Nieuw Letterkundig Magazijn. Jaargang 29
(2011)– [tijdschrift] Nieuw Letterkundig Magazijn– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 25]
| |
De codex spreekt boekdelen
| |
[pagina 26]
| |
1 De lokalisering van de handschriften die bewaard worden in Wolfenbüttel (W), Berlijn (B) en Stockholm (S). Bron kaartje: H.F. Helmolt, History of the World, Volume VII. Dodd Mead 1902.
(gedeeltelijk incomplete) vijftiende-eeuwse manuscripten van deze bewerking bewaard gebleven. Sporen van verloren tekstuele tussenstadia bewijzen dat er ooit veel meer was. Blijkbaar had de tekst het laatmiddeleeuwse publiek iets te bieden. Maar wat? | |
Sprekende verzamelingenDe vijf Middelnederduitse Flos unde Blankeflos-versies hebben één ding met elkaar gemeen: ze zijn allemaal overgeleverd in een verzamelhandschrift. Dit betekent dat zij tussen andere teksten staan. Die teksten bieden informatie over de context waarin Flos unde Blankeflos daadwerkelijk werd gelezen (receptie). Ook kunnen we ons zo een beeld vormen van de manier waarop het publiek de tekst tot zich zou moeten nemen (functie). Teksten in een middeleeuws verzamelhandschrift staan namelijk zelden lukraak naast elkaar. Zij spiegelen vaak de interesses van een samensteller en hebben dan meer weg van een persoonlijke bibliotheek. Dat geldt ook voor de drie min of meer complete Flos-handschriften. De teksten die Flos unde Blankeflos omringen, blijken informatie te geven over de manier waarop wij ons de functie en receptie van de codices moeten voorstellen. Twee van deze drie handschriften ontstonden aan de Oostzeekust. Deze worden nu in Berlijn en Stockholm bewaard. Het derde handschrift is in de buurt van Braunschweig ontstaan en bevindt zich tegenwoordig in het verderop gelegen Wolfenbüttel (afb.1). Opvallend is dat de verschillen tussen de drie Flos unde Blankeflos-versies in de handschriften niet groot zijn. Maar hoewel de tekst zelf dus relatief onveranderd blijft, hebben de tekstcollecties in de drie handschriften een zeer uiteenlopend karakter. De samensteller van het Stockholmse handschrift had een speciale voorkeur voor verhalende teksten. Behalve Flos unde Blankeflos bevat de codex nog een ridderroman: Valentin unde Namelos. Daarnaast zijn er twee teksten die het midden houden tussen een wereldlijk en een religieus verhaal. De eerste tekst draagt de titel De vorlorne sone en vertelt het verhaal van een ridderzoon die boete doet voor een zonde die zijn ouders begaan hebben. De tweede tekst is een leesbewerking van het toneelstuk Theophilus, dat in het Middelnederlands ook als Marialegende bekend is. Dit schouwspel gaat over een geestelijke die zijn ziel aan de duivel verkoopt, maar deze met hulp van Maria weet terug te winnen. Het handschrift besluit met drie kluchtige, kortere teksten, waarin overspel en listigheid de overheersende thema's zijn. Alle teksten in het handschrift zijn omlijst met prologen, epilogen, opschriften en naschriften met een algemene strekking. Ook Flos unde Blankeflos heeft er in dit handschrift opeens een proloog bij gekregen. Dergelijke ‘parateksten’ worden visueel gemarkeerd met rode versieringen, penwerk en hoofdlettergebruik. De lay-out van het handschrift versterkt zo typografisch de ‘eenheid’ van de tekstcollectie. Het resultaat is een soort bloemlezing van teksten met een narratief karakter. Het Berlijnse handschrift met daarin Flos unde Blankeflos is van een heel andere aard. Hierin bevinden zich uitsluitend liefdesteksten, waarvan de meeste een didactische insteek hebben. Het handschrift lijkt bedoeld te zijn voor jonge mannen. Daarvoor zijn verschillende aanwijzingen. De hoofdpersonen van de eerste twee teksten zijn bijvoorbeeld jongemannen die door vrouwen in de liefde onderwezen worden. In de andere teksten staan keer op keer mannen in het middelpunt, als ridder, student of niet nader gespecificeerde ‘minnaar’. Het handschrift bevat bovendien drie figuratieve tekeningen. In twee daarvan wordt een naakte jongeman op een ludieke wijze afgebeeld (afb.2). Het lijkt erop dat de serieuze motieven uit de | |
[pagina 27]
| |
