Naamkunde. Jaargang 35
(2003-2004)– [tijdschrift] Naamkunde– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 11]
| |||||||||||||||||||||||||||||
Vernoeming in de stad Groningen en de Ommelanden in de 16de eeuw
| |||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 12]
| |||||||||||||||||||||||||||||
vernoemen geen beperkingen hoeft te kennenGa naar voetnoot(2). Oom Marten is rijk, tante Imke stond altijd voor ons klaar, oom Bette is vaders oudste broer, tante Hil heeft zelf geen kinderen, oma Maria heeft al twee gelijknamige kleinkinderen, opa Roelf begint al wat te sukkelen en zou graag nog een kleinzoon vernoemd willen hebben; iedereen kent uit zijn eigen omgeving wel voorbeelden van motivaties die een rol spelen bij het al of niet vernoemen. De verhouding tussen regel en uitzondering is evenzeer afhankelijk van tijd, plaats en traditie als de inhoud van de vernoemingsregels zelf. Als in een gebied waarvan we de vernoemingspraktijk aan een onderzoek onderwerpen, de vernoemingsregels weinig vast omschreven zijn en daar veel uitzonderingen op mogelijk zijn, zoals de bovengenoemde motieven, wordt het vanzelfsprekend buitengewoon lastig om er zicht op te krijgen. | |||||||||||||||||||||||||||||
Exclusieve vernoeming naar overledenenDeze uitgebreide en relativerende inleiding gaat niet voor niets aan dit artikel vooraf. Bij een onderzoek naar de vernoemingspraktijk in Groningen en de Ommelanden in de 16de eeuw zien we ons niet alleen geconfronteerd met de lacuneuze bronnen die ons kunnen inlichten, we zullen bovendien zien dat de regels in een aantal opzichten vrijer lijken dan in later eeuwen. Ik stel met nadruk ‘lijken’, want het is de vraag welke argumenten we over het hoofd zien. De nadruk zal in het hiernavolgende liggen op één argument dat we wel menen ontdekt te hebben: het al of niet overleden zijn van de naamgever. Aan de hand van een aantal voorbeelden zullen we proberen aan te tonen dat in de 16de eeuw in principe uitsluitend naar overledenen werd vernoemd. De exclusieve vernoeming naar overledenen lijkt in die eeuw in afnemende mate een rol bij de vernoeming te spelen, om vermoedelijk in de 17de eeuw, althans in Stad en Lande, geheel te verdwijnen. Dit laatste is een veronderstelling, op extrapolatie van de gesignaleerde ontwikkeling gebaseerd; ik heb het niet nader onderzocht. Uit andere streken is bekend dat overleden verwanten tot in de 20ste eeuw voorrang boven levende genotenGa naar voetnoot(3), | |||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 13]
| |||||||||||||||||||||||||||||
maar bij mijn weten is nog niet onderzocht of dit ook betekende dat bijv. elders in de 17de eeuw nog levende grootouders geheel uitgesloten werden. Er zijn echter ook voorbeelden dat sommige overledenen juist niet vernoemd werden, zoals overleden broers en zusters in het Duitse OldenburgGa naar voetnoot(4). Uit mijn eigen familie weet ik dat omstreeks 1900 mijn, stad-Groninger, overgrootouders na enige discussie besloten om hun overleden broers en zusters niet te vernoemen. De hypothese dat oudtijds in bepaalde streken slechts naar overledenen werd vernoemd, is niet geheel nieuw en in ieder geval niet exclusief voor Groningen en de Ommelanden. Dólleman besteedde in 1974 aandacht aan het onderwerp van vernoeming dat ‘bij mijn weten vrijwel nimmer serieus ter tafel is gebracht’. Op grond van zijn genealogische ervaringen in Haarlem en Zuid-Kennemerland komt hij tot een aantal conclusies dat we in Groningen vóór 1600 ook kunnen trekkenGa naar voetnoot(5). Zo constateert hij dat de eerstgeboren zoon naar de grootvader van vaderszijde vernoemd wordt en de eerstgeboren dochter naar de grootmoeder van moederszijde, maar alleen indien dezen al overleden waren. Zo niet, dan werden de overgrootouders eerst vernoemd. Bij de volgende zonen werd de keuze vrijerGa naar voetnoot(6). Dólleman gaat verder niet in op het belang van het overleden zijn van de verdere vernoemde