Nederlandse historische bronnen 3
(1983)–Anoniem Nederlandse historische bronnen– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 96]
| |||||||
Cornelis Jansz. Speelman (1628-1684)
Foto Iconografisch Bureau, 's-Gravenhage | |||||||
[pagina 97]
| |||||||
De handelsrelaties van het Makassaarse rijk volgens de Notitie van Cornelis Speelman uit 1670
| |||||||
[pagina 98]
| |||||||
2000 in het jaar 1660 - en maakten zij deze plaats tot een van hun voornaamste handelsbasesGa naar voetnoot3. Tot in de bloeiperiode van de zeventiende eeuw bleef een aanzienlijk deel van de handel en scheepvaart van Makassar in handen van de Maleiers. Maar daarnaast gingen ook Makassaren eraan deelnemen. Hun koningen en groten traden op als financiers en rustten eigen handelsexpedities uit. Deze koningen, vaak de koningen van Makassar genoemd, waren de vorsten van Goa en Tallo', rijkjes die sinds het midden van de zestiende eeuw hecht verbonden opereerden, als een twee-eenheid waarin Goa als grootste en voornaamste vooropging. Typerend voor hun onderlinge verhouding was, dat herhaaldelijk een koning of ander lid van het vorstenhuis van Tallo' het ambt bekleedde van rijksbestuurder in Goa, de hoogste functie onder de koning. Dit Makassaarse dubbelrijk voerde vanaf het begin een politiek van expansie en ontwikkelde zich tot de belangrijkste macht op Zuid-Celebes. In het begin van de zeventiende eeuw bereikte dit proces zijn hoogtepunt. Nadat in 1605 de vorsten van Goa en Tallo' officieel de Islam als de enige godsdienst in hun rijk hadden ingevoerd, brachten zij gewapenderhand ook de andere rijkjes van het schiereiland ertoe deze godsdienst te aanvaarden, als laatste in 1611 het Boeginese rijk Bone, dat steeds de sterkste tegenstander was geweest. Sindsdien bezat Makassar de onaantastbare, zij het niet onbetwiste, oppermacht op het schiereiland, dankzij zijn financiële kracht als gevolg van de handel en zijn militaire overwicht gebaseerd op superieure bewapening. Tegelijkertijd begon ook de Makassaarse expansie overzee. Oorlogsvloten voeren uit naar het zuiden, oosten en noorden. Het eiland Sumbawa werd onderworpen en als overzeese provincie aan het rijk toegevoegd. Het sultanaat Buton, dat de eilanden ten zuidoosten van Celebes omvatte, en de Timor-archipel moesten bukken voor de Makassaarse overmacht. De kustplaatsen en -rijkjes van Celebes, waar tevoren de sultan van Ternate zijn gezag had doen gelden, ondergingen hetzelfde lot. Met de Maleise sultanaten op de oostkust van Borneo werden nauwe banden aangeknoopt. En Makassaarse expedities mengden zich in de bloedig uitgevochten machtstegenstellingen in de Molukken. Deze commerciële en territoriale expansie bracht Makassar steeds meer in conflict met de VOC, die bezig was vanuit Batavia haar handelsrijk uit te breiden over de hele archipel. Zich steeds herhalende botsingen, die leidden tot blokkades van de stad door de Compagnie in 1634-1635 en in 1654-1655, en tot een verrassingsaanval op het Makassaarse fort Pa'nakkukang in 1660, markeerden de relaties tussen beide concurrerende machten. De definitieve ondergang van het grote Makassaarse rijk, tegelijk het einde van zijn handel, voltrok zich in de jaren 1667-1669. Op 24 november 1666 was van Batavia een vloot uitgevaren onder Admiraal Cornelis SpeelmanGa naar voetnoot4, met aan | |||||||
[pagina 99]
| |||||||
boord een leger van 578 Nederlanders en 395 Ambonezen en Boeginezen. Deze laatsten waren hun gebied ontvlucht toen Makassar dat onderwierp. Onder hun charismatische leider Arung Palakka organiseerden zij zich en verbonden zij zich met de Compagnie, ter bestrijding van hun erfvijand Makassar. Na een korte confrontatie met de Makassaren op de rede van hun stad, koos Speelman weer zee, om eerst zijn opdrachten in de Molukken af te handelen. Onderweg werd afgerekend met een Makassaars expeditieleger op Buton. Op 13 juli 1667 verscheen de vloot opnieuw voor Makassar, versterkt met verse troepen, waaronder een contingent Ternatanen onder leiding van hun sultan. Op 1 augustus landden zij bij Galesong, ten zuiden van Makassar. Zware gevechten volgden, totdat, drie maanden later, de Compagnie onderhandelingen wist af te dwingen, die op 18 november in het plaatsje Bungaja leidden tot het zogenaamde Bongaais verdrag. Daarbij werden alle eisen van de Compagnie ingewilligd: het Makassaarse rijk werd tot zijn oorspronkelijke omvang