tekst in de marge geridiculiseerd zijn. Daardoor onderstrepen zij echter wel een terugkerend element in de vertellingen, namelijk de tegenstelling tussen oude, gewelddadige mannen en jeugdige, ridderlijke, zachtmoedige jongelingen.Ga naar eind3 Dit contrast komt met name in de tweede, enigszins carnavaleske, illustratie naar voren, waarin een oudere man op een stokpaardje een jongeling achtervolgt. De vrouwen in de teksten zijn statische figuren: ze zijn ofwel minneobject ofwel lerares in de minne. De jongeling beweegt zich daarentegen door de ruimte om te groeien en te leren over de liefde. Dit is ook te zien in Flos unde Blankeflos: om zijn geliefde uit de haremtoren te redden, onderneemt Flos een reis. Hij wordt in eerste instantie tegengewerkt door zijn vader, die Blankeflos als slavin verkoopt en vervolgens door de emir die haar gevangen houdt.Ga naar eind4 Maar als volleerd minnaar weet hij met zijn alles overwinnende liefde het verhaal tot een goed einde te brengen. Een heel ander geval is het Wolfenbüttelse manuscript. In dit handschrift bevat de tekst van Flos unde Blankeflos een opmerkelijke afwijking: de verteller onderbreekt het verhaal tot vier keer toe met een drinkverzoek: We dyt wil horen vortlesen, / De schal den leser drinken gheven (Wie dit verder wil horen lezen, die moet de lezer drinken geven). Hij besluit het verhaal met nog eens hetzelfde verzoek. Overigens volgen de drinkverzoeken elkaar naar het einde toe steeds sneller op; een daadwerkelijke voorlezer moet op het laatst behoorlijk onder invloed geweest zijn. Die drinkverzoeken zijn opmerkelijk. Zeggen ze misschien iets over de manier waarop de tekst is voorgelezen? Waarom onderbreekt de verteller de tekst zo vaak? | |
SpraakwaterDat een verhaal met een drinkverzoek wordt onderbroken, blijkt in de middeleeuwse literatuur bepaald geen zeldzaamheid. In verschillende Duitstalige teksten uit de vijftiende en zestiende eeuw gebeurt precies hetzelfde.Ga naar eind5 Een belangrijk verschil is echter dat zulke drinkverzoeken meestal op een betekenisvolle plek in het verhaal voorkomen. Het Duitse heldenepos Laurin biedt hiervan een duidelijk voorbeeld. Wanneer de vier protagonisten gevangen-genomen2 Handschrift Berlijn, Staatsbibliothek Preußischer Kulturbesitz, Ms. germ. oct. 186, f. 66r.
zijn, vraagt de verteller zich hardop af hoe zij erin slaagden te ontkomen: wie kâmen si von dannen?Ga naar eind6 Hij dreigt pas verder te vertellen wanneer hij iets te drinken heeft gekregen. Met een dergelijke cliffhanger verhoogt hij evident de spanning (en misschien ook het humoristische karakter) van zijn verhaal. In Flos unde Blankeflos is dit niet het geval. De momenten waarop de verteller het verhaal onderbreekt, zijn namelijk niet zo logisch gekozen. Dit geldt bijvoorbeeld voor een passage waarin Flos en Blankeflos ter dood zijn veroordeeld, omdat zij in de haremtoren samen in bed zijn ontdekt. De geliefden houden allebei een vurige pleitrede om het leven van de ander te redden. Daarbij smeken ze elkaar de ring te behouden die slechts een van hen kan sparen. Middenin het betoog van Blankeflos onderbreekt de verteller haar: | |
[pagina 28]
| |
‘Jk bidde sote lef dy,
Dat du my latest des dodes syn
Unde lat my des dodes wesen
Up dat du lef mogest ghe nesen.’
We nu wil vort horen lesen
De scal dem leser drincken gheven
‘Be holt du, lef, dat vingherlin,
Dar mede vor lenghe dat levent dyn.’
Flos sprak: ‘Ik weit nicht wat ik don scal
Dat weit god van himmel wal.’Ga naar eind7
‘Ik smeek je, zoete lief,
Dat jij mij laat doden
En mij dood laat zijn
Zodat jij, lief, kan overleven.’
Wie dit nu voort wil horen lezen
Die zal de lezer drinken moeten geven.
‘Behoud de ring, mijn lief,
En verleng daarmee je leven’
Flos sprak: ‘Ik weet niet wat ik zal doen
Zoals God in de hemel weet.’
Dat de interventie middenin de spreekbeurt van Blankeflos staat in plaats van voor de sprekerswisseling (Flos sprak), geeft de verzen iets willekeurigs. Het zou kunnen dat het rijmwoord lesen is uitgelokt door het rijmpaar wesen - ghe nesen. Het rijmpaar lesen - gheven is echter wel onzuiver. Maar de overige onderbrekingen komen eveneens voor op plaatsen waar zij geen duidelijke narratieve functie vervullen. De vraag is dus waarom de drinkverzoeken dan wel in het handschrift staan. | |
De stem van het handschriftInformatie over functie en gebruik komt soms ook van buiten de tekst. Aan het eind van Flos unde Blankeflos in het Wolfenbüttelse handschrift staan bijvoorbeeld twee explicits: het Latijnse Et sic est finis (En dit is het einde) en Al af var willen (Alles geëindigd, vaarwel). Deze opmerkingen hebben niets met de inhoud van het verhaal te maken. Dat blijkt uit de manier waarop zij typografisch worden onderscheiden van de rest van de tekst. Het eerste explicit is met rode inkt omcirkeld, het tweede is geheel in rode inkt en in een andere letter geschreven. Het drinkverzoek aan het eind van de tekst is weliswaar met3 Handschrift Wolfenbüttel, Herzog August Bibliothek, Cod. Guelf. 1203 Helmst., f. 142v.