verwanten. Enige andere aspecten van de vernoemingspraktijk zijn ook uit Stad en Lande bekend. Zo worden postuum geboren kinderen, zowel zonen als dochters, naar de vader vernoemd. Hetzelfde geschiedde mutatis mutandis als de moeder in het kraambed overleed. In het geval van een tweede huwelijk werd doorgaans de naam van de eerste echtgenoot of echtgenote aan één van de eerste kinderen gegeven. Dit zijn gebruiken die ook ruim na 1600 in Groningen en elders gebruikelijk zijn, net als het vernoemen van jong overleden broers en zusters, zoals we hieronder zullen aantonen. In al deze gevallen is de vernoemde persoon per definitie overleden. Niet alle constateringen van Dólleman gelden in Stad en Lande vóór 1600. Zo zouden in Zuid-Kennemerland afwisselend de vader en de moeder | |||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 14]
| |||||||||||||||||||||||||||||
de namen voor de kinderen leveren, maar hiervoor geeft het onderzochte Groninger materiaal geen enkele aanwijzing. | |||||||||||||||||||||||||||||
Kader en bronnenWij beperken ons in dit artikel tot de stad Groningen en de Ommelanden, dat wil zeggen de huidige provincie Groningen, exclusief Gorecht, Oldambt en Westerwolde, eenvoudig omdat wij niet over relevante gegevens beschikken over dat gebied. Het aantal bruikbare gezinsoverzichten - niet te weinig kinderen, informatie over mogelijk vernoemde verwanten - is beperkt tot de hieronder besproken lijsten. Uit de 15de eeuw zijn mij er geen bekend. Verder spreekt het vanzelf dat de overzichten betrekking hebben op de elite: Ommelander adel, stedelijk patriciaat en een welgestelde eigenerfde familie. De lagere sociale klassen zijn, bij gebrek aan doop-, trouw- en begraafboeken of bruikbare familieaantekeningen, in het geheel niet vertegenwoordigd. Probleem bij de bespreking van het kleine aantal bekende voorbeelden is dat wij wel weten dat er diversiteit in de vernoeming te verwachten is afhankelijk van tijd, plaats, familietraditie en sociale verschillen, maar dat wij niet weten waar de grenzen lopen. Gebruikte de adel een ander systeem dan landbouwers? Hanteerde men in het Westerkwartier een ander systeem dan in Hunsingo? Een aantal gezinnen hieronder komt voort uit gemengde huwelijken: we vinden een Ommelander-Fries en een Vlaams-Groninger echtpaar, maar is het relevant te weten dat er ook een Langewolder moeder bij is die kinderen krijgt bij een gemengd Groninger-Humsterlandse edelman? We weten het niet en we gaan hieronder van de fictieve veronderstelling uit dat in de stad Groningen en in de Ommelanden een zelfde vernoemingssysteem werd gehanteerd. Het is aan toekomstige onderzoekers om een en ander nader te toetsen. Een gelukkige omstandigheid van de hieronder te bespreken lijstjes is dat zij voor een deel uit opeenvolgende generaties van dezelfde geslachten stammen. Daardoor kunnen we met iets meer zekerheid uitsluiten dat de ontwikkeling in de tijd die we hopen te signaleren, niet uitsluitend het gevolg is van particuliere familietradities die door de kleine steekproef het beeld vertekenen. Hieronder worden in min of meer chronologische volgorde gezinslijsten uit de families Wicheringe, Coenders, Elema, Rengers, | |||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 15]
| |||||||||||||||||||||||||||||
Alberda, Jarges en Swartte uit de periode 1513-1646 behandeld. De twee 17de-eeuwse overzichtjes zijn met vele andere aan te vullen, maar dat zou ons te ver van het eigenlijke onderwerp af voeren. Van ieder kind in de te behandelen gezinslijsten worden zo mogelijk de geboortedatum vermeld en de overlijdensdatum indien bekend en mogelijk relevant. Vervolgens wordt aangegeven naar wie het kind vermoedelijk genoemd is en wordt van de vernoemde zijn overlijdensdatum gegeven indien bekend en relevant. Zekerheid is doorgaans niet te geven. Bij vrijwel iedere gesuggereerde vernoeming kan de lezer zelf ‘waarschijnlijk’, ‘vermoedelijk’ of ‘mogelijk’ toevoegen, al naar gelang