederlandse taalgids Rozmówki Holenderskie. Voorts is onder leiding van prof. dr. Szyrocki (Wroclaw) een Geschiedenis van de Nederlandse letterkunde in het Pools uitgekomen. De universiteit van Wroclaw organiseert Nederlandse cultuurdagen, waarbij Nederlandse boeken worden tentoongesteld, films vertoond en lezingen gegeven. Van de Nederlandse auteurs, die inmiddels in Poolse vertaling zijn verschenen, noem ik Erasmus, Multatuli, Arthur van Schendel, Louis Couperus, Huizinga, Theun de Vries, Anne Frank, Jan de Hartog, Anthony van Kampen, David de Jong, Jan en Annie Romein, Harry Mulisch en H. Heeresma.
De staatsuitgeverij P.I.W. in Warschau liet een bundel Nederlandse verhalen verschijnen onder de titel Uit het land van de gouden leeuw (1975) met een inleiding van Kees Fens. Hierin werden verhalen opgenomen van G.K. van het Reve, W.F. Hermans, J. Wolkers, H. Mulisch, S. Vestdijk, L. Couperus, A. Blaman, A. Koolhaas, Th. de Vries, H. Heeresma, J. Hamelink en J.M.A. Biesheuvel. Een andere belangrijke uitgave is verschenen bij Ossolineum in Wroclaw, nl. Geschiedenis van Nederland door Maria Bogucka en Jan Balicki. De laatstgenoemde auteur, die vele jaren ambassadeur van de Poolse Volksrepubliek in Den Haag is geweest, had al twee boeken over Nederland op zijn naam staan: Holandia en Amsterdamskie ABC.
Het tijdschrift Literatura na swiecie (Literatuur in de wereld) heeft reeds verschillende artikelen gepubliceerd over Nederlandse literatuur en bracht in augustus 1978 een speciaal nummer uit gewijd aan Nederlandse en Vlaamse literatuur.
In 1967 werd tussen Polen en Nederland een cultureel verdrag gesloten. In het thans 36 miljoen inwoners tellende Polen | |
[pagina 508]
| |
heerst een grote drang naar contact met het Westen, hetgeen tot uitdrukking komt in de belangstelling voor westerse films, muziek en televisie alsmede het grote aantal culturele verdragen met westerse landen. De culturele en wetenschappelijke uitwisselingen tussen Polen en Nederland vormen hoofdzakelijk een uitvloeisel van het in 1967 gesloten culturele verdrag. Nederlandse hoogleraren geven gastcolleges in Polen in het kader van het culturele verdrag, terwijl ook uitwisseling plaats vindt van Poolse en Nederlandse studenten. Tot de intensivering van de Nederlands-Poolse culturele relaties heeft ongetwijfeld bijgedragen een uitgebreide Nederlandse tentoonstelling, georganiseerd door drs. Ronald de Leeuw van de Dienst Verspreide Rijkscollecties in Den Haag. Voor dit doel was een bijzonder fraaie, omvangrijke catalogus samengesteld door drs. De Leeuw en drs Lucia Thijssen, getiteld Zwiazki miedzy Holandia i Polska w XVI i XVII wieku (Betrekkingen tussen Holland en Polen in de 16de en 17de eeuw)Ga naar eind(12). De tentoonstelling was te zien in Gdansk en Warschau en omvatte talloze voorwerpen, boeken, prenten, kaarten en munten uit Nederlandse musea en uit particulier bezit, die alle betrekking hebben op de Nederlands-Poolse betrekkingen. Op de tentoonstelling waren o.m. aanwezig een gedetailleerde kaart van Polen, in 1584 gemaakt door de befaamde cartograaf Abraham Ortelius, een penning ter ere van Krzysztof Arciszewski, de reeds genoemde Poolse generaal die zich in het Nederlandse leger in Brazilië bijzonder onderscheidde, schilderijen van Pieter Danckerts de Rij, hofschilder van koning Wladyslaw IV, Ferdinand Bols schilderij van de Poolse koningin Ludwika Maria Gonzaga en verschillende etsen van Gdansk, Torun en het stadje Paslek, waar zich een Hollandse kolonie vestigde. Na Polen was genoemde tentoonstelling ook in Apeldoorn te zien. Hiervoor werd een kleinere catalogus samengesteld. Ook ontwikkelde zich de afgelopen jaren een levendige uitwisseling van orkesten, koren, zang- en dansgroepen. De belangstelling voor Nederlandse manifestaties was in Polen bijzonder groot, zodat de perspectieven voor de culturele en wetenschappelijke betrekkingen tussen de Lage Landen en het Rijk van de Witte Adelaar ongetwijfeld gunstig genoemd kunnen worden. |
|