Neerlandia/Nederlands van Nu. Jaargang 108
(2004)– [tijdschrift] Neerlandia– Auteursrechtelijk beschermdSeptember 2004 is het in Nederland fortenmaand en allerlei versterkingen uit vroeger tijden kunnen door de burgers worden bekeken. Die gelegenheid mag niemand zich laten ontgaan. | |
Vestingsteden als cultureel erfgoedHet is moeilijk je voor te stellen dat de middeleeuwse steden net als nu middelpunten van handel en verkeer waren, maar in agrarisch gebied, waarvoor een stad ook als centrum ging dienen. Wat vooral zo moeilijk na te voelen is, is het agrarische element dat nog zo diep in de steden verankerd was, met natuurlijk duidelijke verschillen per stad. In de ene stad lag het accent meer op de handel, in de andere meer op de nijverheid, nog andere steden waren meer toegelegd op bijvoorbeeld de lakenhandel, maar bierbrouwerijen hadden ze allemaal! Wat de steden onderscheidde van het platteland, dat waren ontwikkelingen die mogelijk waren in een beschermde omgeving. Die bescherming hing veelal samen met het economische belang van de stad. Economisch belangrijke woonplaatsen kregen stadsrechten, een eigen bestuur en eigen rechtspraak, en zij kregen privileges die waarborgden dat de stad zich goed kon bedruipen. We hebben het over ontwikkelingen die ná 1200 plaatsvonden. De voorstedelijke nederzettingen hadden hun belang
Voorbeeld van een Oud-Nederlandse Stelsel Vesting: Gracht, Ravelijn, Weg, Bolwerk/Bastion, M uur/Courtine, Keel, Flank.
| |
[pagina 17]
| |
ontleend aan de ligging, vooral aan het water, dat als belangrijkste ‘verkeersweg’ diende, of aan kerkelijke of wereldlijke vestigingen. Kooplieden die over grote afstand handel dreven, en ambachtslieden, zonder wie zelfs de eenvoudigste nederzetting niet zou kunnen bestaan, bepaalden vervolgens of die nederzetting tot een stad zou uitgroeien. | |
Van nederzetting tot stadElke stad is dus begonnen als specifieke nederzetting en die raakte door de ontwikkeling tot stad steeds algemener en completer van opbouw en inrichting. De autoriteit die het stadsrecht toekende, was oorspronkelijk de koning van het Duitse rijk (Maastricht en Nijmegen, 1230), maar juist in de tijd van de ontwikkeling van de Noord-Nederlandse steden kwam deze bevoegdheid in handen van diverse geestelijke en wereldlijke heren, bisschoppen en graven. Die bevoegdheden kregen juridisch vorm in een bestuur en een overheidsapparaat, en werden tevens zichtbaar in de fysieke bescherming van grachten en wallen, muren en poorten zoals die nog op vele plaatsen bewaard zijn gebleven. De toegekende privileges en speciale rechten vormen tezamen het ‘stadsrecht’ en de datum van zo'n aantal rechten dat per oorkonde aan een nederzetting verleend werd, geldt doorgaans als het ontstaansmoment van een ‘stad’. De overheid, een landsheer of anderszins, had voor de inkomsten baat bij florerende steden en de bescherming daarvan was een logische zaak. Een stedelijke overheid moest vervolgens de burgers rechtszekerheid geven en hen beschermen tegen aanvallen van buiten. Spoedig na het verkrijgen van stadsrechten gingen de overheden de beveiliging van de steden dan ook systematisch ter hand nemen. De fysieke bescherming van de stad werd in de eerste plaats gezocht in een aarden omwalling met houten staketsels en de ervoor liggende gracht. Later werden deze middelen langzamerhand aangevuld met of vervangen door muren, muurtorens en stenen poorten, en waar dat kon kastelen en burchten. | |