hij overtuigd wordt door de conclusies van dit artikel. Een belangrijke beperking wordt gegeven doordat meestal geen informatie bekend is over jong overleden verwanten. Zo is dikwijls niet uit te maken of een overgrootvader vernoemd is of een onbekende jong overleden oom. Verder is de vernoeming van kinderen met de naam Johan natuurlijk meestal geen duidelijkheid te verkrijgen, omdat deze naam in de 16de-eeuwse stad Groningen verreweg de frequentste voornaam was. De naam van het kind is steeds letterlijk ontleend aan de oorspronkelijke gezinslijsten, ook al zijn die meestal slechts uit latere afschriften bekend. De namen van de overige personen zijn gestandaardiseerd conform de richtlijnen van het Digitaal Oorkondenboek Groningen en Drenthe. Een enkele keer wijk ik daarvan af om het geslacht van de persoon duidelijk te maken. Vooraf moeten nog enige opmerkingen worden gemaakt. Vóór de 17de eeuw waren in principe alle niet-gelatiniseerde voornamen die wij uit later tijd enkel als mannelijke voornamen kennen, sekse-indifferent. Zo treffen we in de navolgende tekst vrouwen aan met de voornamen Berneer, Cornelis, Enne, Evert, Hidde, Joest, Johan, Meit, Roelof, Sweder, TonnisGa naar voetnoot(7). Uit de 16de eeuw is mij zelfs één voorbeeld bekend van een vrouw met de voornaam Cornelius, dus inclusief de Latijnse mannelijke uitgang. In de gezinslijsten wordt doorgaans het geslacht van het kind niet vermeld. In de meeste gevallen zal het kind hetzelfde geslacht hebben als de persoon naar | |||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 16]
| |||||||||||||||||||||||||||||
wie het vernoemd is, maar dat is dus doorgaans niet met absolute zekerheid te zeggenGa naar voetnoot(8). Waar het geslacht niet voor zich spreekt en wel zekerheid is doordat de gezinslijst er melding van maakt of dit uit andere bronnen bekend is, heb ik het tussen haakjes weergegeven. In enkele van de gezinslijsten worden ook de namen van de peetouders vermeld. Deze zijn niet opgenomen omdat er geen relatie met de voornamen van de ten doop geheven kinderen lijkt te bestaan. In geen van de gevallen kreeg het kind dezelfde naam als een peter of meter. Volledigheidshalve is wel in een voetnoot aangegeven als een gezinslijst de namen van peetouders geeft. Vernoeming naar peters heb ik slechts kunnen constateren in de gevallen dat een vorst als doopheffer optrad; hieronder komen we daarop terug. Volgend op de bespreking van de verschillende gezinslijsten zal ten slotte aandacht besteed worden aan de vraag of vernoeming naar familieleden plaatsvond, welke uitzonderingen er waren en welke patronen we aan de voorbeelden kunnen ontlenen. | |||||||||||||||||||||||||||||
WicheringeKinderen van Johan Horenken en Hille WicheringeHet eerste, tevens oudste gezinsoverzicht dat zich voor analyse leent, betreft dat van de kinderen van Johan Horenken (zoon van Evert Horenken en Jeye Ulger) en Hille Wicheringe (dochter van Geert Wicheringe en Wemele Thedema), die in 1512 of 1513 huwdenGa naar voetnoot(9). Hun kinderen warenGa naar voetnoot(10):
| |||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 17]
| |||||||||||||||||||||||||||||
Grootvader Evert Horenken leeft nog in 1522 en grootmoeder Wemele Thedema overleed tussen 1539 en 1541. Het zal geen toeval zijn dat juist hun namen onder de drie zonen en drie dochters niet gevonden worden. Dit lijstje is daarmee dus in overeenstemming met de hypothese dat slechts overledenen vernoemd werden. | |||||||||||||||||||||||||||||
