De nieuwe Amsteldamsche buyten-zingel
(na 1770)–Anoniem Nieuwe Amsteldamsche buyten-zingel, De– Auteursrechtvrij
[pagina 75]
| |
Stem: Van de Blaauwe Vlag.De Liefde met een zoet genugt,
Baard zoo meenig droevig zugt,
Gelyk ik zal verhaalen,
Van een Koopmans Zoon verstaat,
In de Rotterdamsche Paalen,
Die een dogter minne gaat.
Deze dogter met ‘er spoet:
Was een Linne naaister goed,
Om zyn Vaders Huys wild letten?
Dienden zy voor kost en Loon,
Waar op hy zyn zinnen zetten,
Op dees eerbaar maget schoon.
Hy sprak tot haar menigmaal,
Met een minnelyke taal,
Schoonste die der leeft op Aarde:
‘k Kom u bieden aan myn Trouw,
Mogt ik, schoonste blom vol waarde?
U genieten tot myn vrouw.
Zy als eerbaare maagd;
Sprak tot myn dog niet u sinnen,
Ik en heb niet als myn eer?
Gaat een edel Dame minne,
Want gy zyt een magtig heer.
Deze jonker reyn van min,
Sprak myn overschoon Godin,
Laten wy t’zamen vereenen,
| |
[pagina 76]
| |
Tot dat de dood ons leven scheyd!
Daar is een ring met zeven Steenen,
Tot een blyk van trouwigheid.
Deze maagd door min bevaan,
Heeft zyn trouw genomen aan:
Zy omhelsden met haar beyde;
Toen malkander met genugt,
En zy zwoeren nooyt te scheiden,
Waar op dat zy raakt Bevrygt.
Hy heeft zyn Vader gevraagt,
Om te Trouwen met dees maagd;
Vader wilt u niet verstooren,
Laat het weesen dog u zin,
Want ik heb haar Trouw gesworen,
En gekregen tot myn min.
De Vader sprak zeer obstinaat,
Neen ik dat niet toe en laat,
‘k Zag u liever voor myn oogen,
Met een Strop om uwen keel,
Eer ik dit ooit zal gedogen,
Kiest een Ryke tot u deel.
Vader als het wezen kan,
Laat het dog geschieden dan,
Laat ons Trouwen t’onser baten
En ons schanden dog behoed:
Want ik zal haar nooit verlaten
Zy draagt van myn Vlees en Bloed.
De vader met een loose grond,
Sprak gy moet van hier terstond,
Na Moskovien gaan varen,
Nemen u Negotie waar,
Als gy thuys komt van de Baaren,
Sult gy Trouwen met malkaar.
Deze Jonker met bescheid,
Heeft dit aan zyn lief gezeid,
| |
[pagina 77]
| |
Die daarom droefheid ging toonen,
Dog hy sprak hebt goede moet,
Daar zyn duysent Goude Kroonen,
En een Brief al met myn Bloed.
Zy was daar mee niet te vreê,
Sprak lief laat ik varen mee,
doe gingen zy overleggen.
Haar in ‘t Schip te bergen dree,
Zonder ymand het te zeggen,
Tot zy diep waren in Zee.
‘t Schip voer uit de Maas zoo voort;
Na Moskovien dit aanhoort,
dog de Zee door Storm en winden,
Brogt haar op een Klip aldaar,
dat het Schip in kort verslinden;
En zy alle in doods-gevaar.
‘t Volk kwam te nauwer nood:
Nog te Land met Sloep en Bood,
dog de Koopmans Zoon verheeven:
Is op Gods genade heen,
Op een plank in Zee gedreven,
Met dees Maget vol geween.
Na twee dagen tyd zeer klaar
Wierden zy het Land gewaar,
In Moskovien wilt weten:
Kwamen in een Bosch te land
daar zy zogten naar wat eeten,
‘t Geen haar diende tot bystand,
Als zy zyn in ‘t Bosch gegaan
Kwamen daar twee Beeren aan
Droefheid zag men hier gebeuren?
Want dees Beeren al verwoed.
Gingen deze Maagd verscheuren?
dat dees Jonker treuren doet.
| |
[pagina 78]
| |
Hy schryft daar op staande voet
Eenen Brief al met zyn Bloed,
Met het opschrift daar beneven;
Waar in dat hy schuld en al,
Aan zyn Vader klaar gaat geven,
Van dat droevig ongeval.
Hy neemt daar een kort besluit,
Om te sterven met zyn Bruit;
Trekt de degen van zyn Zyden
Stakze in zyn Jonger hert,
Waar door hy in korte tyden,
Van de dood verslonden werd.
Een pelgrim kwam daar voorby,
Vond dees Brief nog aan zyn zy,
Gingse tot Moscou bestellen,
En van daar op Rotterdam
Aan zyn Vader die met kwellen,
Dees droeve Tyding vernam.
Deze Koopman dit gelooft:
Wierd van zinne heel berooft:
als hy weigerde de Graatsie,
Aan zyn Soon tot d’Echte trouw
En heeft hem uit disperatie,
Gaan verhangen aan een Touw.
Hier kan yder geven agt;
Wat de liefde heeft voor kragt,
Als twee herten zaam vergaaren:
Door de liefde reyn van aard,
Ouders wild haar laten paaren,
Eer ‘t weerhoude droefheid baard.
|
|