Vestingsteden in de vroegnieuwe tijdIn de laatmiddeleeuwse steden groef de burgerij zich dus, welvarend en wel, allengs in achter brede grachten en dikke muren, in ronde dan wel vierkante vorm. In de 16de eeuw ontstond de praktische behoefte aan een goed verdedigingsstelsel tegen de Spanjaarden. Steden in vlak land met voldoende water konden, in plaats van hoge torens te bouwen, gemakkelijk en goedkoop aarden wallen en bolwerken aanleggen, en het zijn deze bolwerken, later als bastions aangeduid vanuit de sterke inbreng van de Italiaanse vestingbouw, die de prachtige historische vormen aan onze steden hebben gegeven. Dit gebastioneerde stelsel van Italiaanse afkomst zette zich in de Nederlanden in de zestiende eeuw voort in het zgn. Oudnederlandse Stelsel, ontwikkeld als wapen tegen de Spanjaarden, met aanvullingen en verfijningen. Een van deOldenzaal - Midden 17de eeuw gaf Joan Blaeu een Toonneel der Steden van de Vereenigde Nederlanden uit, waarin ook de stadsplattegronden zijn opgenomen. Aan de landstad Oldenzaal zijn goed de verschillende fortificatiefasen te zien. Het hart van de stad wordt gevormd door de Romaanse St.-Plechelmuskerk, midden op een ommuurd kerkhof. De straten lopen eromheen of naartoe. We zien bebouwing en veel tuinen, soms met lusthuizen. De binnenste verdedigingsgordel bestond uit de middeleeuwse stadsmuur, met rondelen en stadspoorten. De buitenste gordel is een omwalling met bolwerken en een gracht.
[Bron: SNB, Levende Stenen, Nederzettingsvormen 11, 15] eerste Nederlanders die de vestingwerken volgens het Oud-nederlands Stelsel ontwierpen, was Adriaan Anthonisz. Hij voorzag het kwetsbare westelijke front van Alkmaar in 1573 van aarden wallen met bolwerken die de Italiaanse bastions in effectiviteit overtroffen. Ook voor steden als Enkhuizen, Heusden en Brielle verbeterde hij versterkingen of bouwde nieuwe. Coevorden wist hij om te bouwen tot een van de sterkste vestingen van Europa. Dat alles werd opgezet volgens de theoretische inzichten van Simon Stevin (1548-1560), de leermeester en adviseur van prins Maurits, die met zijn standaardwerk Stercktenbouwingh (1594) de principes van het Oudnederlandse Stelsel had vastgelegd. De zoon van Adriaan Anthonisz, Adriaan Metius, hoogleraar aan de Universiteit van Franeker, zette het werk van zijn vader voort en schreef Fortificatie ofte Sterckten-Bouwinghe.
De Republiek besloot na het rampjaar van 1672, toen de Franse koning de Republiek binnenviel en haar in haar voortbestaan bedreigde, dat het essentieel was dat de landsgrenzen beter beveiligd waren en rond 1678 kwam het tot een besluit de verschillende belangrijke vestingen in het zuidelijke grensgebied met het oog daarop te verbeteren, maar nog steeds volgens het concept uit de Tachtigjarige Oorlog (1568-1648). | |
[pagina 18]
| |
Klundert vesting. (Joan Blaeu, Toonneel der steden, Amsterdam 1652.)