Naamgeving en familiebesefInteressant is het vierde kind, dat genoemd werd naar een overoudtante, Liefke van Dulck. Deze gefortuneerde kinderloos overleden weduwe van Sweder Cater testeerde in 1497Ga naar voetnoot(13), welk testament ook uit naamkundig oogpunt interessant is. Haar zuster Grete van Dulck was gehuwd met Johan Thedema en dit echtpaar kreeg naast de bovengenoemde Wemele ook een kind Sweder Cater, dat volledig, dus met voor- en toenaam, naar zijn overleden aangehuwde oudoom vernoemd werd. Het is een van de weinige voorbeelden van vernoeming naar een aanverwant. Sweders broer Claes Cater had onder andere een dochter Frouke, die Allert Gaikinga huwde. Uit dit laatste paar werd een dochter geboren die de naam Sweder kreeg. In haar testament sprak Liefke de wens uit dat beide Sweders, die nog slechts kinderen waren, elkaar zouden huwen om de goederen bijeen te houdenGa naar voetnoot(14). | |||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 18]
| |||||||||||||||||||||||||||||
De voornamen symboliseerden in haar beleving blijkbaar de verbondenheid van beide familiesGa naar voetnoot(15), die door haar eigen kinderloze huwelijk dreigde teloor te gaan. Het huwelijk vond overigens geen doorgang. Sweder Gaikinga was nog in 1516 ongehuwdGa naar voetnoot(16), terwijl Sweder Wicheringe - hij wordt buiten dit testament nooit met de naam Cater vermeld - omstreeks 1557 kinderloos overleed. Aan de wens van Liefke werd overigens wel op andere wijze tegemoet gekomen. Hille Wicheringes zuster Johan Wicheringe huwde Allert Clant, zoon van Harmen Clant en Hidde Cater en kleinzoon van genoemde Claes Cater, terwijl een andere zuster, Grete, trouwde met Hindrick Gaikinga, broer van de genoemde beoogde bruid Sweder Gaikinga. De vernoeming naar aanverwanten is, voor zover wij kunnen waarnemen, uiterst zeldzaam. Het lijkt erop dat dit voorbehouden is aan kinderloos overleden, welgestelde verwanten. In deze familie vinden we er nog een voorbeeld van met betrekking tot de puissant rijke Blideke to Frama († ca. 1480). Bovengemelde Hille Wicheringe had namelijk een zuster met die naam, terwijl Blideke to Frama slechts een erflater van haar aangetrouwde oudoom Sweder Cater was. Ook hier werd dus een aanverwant vernoemd. Samenvattend zien we dat zowel in de naamgeving als in de huwelijkskeuze de verbindtenis tussen de twee families Cater en Van Dulck werd gecontinueerd. Het is te verwachten dat dit enkel voorkomt bij families die over een dynastiek familiebesef en/of belangrijke erflaters beschikten en dat het dus een sociaal beperkt fenomeen was. | |||||||||||||||||||||||||||||
Kinderen van Bartolt WicheringeEveneens uit de handschriftgenealogie Wicheringe stamt een overzicht van de kinderen van Bartolt Wicheringe (zoon van Geert Wicheringe en Ide Hillebrants, kleinzoon van Roelof Wicheringe en Johan van Miren). Zijn eerste vrouw was Teteke Doma (dochter van Menne Doma en Clara Benninge, kleindochter van Sicke Benninge en Roelof N.N.). Uit het huwelijk van Bartolt Wicheringe en Teteke Doma stammen:
| |||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 19]
| |||||||||||||||||||||||||||||
Uit het huwelijk van Bartolt Wicheringe met zijn tweede vrouw Evert Grevinge (dochter van Luert Grevinge en Abele Volens, † na 1575) stammen:
Hoewel ook in dit gezin een duidelijke tendens is naar het vernoemen van overleden verwanten, vinden we één uitzondering die niet terzijde geschoven kan worden. Het zesde kind, de vierde dochter, ontvangt de naam van de grootmoeder Clara Benninge, die op dat moment nog in leven moet zijn geweest. Het is overigens niet uit te sluiten dat het kind toch vernoemd is naar de verdere verwant aan wie deze grootmoeder haar naam ontleende. Opvallend is wel dat twee eerdere dochters naar overgrootmoeders genoemd | |||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 20]
| |||||||||||||||||||||||||||||
zijn; de graad van verwantschap is dus zeker veel minder bepalend voor de volgorde van vernoeming dan dat in latere eeuwen was. | |||||||||||||||||||||||||||||
CoendersKinderen van Coert Coenders en Bauwe ClantHet volgende gezin waartoe wij ons wenden, is dat van Coert Coenders en Bauwe Clant. Coert was een zoon van Berent Coenders (zoon van Johan en broer van Coert Coenders) en Abele Schaffer. Bauwe was een dochter van Harmen Clant (zoon van Allert Clant en Grete Lewe) en Hidde Cater (dochter van Claes Cater). Kinderen van Coert Coenders en Bauwe ClantGa naar voetnoot(17):