teruggebracht, de Compagnie kreeg de op Zuid-Celebes veroverde gebieden in eigendom, de handel op Makassar was uitsluitend aan de Compagnie toegestaan, en de Makassaarse scheepvaart overzee werd beperkt tot een aantal plaatsen en eilanden ten westen van Celebes. Maar nog geen half jaar later begon de strijd opnieuw. Deze duurde voort tot op 12 juni 1669 het Makassaarse koningsfort Sombaopu werd ingenomen en de vorsten van Tallo' en Goa, respectievelijk op 15 en 27 juli, hun onderwerping erkenden. Omstreeks 20 oktober scheepte Speelman zich weer in, met het grootste deel van zijn leger en tezamen met talrijke bondgenoten en met vertegenwoordigers van de overwonnen Makassaren, voor de terugreis naar Batavia, waar hij op 15 december arriveerdeGa naar voetnoot5. | |||||||
2 De Notitie van SpeelmanKort voor zijn vertrek uit Makassar was Speelman begonnen met het schrijven van een rapport, waarin hij de informatie wilde vastleggen die hij in de drie voorafgaande jaren over Zuid-Celebes had verzameld. Het was zijn memorie van overdracht en handleiding voor degenen die, voorlopig met de leiding belast, in Makassar zouden achterblijven. Tijdens de zeereis van zes weken werkte hij verder aan dit stuk, dat hij na terugkeer in Batavia voltooide en daar op 17 februari | |||||||
[pagina 100]
| |||||||
1670 aan de regering aanbood. Onder het schrijven was het inmiddels uitgegroeid tot de 646 foliopagina's die het in de oudste kopie beslaat. Overeenkomstig de opzet als memorie van overdracht draagt het de bescheiden titel van ‘Notitie, dienende voor eenen corten tijt en tot naeder last van de Hooge Regeringe op Batavia, tot naerrichtinge voor den ondercoopman Jan van Opijnen, bij provisie gestelt tot opperhooft en commandant int casteel Rotterdam op Maccassar, en van den capitain Jan France als hooft over de melitie, mitsgaders die van den Raede’. Deze Notitie is echter een rijke bron van informatie op historisch, geografisch en commercieel terrein, met vele gegevens over personen, instellingen, politieke verhoudingen en episodes uit de zojuist beëindigde oorlog en de toestand daarna. De verschillende landstreken en vorstendommen worden een voor een behandeld, eerst de gebieden die eigendom van de Compagnie waren geworden, dan achtereenvolgens de bondgenoten, de overgekomen en de nog resterende vijanden; tenslotte volgt een beschrijving van de nieuwe Compagniesvestiging in het Fort Rotterdam te Makassar. In de loop der tijden is dit document door velen geraadpleegd. In de gouverneurskantoren van de VOC en van het latere Nederlands-Indische gouvernement in het Fort Rotterdam was een exemplaar beschikbaar voor informatie omtrent de achtergrond van actuele problemen, vooral in verband met de relaties tot Boeginese vorstendommen op Zuid-Celebes. Verscheidene gouverneurs verwezen ernaar in hun memories en bouwden erop voortGa naar voetnoot6. Historici ontleenden gegevens aan de Notitie en citeerden eruitGa naar voetnoot7. Dit alles blijft echter incidenteel en bevestigt des te nadrukkelijker het belang van een integrale uitgave van de Notitie, welke meer dan eens overwogen maar nooit tot stand is gekomen. Ook de hierna volgende passage uit de Notitie is slechts een fragment. Het originele manuscript van de Notitie bestaat waarschijnlijk niet meer, maar vier kopieën zijn bekend. Twee daarvan berusten op het Algemeen Rijksarchief in Den Haag, een eigentijdseGa naar voetnoot8 en een achttiende-eeuwseGa naar voetnoot9. De laatste werd vervaardigd voor Johan Gideon Loten, die van 1744 tot 1750 Gouverneur van Makassar was, en bevat opmerkingen in margine van diens hand. Het is deze kopie die door moderne historici werd gebruikt en geciteerd. De twee andere berusten in het Arsip Nasional te Jakarta, het vroegere Lands-archief, waarheen ze in de jaren twintig van deze eeuw als onderdeel van het zogenaamd oud-archief uit Makassar werden overgebracht. Te oordelen naar | |||||||
[pagina 101]
| |||||||
schrift en spelling zijn het beide negentiende-eeuwse kopieën, en is de ene duidelijk ouder dan de andereGa naar voetnoot10. Het oudste exemplaar is sterk door vocht beschadigd en incompleetGa naar voetnoot11. In 1949-1950 lieten prof. dr. W.Ph. Coolhaas en dr. H.J. de Graaf in Jakarta de Notitie volledig overtypen met het oog op een eventuele uitgave, en wel op basis van beide zojuist genoemde kopieën, soms met vermelding van onderlinge verschillen. Een exemplaar van deze getypte kopie bevindt zich in de handschriftenverzameling van het Koninklijk Instituut voor Taal-, Land- en Volkenkunde te LeidenGa naar voetnoot12. Voor een tekstuitgave beschikken we dus over drie kopieën:
