De nieuwe vermaaklyke Zeeuwsche speelwagen(1801)–Anoniem nieuwe vermaaklyke Zeeuwsche speelwagen, De– Auteursrechtvrij Vorige Volgende [pagina 26] [p. 26] Een nieuw vermaaklyk lied. Op een aangenaame Wys. De weereld is in rep en roer, 's Morgens schelt de Melkboer: En dan komt ook dra den Bakker: bis. Dan komt Lieve de Karreman, Die zoo sierlyk raatlen kan; Hy raatelt my schier wakker. bis. Dan komt Jakobus met de krant, Die brengt wat nieuws in 't Vaderland: Dan belt de Pruike jongen. bis. Dan komt er weêr een' met de bos: De jonge lykent ook wat los: Dan belt de Vrouw met tongen. bis. Dan komt er weêr een andre Vent, Die zeid' ik maak uw' Heer bekend; En ook de Vrienden allen, bis. Al dat de Vrouw van Jan Patroon, Gisteren van een Boerenboon Is in de Kraam bevallen. bis. Dat liegje Karel, zeit Katryn, Het zal misschien een zoontje zyn, Wie baart hier Boerenboonen? bis. Ach Meisje! 'k zwyge hier op stil, Ik zie door een verkeerde bril: Ai wil my toch verschoonen. bis. [pagina 27] [p. 27] Daar komt er weêr een zak, of schaal, Die vraagt om wat gemunt metaal: En dan komt weer de slager: bis. Sinjeur bestelt een schaapenbout, Niet al te jong, of niet te oud, Niet al te vet of mager. bis. Dan komt de langverwachte wast; Van Janes, hy heeft opgepast; De sleper krygt een fooitje; bis. De wast is Jufvrouw wellekom; Myn Heer die houdt vry wat gegrom, Om dat kleen waterzootje. bis. Het gansche huis is op de been; Myn Heer loopt naar zyn kamer heen; De styfster is gekomen: bis. Het goed wordt, naar den ouden trant, Gebragt met baal of baliemand, Van 't volk in huis genomen. bis. Maar ondertusschen kykt Sinjeur, Al om het hoekje van de deur, Verlangt om wat te knappen: bis. Fluks hy de deur maar open doet, Zoo valt de baliemand met goed, Van al de zoldertrappen. bis. Myn Heer vraagt schielyk om pardon, Vermits hy dat niet helpen kon; Hy kreeg alweêr couragie: bis. [pagina 28] [p. 28] Maar toen Anna de Keukenmeid, De zaak terdeeg had overleid, Toen kreeg hy Pardonagie. bis. Myn Heer, riep Jan de Knecht al rasch, Ik wou dat er de Visch al was; Zie daar komt nu de zootjes: bis. De Kabeljaauw is wellekom; De Knecht bedingt voor hem de hom, En zoo wat middelmootjes. bis. Maar ziet, de Kat springt op de stoel, Zy nam de lever in haar smoel; Zy zocht naar lekkre beeten; bis. De Jufvrouw riep: och! lieve schat! Daar heeft de Kat, de Kat, de Kat, De lever opgeëeten. bis. Wat nu met deze Kat gedaan? Men ging dan daar haar vonnis slaan; De Kat die werd verwezen, bis. Om dapper van de Keukenmeid Geklopt te zyn een uure tyd, Met drie paar bullepeezen. bis. Daar wordt nu weêr gescheld, Sinjeur, Daar is een briefje door de deur, Tot teeknen van een Acte: bis. Of is het weêr kwellasietyd, Myn Heer die sprak, 'k wou dat de Meid Van avond koeken bakte. bis. Vorige Volgende