| |||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 21]
| |||||||||||||||||||||||||||||
Twee van de grootouders overleden na het huwelijk van het ouderpaar en inderdaad worden zij pas bij het zevende resp. negende kind vernoemd. | |||||||||||||||||||||||||||||
Kinderen van Bonno Aulsema en Abele CoendersVan een volgende generatie beschikken we over een overzicht van de kinderen van Abele Coenders (hierboven sub 1) en Bonno Aulsema (zoon van Butte Aulsema en Teteke N.N.)Ga naar voetnoot(19):
De drie overleden grootouders worden dus blijkbaar wel vernoemd, terwijl de grootmoeder Teteke, weduwe van Butte Aulsema, onvernoemd bleef, ondanks dat het gezin twee dochters telde. Teteke overleed in elk geval na 5 juli 1558Ga naar voetnoot(21). | |||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 22]
| |||||||||||||||||||||||||||||
ElemaKinderen van Reneke ElemaDe hiervóór gegeven voorbeelden zijn ontleend aan gezinnen uit het stad-Groninger patriciaat en de lagere Ommelander adel. Van eigenerfde families zijn bruikbare overzichten vanzelfsprekend schaarser. Als we al beschikken over de gezinsgegevens, dan is de informatie over de vernoemde verwanten en hun overlijdensjaren buitengewoon lastig te achterhalen. Een uitzondering betreft de familiekroniek van de opeenvolgende generaties uit de familie ElemaGa naar voetnoot(22). Het betreft met name de grote kinderschaar van Reneke Elema (1510-1583) uit zijn huwelijken met Biwe Itens (ca. 1515-1544) en Anna Allersma († 1592). Reneke was een zoon van Waelke Elema (zoon van Popke Elema en Frouke Waelkens en kleinzoon van Abel Elema) en Tjalde N.N. Zijn eerste vrouw was een dochter van Itet Remkens en Ye N.N. Zij was verder vermoedelijk een oomzegger van Lubbert Remkens. Anna Allersma was dochter van Sirp Allersma en Tonnis N.N. en een zuster van Sytie, Cornelis en Teteke Allersma. Kinderen van Reneke Elema en Biwe ItensGa naar voetnoot(23):
| |||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 23]
| |||||||||||||||||||||||||||||
Kinderen van Reneke Elema en Anna Allersma:
Dit overzicht is wel een van de sprekendste voorbeelden van de vernoemingspraktijk dat we kennen. De grootouders komen zeer laat aan bod. Van de grootouders van moederskant van de kinderen uit het eerste huwelijk | |||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 24]
| |||||||||||||||||||||||||||||
weten we dat zij omstreeks 1510/1520 nog in leven waren, maar verder ontbreekt alle informatie. Gezien het feit dat van beiden de voornamen niet onder de eerste acht kinderen gevonden worden, zullen zij mogelijk hun dochter Biwe overleefd hebben. De vaderlijke grootvader komt pas bij het tiende kind aan bod, de eerste zoon die na zijn overlijden in 1541 geboren wordt. Zijn weduwe overlijdt in 1558 en pas het zeventiende kind, de eerste dochter na haar verscheiden, ontvangt haar naam. Hetzelfde geldt voor de grootvader van de kinderen uit het tweede huwelijk, Sirp Allersma, hoewel men in zijn geval de vernoeming pas bij het achtste kind uit dit huwelijk eraan zou kunnen wijten dat dit kind de eerste zoon uit dat huwelijk was. In dit gezin heeft men er blijkbaar consequent voor gekozen om zonen naar mannelijke verwanten te vernoemen en dochters naar vrouwelijke. Wat de motivatie was om een bepaalde volgorde in de vernoeming aan te houden, is helaas niet duidelijk, maar wel praktisch zeker is dat enkel de voornamen van overleden verwanten werden gegeven. Interessant is de vernoeming van het veertiende en het negentiende kind, de dochters Lubbertien en Enneke, die vernoemd zullen zijn naar hun halfzusters. De overleden halfzusters ontleenden hun naam aan verwanten van moederszijde, dus van de eerste echtgenote van Reneke Elema. Uit deze vernoeming blijkt ondubbelzinnig dat overleden halfzusters vernoemd zijn en niet de persoon naar wie deze vernoemd was. Dit is een sterke aanwijzing dat men in de Ommelanden inderdaad overleden (half)broers en -zusters vernoemde en niet voor de tweede keer een grootvader of andere verwant. Ook van deze familie zijn van een volgende generatie de gezinssamenstelling en geboortedata bekend, namelijk van de kinderen van de zoon Sirp Elema (sub 16), maar deze leveren ons geen belangwekkende gegevens op grond waarvan bepaald kan worden welke vemoemingspraktijk gehanteerd werd. | |||||||||||||||||||||||||||||
