Frans Van Herzeele.
Deze verdienstelijke toondichter, tevens orkestmeester van den Koninklijken Vlaamschen Schouwburg der hoofdstad, is op Zondag 19n Februari aan eene hartziekte overleden.
Frans Van Herzeele zag het licht den 4n Januari 1830 te Gent. Hij volgde te gelijk met Gevaert de leergangen van het Gentsch Conservatorium. Steeds bleef hij met den grooten meester bevriend, en alle jaren werd hij door dezen als lid van sommige jury's voor de uitgangsexamens van het Brusselsch Conservatorium aangesteld.
Hij onderscheidde zich eerst als 1e clarinettist bij het regiment gidsen. Pas 23 jaar, werd hij reeds muziekmeester bij het 12e linieregiment. Uit het leger getreden, werd hij bestuurder der Harmonie van Veurne, orkestmeester bij het Nederlandsch Tooneel te Gent, alsook bestuurder der Gemeentelijke Harmonie. Vóór elf jaren kwam hij naar Brussel
In 1858 verwierf hij van de Societé royale des Arts et de la Littérature eene gouden medaille voor eene cantate, welke als kenspreuk had: Het Lied voor 't Vaderland is een verheven bede. Te Londen verkreeg hij voor zijne muziekale scheppingen in een internationalen prijskamp een eersten prijs van 5000 fr.
Hij componeerde een aanzienlijk getal muziekstukken voor fanfaren en harmonie, romancen en liederen. Verschillende historische optochten, o.a. die van de 16e eeuw, dankten hem de bewerking van zangen en marschen des tijds.
Met voorliefde werkte hij voor het tooneel; hij schreef de muziek voor De Tière's Belsama en De Wolvin uit het Zwartbosch, voor Kints' Heideboeren, voor De Pleitersziekte, Hotse Botse.
Tusschen twee bedrijven in liet Van Herzeele van tijd tot tijd muziekstukken uitvoeren uit zijn rijk repertorium.
Met een ontoereikend orkest zorgde hij er voor, dat het lyrisch drama Charlotte Corday en het landelijk spel Het Meilief van P. Benoit ordentelijk voor het voetlicht kwamen in de hoofdstad.
Hij had een eenvoudig en beminnelijk karakter, en werd hier door iedereen hooggeschat.
Milo.