Nieuwe geestelycke liedekens, tot godtvruchtig gebruyck der jonckheydt in den catechismus(1740)–Anoniem Nieuwe geestelycke liedekens, tot godtvruchtig gebruyck der jonckheydt in den catechismus– Auteursrechtvrij Vorige Volgende [pagina 95] [p. 95] 63. Liedeken. Wonderheydt van Godt in het H. Sacrament des autaers. Stemme: Moet gy, ô Jephtias, soo van ons scheyden? 1.[regelnummer] O Hemels Lam, die voor ons op d'Autaeren Slagh-offerhande u selven op-draeght, Om my, ondanckbaeren mensch, te bewaeren, Gy van u Vader versoening' vraeght. Wat grooter liefde kan ons aen u binden? Wie kan ons geven uytnemender eer, Als dat gy hier u tot spyse laet vinden, En u vereenight met ons soo seer? 2.[regelnummer] Ick staen voor hem hier met vreese bevangen, Die Hemel, Aerd', in syn macht alleen heeft: My is't geluck, dat ick hem magh ontfangen, Voor wiëns donder-flagh alles beeft. Godt, ick, vervult van uw' goedt en genaede, Hier mynen niet voor uw' oogen erkenn'; [pagina 96] [p. 96] Verr', dat ick roem over dese weldaeden, Sien ick, wie gy syt, en wie ick ben. 3.[regelnummer] Ist dat nochtans my uw' grootheyt doet beven, In dese weerdige slagh-offerhand', Hoor ick uw' goedtheydt belofte my geven, Dat gy sult syn mynen onderstandt. Een nieuw betrouwen onsteekt myne sinnen, Om uwe liefde, die my hier soo voedt: Al ben ick mensch, komt my Godt soo beminnen; Die ick moest vreesen, my hopen doet. Vorige Volgende