RengersKinderen van Edzart Rengers en Fouwel van HoldingaEen volgend voorbeeld betreft het gezin van de Ommelander hoofdeling Edzart Rengers (zoon van Johan Rengers en Jutte ten Water) en zijn Friese | |||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 25]
| |||||||||||||||||||||||||||||
echtgenote Fouwel van Holdinga (dochter van Wilko van Holdinga en Graets Cammingha). Hun kinderen zijnGa naar voetnoot(29):
Alle vier de grootouders en de eerste man van de moeder worden bij de eerste vijf kinderen vernoemd. Allen overleden reeds vóór het huwelijk, behalve de grootmoeder Graets Cammingha, die ten tijde van de geboorte van het naar haar vernoemde kind nog in leven was. Opvallend is wel dat het zesde kind juist vernoemd wordt naar de oudtante die kort daarvóór overleden was. In haar geval is de relatie tot de vernoemde bekend. De in 1542 geboren zoon Johan Rengers, de latere kroniekschrijver, schrijft expliciet bij een vermelding van deze oudtante in een aantekeningboek van zijn grootvader ‘darna is Lisebet Rengers min lieve suster genoemt’Ga naar voetnoot(31). Van een exclusieve vernoeming naar overledenen lijkt echter niet direct sprake te zijn, gezien de naam van het tweede kind. Omdat we nog niet weten of dit gebruik in Friesland wel bestond, is het mogelijk dat men hier het naamgevingspatroon van de familie van de moeder gevolgd heeft. | |||||||||||||||||||||||||||||
Kinderen van Hillebrant Rolteman en Judith RengersVan de dochter Judith Rengers († 22 sept. 1591) zijn uit haar huwelijk met stad-Groninger Hillebrant Rolteman (zoon van Albert Rolteman en Johanna | |||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 26]
| |||||||||||||||||||||||||||||
Coninck) slechts de kinderen bekend die hun moeder overleefden. Er zijn dus mogelijk meer, jong overleden kinderen geweest. De namen geven echter al een indruk van een veranderende vernoemingspraktijk:
Bij deze vernoemingen is geen ondubbelzinnige zekerheid te geven over de relatie tussen de geboortedata van de kinderen en de overlijdensdata van de naamgever, maar het lijkt erop dat die relatie geen rol meer speelde. | |||||||||||||||||||||||||||||
Kinderen van Gillis Hooftman en Fouwel RoltemanVan de kinderen van de oudste dochter Fouwel alias Paulina Rolteman († 12 sept. 1598) is weer een complete lijst bewaard geblevenGa naar voetnoot(32). Zij huwde op 29 febr. 1592 Gillis Hooftman uit Antwerpen, zoon van Gillis Hooftman en Anna van Achterhout. Deze had uit zijn eerste huwelijk met Catharina van Santwoort kinderen met de namen Catharina, Anna, Gillis en Maria, die in dit kader verder niet van belang zijn. Hun kinderen waren:
| |||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 27]
| |||||||||||||||||||||||||||||
De overlijdensdata van de vernoemden lijken bij dit gezin nauwelijks of geen rol meer te spelen. Opvallend is wel dat de grootvader van moederszijde pas bij de vierde zoon aan de beurt komt. Van een strikte voorrang voor grootouders, zoals later gold, was bij dit gezin dus nog geen sprake. | |||||||||||||||||||||||||||||
AlberdaKinderen van Reiner Alberda en Hille RipperdaReiner Alberda (1567-1617/1638) (zoon van Derck Alberda en Hille Broersema), huwde Hille Ripperda († 17 sept. 1610), dochter van Peter Ripperda en Evert Tamminga. Uit het eerste huwelijkGa naar voetnoot(33):
In dit gezin lijkt de overlijdensdatum van de vernoemden wel een rol te spelen, maar niet doorslaggevend. Dat pas de vierde dochter de naam van grootmoeder Hille Broersema krijgt, kan samenhangen met haar overlijden | |||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 28]