rode inkt onderstreept, maar behoort nog wel tot de hoofdtekst (afb.3). De drinkverzoeken binnen het verhaal zijn zelfs volledig in de lopende tekst geïntegreerd. Dit ondersteunt de gedachte dat zij werkelijk behoren tot de tekst en dus niet op het conto van de kopiist geschreven kunnen worden. Meer informatie is af te leiden uit de tekstcollecties. Het Wolfenbüttelse verzamelhandschrift waarin onze tekst staat, is feitelijk uit twee oudere boeken opgebouwd. Flos unde Blankeflos is de eerste tekst van het tweede boekje. Dit boekje bevat verder de religieuze tekst Theophilus, die begint op het katern waar Flos unde Blankeflos eindigt. De bladen na Theophilus waren oorspronkelijk leeg, maar later is er een Latijns schoolgedichtje op geschreven. We weten dus dat het van begin af aan de bedoeling was dat Flos unde Blankeflos en Theophilus tot hetzelfde boekje behoorden. Hoe we ons het gebruik van dit losse boekje precies moeten voorstellen, is niet duidelijk. Was het meteen al de bedoeling het samen te binden met een ander boekje? Was het niet ingebonden, zodat je er makkelijker uit kon voorlezen? Hoe dan ook, het is zeer waarschijnlijk dat Flos unde Blankeflos en Theophilus op een gelijksoortige manier gelezen werden. Ze hebben immers samen | |
[pagina 29]
| |
in een zelfstandig boekje gefunctioneerd. Nu lopen de genres van beide vertellingen nogal uiteen: Flos unde Blankeflos is een hoofse liefdesroman en Theophilus is de leesversie van een religieus toneelstuk. Maar juist door dat contrast dringt zich een andere verklaring op voor het samengaan van beide teksten. Bij een leesversie van een toneelstuk stelt de lezer zich de opvoering ervan voor. En gebeurt bij de drinkverzoeken in Flos unde Blankeflos niet precies hetzelfde? Met andere woorden: de drinkverzoeken lijken een ingreep om een voordrachtsituatie te simuleren. | |
VeelstemmigheidDe onderbrekingen in Flos unde Blankeflos kunnen beter begrepen worden in relatie tot drinkverzoeken in andere literatuur. Zoals gezegd komt dit soort verzoeken vooral voor in vijftiende-, soms ook in zestiende-eeuwse Duitse werken. In vroeger onderzoek werden de interventies vaak gezien als overblijfsel van de oorspronkelijke voorleessituatie. Maar opvallend genoeg komen drinkverzoeken vooral in jonge teksten voor. Sterker nog, als er van een tekst verschillende versies bekend zijn, worden de verzoeken in de oudere versies vaak niet aangetroffen. Daarom lijken de interventies eerder een toevoeging van laat-middeleeuwse kopiisten te zijn. Wellicht conformeerden zij zich aan een gangbaar literair verschijnsel in die tijd. Maar zo er al sprake was van een soort ‘literaire mode’, dan wil dat niet zeggen dat de voorleessituatie per definitie fictief was. Het simuleren van een werkelijkheid had alleen zin als het geïntendeerde publiek bekend was met die werkelijkheid. Er werden dus wel degelijk korte teksten voorgelezen en met drinkverzoeken onderbroken. Voor het onderzoek naar de receptie van Flos unde Blankeflos is de vraag of de tekst werd voorgelezen echter niet relevant. Er was kennelijk geen duidelijke grens tussen stillezen en voorlezen, zoals je ook vandaag de dag een verhaal kunt lezen of voorlezen, al dan niet met wat meer of minder theater. In de vijftiende eeuw kwam het nogal eens voor dat ridderlijke verhaalstof werd omgewerkt tot een toneelstuk. Anderzijds werden er ook toneelstukken bewerkt tot leesboeken. De grens tussen lezen en opvoeren was dus minder scherp. Wel relevant is dat het blijkbaar de bedoeling was om Flos unde Blankeflos ‘performatief’ te lezen, dus alsóf er sprake was van een voorleessituatie. In dat geval hebben de drinkverzoeken wel degelijk een functie. Zij dienen niet om de spanning te verhogen, maar om de illusie van een voordrachtsituatie te creëren. Het zal duidelijk zijn dat de functie en receptie van Flos unde Blankeflos heel anders zijn in het Wolfenbüttelse handschrift dan in de andere twee complete verzamelhandschriften. De presentatie van de teksten in het Stockholmse handschrift als narratieve bloemlezing verschilt behoorlijk van die in de Wolfenbüttelse codex. Het Berlijnse handschrift onderscheidt zich daarentegen weer sterk vanwege het sterke accent op de liefdeslessen. De tekstversie van Flos unde Blankeflos mag in de drie handschriften dan niet veel afwijkingen vertonen, toch weten we dat de tekst op drie zeer uiteenlopende manieren werd gerecipieerd. Niet de tekst, maar het handschrift vormt hiervoor de sleutel. |
|