De nieuwe vermaakelyke gaare-keuken
(1746-1747)–Anoniem Nieuwe vermaakelyk gaare-keuken– AuteursrechtvrijZingende en kwelende verscheyde aardige en boertige liederen en ernstige gezangen. Alle op bekende voyzen. Noyt in deze order zo Gedrukt. IIIde stuk
Stem: Verlaat gy my verheve Ziel.
Jonkman.
ALida overschoone Blom,
En puyk van alle Veld-godinne,
Ach Lief verhoord uw Bruydegom,
Die uw met Hert en Ziel beminne,
Tot uw doen ik mijn klagt;
Met een opregt gemoed:
| |
[pagina 18]
| |
In deze naare Nagt,
Tot uw doen ik mijn klagt,
Och alderliefste mijn,
Laat ik uw Dienaar zijn.
Uw Roode Lipjens als Koraal,
Daar by uw twee blozende Wangen,
Uw stem verdooft de Nagtegaal,
Die mijn Ionk-hert staag doet verlangen,
Met een opregte Min,
Laat my dog troost ontfaan,
Mijn zoete Engelin;
Toond my dog weder Min:
Ik sterf door Minne-pijn,
Laat mijn uw Dienaar zijn.
Uw Voorhoofd als een wit Albast,
Uw zoet gelaad en vriendelijk Wezen,
ô Schoonste helpt my uyt de last,
En wild mijn smert en pijn genezen,
Uw lonkend' Oogjes zijn,
Zo helder als Christal,
Verheugen 't Hert van mijn;
Uw lonkend' Oogen zijn;
Zo bruyn als eenen git,
Uw Tanden Lely-wit.
Daar toe uw net gekloofde Kin,
Die mij Ionk-hert staag doet ontfonken,
Uw blanke Hals mijn Schoon-godin,
Maakt mijn door Min van liefde dronken,
Edele Maaget schoon,
Van andere Maagde reyn,
Spand gy alleen de kroon,
Edele Maaget schoon;
Uw Borsjes Appel-rond:
Hebben mijn Hert door-wond.
| |
[pagina 19]
| |
Dogter.
Ionkman het is maar veynzery,
Alle uw smeeken ende vlyen,
Geen Minnaar kan vermaaken my,
Gaat heen wilt na een ander Vryen,
Want ik en ken uw niet,
Gy zoud door uw gevly,
Mijn brengen in't verdriet,
Neen ik en kan uw niet,
Ach Minnaar gaat vry heen,
Ik blyf liever alleen.
Jonkman.
Eer dat ik uw verlaaten zou,
Was ik veel liever noyt Gebooren,
Ach Alida mijn schoon Ionkvrouw,
Ach wilt mijn Bede dog verhooren,
Daar is op Trouw te pand,
Een schoone Goude Rink,
Met een fijne Diamand,
Komt steekt die aan uw Hand;
Mijn zoete Engelin,
Die ik opregt bemin.
Dogter.
Wel Ionkman als het wezen moet,
Zo zal ik mijn aan uw verbinden,
En staakt uw klagten Minnaar goed,
Nu ik uw in trouwigheyd bevinden,
Ik ontfang van uw de Trouw,
Laaten wy paaren gaan,
Als Egte Man en Vrouw,
Staakt al uw druk en rouw;
Mijn Engel vol van deugd,
Die mijn Ionk-hert verheugd.
Jonkman.
Och over-groote blyde Maar,
Mijn Hert verkwikt, och Lief verheven,
Ik zal als een trouwe Minnaar,
Mijn in den Egten-band begeven,
| |
[pagina 20]
| |
Met uw mijn tweede Ziel,
Die my door uw Schoonheyd,
Mijn Hert gesloten hiel,
Met uw mijn tweede Ziel,
Die 't Hert verheugd van mijn,
Lief door uw zoet aanschijn.
|
|