| |||||||||||||||||||||||||||||
kort daarvóór, maar grootvader Derck lijkt toch al bij zijn leven vernoemd te zijn. | |||||||||||||||||||||||||||||
JargesKinderen van Coppen Jarges en Eva FromaCoppen Jarges (ca. 1510-1564) (zoon van Eiso Jarges en Rixte Alma) huwde in 1535 Eva Froma (1521/1522-1591), dochter van Schelte Froma en Teteke ter Lane. Eiso Jarges was een zoon van Albert Jarges en Berneer Alma; Rixte Alma was een dochter van Redmer (Her) Alma en Teteke N.N. en kleindochter van Ike HerAlma en Biwe N.N. Schelte Froma was ten slotte een zoon van Lubbe Hillema alias Froma. Kinderen van Coppen Jarges en Eva FromaGa naar voetnoot(34):
| |||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 29]
| |||||||||||||||||||||||||||||
De namen van deze kinderen bevestigen het reeds geconstateerde patroon: vernoeming van overledenen en geen automatische voorrang voor grootouders of andere nauwe verwanten. | |||||||||||||||||||||||||||||
Vernoeming van stamvadersDe vernoeming van het tiende kind verbaast enigszins. We treffen wel vaker vernoeming van een van beide ouders aan, zonder dat het een postuum kind betreft. Het is meestal niet uit te maken of in die gevallen de ouder vernoemd wordt of de verwant naar wie die ouder vernoemd is; we zagen dat reeds eerder bij het geval van Clara Benninge. Bij het gezin Jarges kan ook een andere reden meespelen, namelijk dynastiek besef. Er zijn meer vroege voorbeelden waarbij teruggegrepen werd op de naam van een illustere stamvader. Zo noemen Eilco Clant en Willemina Hinckaert hun in aug. 1611 geboren achtste kind Andoleff, ongetwijfeld genoemd naar zijn betbetbetovergrootvader(!) Andolf Nittersum († 1471), wiens grafsteen nog in de kerk van Stedum te bewonderen is. De voornaam Andolf vinden we gedurende de hele zestiende eeuw in de familie Clant niet terug, maar het is niet verwonderlijk dat men deze voorvader in de voornaam van een kind wenste te gedenken. De Clanten te Stedum bewoonden immers de borg Nittersum en vierendeelden hun familiewapen in de zeventiende eeuw met dat van de oude Nittersums. In dat licht is het niet ondenkbaar dat het tiende kind van Coppen Jarges en Eva Froma zijn naam ontleende aan de stamvader Coppen Jarges († 1420), die in de geschiedenis van de stad Groningen een grote rol speelde. | |||||||||||||||||||||||||||||
Kinderen van Eiso Jarges en Lucke EntensVan de zoon van Coppen, Eiso Jarges (1546-1584) (hierboven sub 7), zijn de kinderen uit dezelfde bron eveneens bekend. Hij huwde omstreeks 1566 Lucke Entens († 1603), dochter van Peter Entens en Bawe Ompteda. Van niet al hun kinderen zijn de geboortedata bekend en eveneens is het onzeker of het gezin met betrekking tot de jong overleden kinderen compleet is. Kinderen:
| |||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 30]
| |||||||||||||||||||||||||||||
Grootmoeder Bauwe Ompteda wordt pas bij de vijfde dochter vernoemd, wat erop wijst dat men haar overlijden afgewacht heeft. Van grootmoeder Eva Froma is dit echter onzeker. Volgens handschriftgenealogieën overleed zij in 1591, maar ik trof haar na 1567 niet meer in bronnen aan. Wel is het zeker dat zijzelf vernoemd is, want zij ontleende haar naam aan de eerste echtgenote van haar vader. Ik durf met betrekking tot dit gezin niet met zekerheid uit te maken of de sterfdata nog een allesbepalende rol speelden, maar onwaarschijnlijk is het niet. | |||||||||||||||||||||||||||||
Kinderen van Coppen Jarges en Anna van HultenDe hierboven sub 7 genoemd zoon Coppen Jarges (1575-1642) huwde op 9 febr. 1617 Anna van Hulten (1592-1652), dochter van Lucas van Hulten (1563-1637) en Hiske alias Hester Barels (ca. 1561-1654)Ga naar voetnoot(35). Hun kinderen zijnGa naar voetnoot(36):
| |||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 31]
| |||||||||||||||||||||||||||||
