Het nieuwe groote harpje
(ca. 1690)–Anoniem Nieuwe groote harpje, Het– AuteursrechtvrijStemme: Psalm 103. Mijn Ziele wilt den. &c.Gelooft zy Godt die my heeft uytverkoren
Eer zaligheyt, eer dat ick was gebooren,
Is eer de gront des Werelts was geleyt:
| |
[pagina 17]
| |
Siet uyt mijn Geloof, of wercken verheven,
Die ick bedrijven sou in dit leven,
Maer alleen uyt sijn goedertierentheyt.
Gelooft zy Godt die na sijn raed bestendigh,
My heeft getrocken door sijn geest inwendigh,
En uyterlijck geroepen door sijn woort;
Mijn blind verstand en mijn verdorven sinnen,
Heeft hy verlicht door sijnen geest van binnen,
En sal het meer verlichten voort en voort.
Mijn boosen wil die in voorleden stonden,
Een dienstknecht was een slave van de sonden,
Heeft hy verlost van de slaverny,
Alsoo dat ick nu gantsch'lijck ben genegen,
Om steeds te wand'len in des Heeren wegen,
Maer aen de macht (eylaes) ontbreekt het my.
| |
[pagina 18]
| |
Gelooft zy God die door sijn geest almachtig
En Godlijk woort werkende t'saem eendragtig
Een vast geloof geplant heeft in mijn hert;
Een sulck geloof en sekerlijck vertrouwen:
Het welk door kruys of ander swaer benouwen,
Somtijts gezwackt, doch niet gebroken wert.
Wie sal de Uytverkoren Gods verleyden?
Wie sal my van de liefde Christi scheyden?
Wie sal my trecken uyt sijn stercke hand?
Duyvel noch dood, noch doodelijke zonden,
Sal oyt so sterck of machtigh zijn bevonden,
Datse my nemen sal dit seecker Pand.
De goede God die in my heeft begonnen,
Het goede werck sal voorts genade jonnen,
En sal het werck volbrengen tot een ent:
| |
[pagina 19]
| |
Oock aen het eynd' van dit ellendigh leven,
Sal God de Heer my het volherden geven,
En met sijn Geest my altijd zijn ontrent.
O Eenigh God! Drievuldigh in Persoonen
God Vader, Soon en H. Geest wilt woonen,
In my, en mijns herten lof nemen aen,
Een kleynen lof ten aensien der weldaden,
Die gy o Heer! vol goetheyd en genaden,
Ontallijck veel my dagelijcks hebt gedaen.
Doch noyt en sal met sterffelijcke Tongen,
Al sulcken lof u Heere sijn gesongen,
Als wel u goetheyd toebehooren sal:
Maer als ick sal zijn opgenomen,
En by 't gesangh der Engelen sal komen,
Sal ick u looven Heer met bly geschal.
|
|