Tekstvergelijking, die de onvermijdelijke afschrijversfouten aan het licht brengt, toont aan dat B en C nauw samenhangen. Zij vertonen een groot aantal precies gelijke lacunes en corruptelen, en hebben anderzijds een gelijkluidende tekst op plaatsen waar in A een duidelijke lacune voorkomt. Waarschijnlijk valt hieruit te concluderen dat B en de Jakartase kopieën waarop C berust niet rechtstreeks teruggaan op het origineel, maar via een gemeenschappelijke Vorlage. Daarentegen kan A een directe kopie zijn van het origineel en zullen zich daarin ook de toenmalige spellingsgewoonten weerspiegelen. Het is om deze redenen dat kopie A als basis is gebruikt voor de uitgave van het hierna volgende fragment uit de Notitie. In principe is steeds de tekst van deze kopie gevolgd, slechts af en toe aangevuld of een enkele maal verbeterd op grond van B en C (maar dan nog alleen wanneer B en C op dat punt gelijkluidend zijn). De bedoelde aanvullingen zijn alleen opgenomen bij een duidelijke of mogelijke lacune in A; zij zijn in de tekst tussen vierkante haken geplaatst. Bij de verbeteringen is de niet gevolgde tekst van A in een voetnoot vermeld. | |||||||
3 De handelsrelaties van MakassarHet hieronder volgende tekstgedeelte heeft betrekking op de overzeese handel van het Makassaarse rijk in de tijd voordat de oorlog van 1667-1669 daaraan een einde maakte. Het is te vinden tegen het einde van de NotitieGa naar voetnoot13, waar Speelman schrijft over de toekomstmogelijkheden van de nu door de Compagnie veroverde handelsstad. Zijn mededelingen zijn bedoeld ter ondersteuning van zijn opvattingen omtrent de handelsvoordelen die zijn superieuren daar zouden mogen verwachten. Met het oog daarop had hij al deze gegevens verzameld. En daarom ook legt hij bijzondere nadruk op de betrouwbaarheid van zijn inlichtingen: hij heeft | |||||||
[pagina 102]
| |||||||
ze ingewonnen, zo zegt hij, bij ter zake kundigen en bij degenen die uit eigen ervaring konden spreken; en hij heeft - zoals een modern onderzoeker - de verkregen informatie gecontroleerd door navraag bij verschillende informanten. In geen andere bron zal men een zó compleet en gedetailleerd overzicht aantreffen van de Makassaarse handel van die tijd: de geografische verbreiding van de handelsrelaties over de gehele archipel (inclusief de Filippijnen) en daarbuiten; de frequentie en de intensiteit der handelsreizen; de meegenomen en mee teruggebrachte producten; en de aanzienlijke winsten die deze handel kennelijk had opgeleverd en waarop de grote rijkdommen van de vorsten en de adel van dit land berustten. Het stuk heeft ook zijn beperkingen, die samenhangen met het doel dat Speelman voor ogen had bij het verzamelen van zijn gegevens. Wanneer hij Makassar beschrijft als een centrum van transitohandel, zou men mogen verwachten dat alle soorten handelswaren die daar werden aangevoerd ook weer worden opgenoemd onder de uitgevoerde producten. Dit is echter lang niet altijd het geval, zoals blijkt uit het hierachter opgenomen tabellarisch overzicht. Bleven deze goederen in Makassar? Of werden ze door andere, misschien buitenlandse inkopers verscheept naar niet door Speelman vermelde plaatsen? Nog opvallender is, dat onder de vele soorten goederen die de revue passeren de specerijen uit de Molukken met geen woord worden genoemd, terwijl toch juist deze producten de grote winsten opleverden die de Europese belangstelling voor deze streken hadden wakker gemaakt, en de concurrentie deden ontstaan die de achtergrond vormde van de Makassaars-Nederlandse conflicten. Zij hadden ook een belangrijk deel van de Makassaarse handel uitgemaakt. Nog in de jaren vijftig en zestig voeren Makassaarse specerijjagers erop uit om deze te bemachtigenGa naar voetnoot14. Voor Speelmans doel zal dit onderwerp echter van geen belang geweest zijn, omdat de Compagnie nooit van plan zou zijn om haar specerijhandel via Makassar te laten lopen. Niettemin zijn de gegevens die Speelman wèl verschaft belangrijk genoeg. Naast inlichtingen omtrent velerlei details geeft dit stuk als geheel vooral inzicht in de wijze waarop Makassar als handelsrijk functioneerde. |
|