Het was Menno van Coehoorn (1641-1704), de bekendste ingenieur van het Nieuwnederlands Stelsel, die als infanterieofficier zelf had ondervonden waar de verdediging van en de aanval op vestingen niet voldeed en voorstellen tot verbetering deed.Ga naar eind2. Hij legde een en ander vanuit zijn ervaring in 1685 vast in zijn boek Nieuwe vestingbouw op een natte of lage horizont en maakte met zijn vakkennis en zijn geschriften naam als vestingbouwer. In 1695 kwam aan het hoofd van de landelijke fortificatiedienst te staan. Kenmerkend voor de versterkingen van het Nieuwnederlands Stelsel zijn o.m. de grotere bolwerken en ravelijnen; de gebogen flanken en nog vele andere verbeteringen en nieuwe vormen zoals die in de vestingstad Naarden nog heel goed te zien zijn. Bergen op Zoom werd het westelijke steunpunt van de door Coehoorn ontworpen reeks Brabantse vestingen, die de Zuiderwaterlinie vormden, deel van een aaneengesloten geheel van linies langs de grenzen van de staat. In maart 1701 stelde Coehoorn voor met dammen in de Nederrijn en de IJssel een grote waterlinie tegen een mogelijke aanval vanuit het oosten te ontwerpen. ‘Dit plan’, zo schrijft Joep van Hoof, ‘kwam toen weliswaar niet tot uitvoering, maar het idee bleek rond 1950 nog valide genoeg om het in de praktijk toe te passen. Dat gebeurde bij de aanleg van een grootschalige linie in het stroomgebied van de Bovenrijn en de IJssel. Dit systeem, dat Nederland moest beveiligen tegen een bliksemaanval van het Oostblok, vormde een onderdeel van de NAVO-verdediging.’ Op de geniale oppervestingbouwmeester Menno van Coehoorn komen wij nog terug, maar niet dan na de door hem rond 1700 verbeterde vestingsteden bezocht te hebben: Arnhem, Bergen op Zoom, Deventer, Doesburg, Groningen, Nijmegen. Als laatste beroemde vestingbouwmeester onder de vele wordt hier nog de Amsterdamse stadsingenieur Hendrik Ruse (1624-1679) genoemd, die over de vestingbouwtechniek in 1654 Versterckte vesting publiceerde en nadien onder veel meer de omwalling van Kopenhagen versterkte en verbeterde. | |
En daarnaWat de genoemde vestingbouwers door de eeuwen heen verbindt, wat kenmerkend is geraakt voor de versterkingen in de Nederlanden, is dat het landschap als uitgangspunt werd genomen voor de fortificatie en verdediging van stad en, in de nieuwe tijd, de staat. Het betekent dat de lage ligging en de aanwezigheid van water steeds een belangrijke rol hebben gespeeld en in een landelijke situatie ook konden spelen. De Nieuwe Hollandse Waterlinie, tot in de jaren dertig van de vorige eeuw operationeel, en de voorloper ervan, de Oude Hollandse Waterlinie, aangelegd in de 17e eeuw, zijn zo mogelijk nog nadrukkelijker op het water gericht. Nog steeds zou de zaak nagenoeg volgens plan onder water gezet kunnen worden, maar meer en meer wordt er nu geasfalteerd en gebouwd in de te inunderen gebieden, zodat het langzamerhand een theoretische stelling wordt. En tot slot, niet te vergeten, rond Amsterdam ligt op een afstand van 10 à 15 kilometer de Stelling van Amsterdam, een voormalige militaire verdedigingslinie. De linie, 135 km lang, is aangelegd in de periode 1880-1920 en bestaat uit een gesloten ring van dijken met dammen en sluizen, en telt niet minder dan 42 forten! Wat ooit door vele oorlogen is bedacht en gebouwd, is in een totaal andere situatie tot een interessant en geliefd verleden gaan behoren. De fortificaties omsloten immers de woonkern van een dorp of stad, en door hun sterke bouw kwamen zij, soms min of meer ongeschonden, in nieuwe tijden terecht. En deze tijd heeft de vestingen in het hart gesloten als gestolde geschiedenis. Er is zelfs een vriendenkring van vestingsteden ontstaan die ten doel heeft de historische en wiskundige schoonheid van deze bouwsels te helpen bewaren voor de toekomst. Hierna vertelt de vice-president van de internationale Walled Towns Friendship Circle, mevrouw Maud Arkesteijn, doel en organisatie van deze bijzondere vereniging. (ER)Ga naar eind1. |
|