De nieuwe vermaakelyke gaare-keuken
(1746-1747)–Anoniem Nieuwe vermaakelyk gaare-keuken– AuteursrechtvrijZingende en kwelende verscheyde aardige en boertige liederen en ernstige gezangen. Alle op bekende voyzen. Noyt in deze order zo Gedrukt. IIIde stuk
[pagina 45]
| |
Stem: Ik vryden een Meysje teer.
ACh waar mag mijn tweede Ziel,
Mijn Herderinne blyven,
Die mijn steeds gevangen hiel,
Het is tijd ons Vee te dryven,
Want het Gulden Morgen-Rood,
Komt rijzen uyt Phebus schoot,
En verligt het Aardrijk groot.
Ach! daar komt zy uyt de Stal,
Waarde Maagt, zoete Clarinde,
Hebt gy daar uw Schaapjes al,
'k Ben verblijd dat ik uw vinden,
Laat ons zamen onder een,
Langs 't Gebergt en Weyden heen,
En van agter haar aan treen.
Want de Zon scheynd op de Aard,
Die den Dauw haast zal verteeren,
Dat ons Schaapjes lief en waard,
Daar by tijds nog in grazeeren,
Want het nat Bedauwde Gras,
Komt door 't Ieugdig Groene Las,
Onze Schaapjes noyt onpas.
Ziet Clarinde hoe ons Vee,
Onder eenen zig verheugen,
Ziet het paard zig Twee aan twee,
| |
[pagina 46]
| |
't Scheynd het staat in haar vermeugen,
En waarom zoud 't ook niet zijn,
Ik wensch haar t'zamen gemeyn,
Te trekken steeds eenen Lijn.
Titus wel wat zal dat zijn
Uyt zoo'n zaak komen krakeelen,
Houd de uwe van de mijn,
Of ik moetze zelfs verdeelen,
Het gedeyd zelden tot vree,
Wanneer tweederlye Vee,
Zamen teelen op een Stee.
En Clarinde of ik zwijg,
'k Moet mijn Hert uw openbaaren,
Weet dat ik mijn voor uw neyg,
En gy kend mijn zoveel Iaaren,
Om uw leef ik in verdriet,
Buyten uw agt ik mijn niet,
Zo gy uyt mijn Wezen ziet.
Titus was gesprek is dit,
Heeft de Liefde uw bevangen,
Zijt gy door de Min verhit,
Ik voor mijn heb geen verlangen,
Ook ben ik een Ionge Maagd,
Die geen Min-zugt by haar draagt,
Ia de Min noyt heeft behaagt.
Ey Clarinde ziet ons Vee,
Ziet de Kruyden, ziet de Boomen,
Ziet op het Gevogelt mee,
Ziet de Visjes in de Stroomen,
Ziet op al wat leven heeft,
Dat onder en boven zweeft,
Tot het Teelen zig begeeft.
Ik weet al wel wat gy zegt,
Dat de Aarde is gegeven,
| |
[pagina 47]
| |
En door Teel-zugt t'zaam gehegt,
Op dat alles blijft in 't leven,
Yder doet daar toe zijn vleyd,
Maar laat dit ook zijn gezeyd,
Niemand paard ook voor zijn teyd.
Daarom Titus als mijn teyd,
Om te paaren is verrezen,
Zal noyt geen' bitze neyd,
Scheyden van mijn uyt-gelezen,
't Zy wie dat 't ook mogt zijn,
Die den Hemel kiest voor mijn,
Zal wezen mijn Lief alleyn.
Ach! Clarinde Lief gy weet,
Dat ik nu al ruym Vier Iaaren,
Ben tot uwen dienst gereed,
Zoud gy mijn nu in bezwaren,
Nu nog laaten en uw Trouw,
Aan een ander gaan nog geven,
'k Zoud' sterven van druk en rouw.
'k Zeg uw Titus dat ik niet,
Buyten uw zoud' willen paaren,
Maar het is gelijk gy ziet,
Dat ik ben te Iong van Iaaren,
Ook zo heb ik lang gespeurd,
Dat gy hebt om mijn getreurd,
Dat de Minnaars meer gebeurd,
Dog dewijl ik zie dat gy,
Om my g'stadig aan gaat kwijnen,
Daarom zijt verheugd en bly,
Ik verkies uw voor de mijnen,
Ziet daar is mijn Regterhand,
Neemt die van uw waarde Pand,
En zettet alle rouw van kand.
Zo meend gy 't Clarinde Maagt?
| |
[pagina 48]
| |
Ia, ik zie dat gy door 't kweynen,
Met der tijd te gronde gaat,
Ik zeg nogmaals gy zijt de mijnen,
Ik en wil geen oorzaak zijn,
Van uw Dood, door Minne-pijn,
Schoon het is wat vroeg voor mijn.
Ach mijn Lief! mijn tweede Ziel,
Ach! mijn Eenig troost op Aarden,
Die mijn steeds gevangen hiel,
Ach wat Rijkdom, ach wat waarden,
Schenkt gy my mijn Engelin,
Aan wie ik met Hert en zin,
Ia in alles steeds gehouden bin.
'k Zal uw doen wat gy begeert,
'k Zal uw kranssen met Laurieren,
Ia al wat mag zijn ge-eerd,
Vlegten om uw Hoofd te cieren,
Ik zal op mijn Herders-ried,
Mijn Clarinde een Nieuw-Lied
Spelen, van 't geen hier is geschied.
Iuygt nu dan gy Schaapjes al,
En vereenigt uw te zamen,
Iuygt gy Bosse, Berg, en Dal,
Vis en Vogeltjens kweeld Amen,
Het is regt dat Titus paard,
Met Clarinde lief en waard,
't Geeft een schoonder Paar op Aard.
Vlegt nu Vreugde-kranssen schoon,
Al te zaam gy Herers-knapen,
Als Coridon Iong en schoon,
Komt door Trouw by Titus slapen,
En door volle Liefdens-lust,
Op het Egte Bed gerust,
Zijne Lief Clarinde kust.
|
|