Opvallend is dat we de namen van de grootouders van moederszijde niet terugvinden; beiden overleden na de geboorte van het achtste kind. Twee kinderen lijken naar een (oud)tante vernoemd te zijn die nog in leven was, maar bij gebrek aan volledige genealogische informatie over de families Van Hulten en Barels, kan ik niet uitsluiten dat een andere oplossing denkbaar is. | |||||||||||||||||||||||||||||
SwartteAls laatste voorbeeld, ook in chronologisch opzicht, volgen hier nog de kinderen van Gerhard Swartte (zoon van Jacob Swartte), op 22 sept. 1633 getrouwd met Helena Reneman, dochter van Johannes Reneman en Wytzia MethemaGa naar voetnoot(37). Interessant zijn de eigenhandige aantekeningen van de vader vooral omdat de vernoemde verwanten expliciet vermeld worden. Dit overzicht kan daardoor dienen om het hiervoor gemelde te relativeren. Het betreft de volgende vijf kinderen:
Bijzonder is de specificatie van de verschillende vernoemingen, die aangeeft hoe voorzichtig men met conclusies moet zijn. Wie had er bijvoorbeeld aan | |||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 32]
| |||||||||||||||||||||||||||||
getwijfeld dat de tweede zoon, Johannes, naar grootvader Johannes Reneman vernoemd zou zijn, als uit deze aantekening niet was gebleken dat de overleden oom Johannes Swartte de naamgever is geweest? Grootvader Johannes Reneman wordt dus uiteindelijk niet vernoemd. | |||||||||||||||||||||||||||||
Vernoeming naar familieUit de voorgaande overzichten blijkt dat op enkele onbekende vernoemingen na, steeds naar familieleden werd vernoemd. De vraag blijft desaltniettemin of dit beeld representatief is voor het onderzoeksgebied in het algemeen. Hoe exclusief vond daar veroeming naar familieleden plaats? Het antwoord is onmogelijk met zekerheid te geven: zelfs als we van 95% van alle kinderen zouden kunnen vaststellen naar wie zij vernoemd zijn, weten we van de overige 5% dientengevolge niet of zij hun voornaam ontlenen aan een onbekende verwant of aan een buurman. Een statistisch gefundeerd antwoord is echter wel te geven: als we van bijna alle kinderen wel een vermoedelijke vernoemde verwant kunnen aanwijzen, mogen we onder bepaalde voorwaarden toch met grote waarschijnlijkheid aannemen dat ook de overige kinderen naar verwanten vernoemd zijn. Twee voorwaarden kunnen we stellen om deze conclusie te trekken. Ten eerste moet de genealogische informatie over de mogelijk vernoemde verwanten incompleet zijn. Kunnen we bijvoorbeeld van een gezin van twintig kinderen van tien kinderen de naam in de familie van vaderszijde terugvinden en van de overige tien niet en is de moeder onbekend, dan is de onbekende herkomst van deze laatste tien namen in overeenstemming met de ontbrekende genealogische gegevens. Er is dan geen reden om aan te nemen dat die tien namen niet van verwanten afkomstig zijn. In het algemeen zou het namelijk wel heel toevallig zijn dat juist die verwanten vernoemd zijn van wie wij het bestaan en de familierelatie kennen, terwijl de ons onbekende verwanten juist niet vernoemd werden. De andere voorwaarde om te aannemelijk te maken dat in het geval van onbekende vernoemingen toch naar verwanten is vernoemd, is dat er geen naamkundige aanwijzingen zijn dat de naam niet aan een familielid ontleend is, maar aan een populaire heilige of een landsheer, bij voorbeeld omdat een naam in het onderzochte gebied tot dan toe volkomen onbe- | |||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 33]
| |||||||||||||||||||||||||||||
kend is of de naam gedragen wordt door een heilige voor wie een bijzondere verering bestaat. Hieronder zullen we hiervan enkele voorbeelden geven. Aan deze beide voorwaarden is bij de hiervoor besproken gezinslijsten voldaan. In die gezinnen is er dan ook geen reden om eraan te twijfelen dat alle kinderen hun naam aan een bloed- of aanverwant ontlenen, ook al is de betreffende verwant niet in alle gevallen exact aan te wijzen. De stelling dat in Groningen en de Ommelanden slechts bij hoge uitzondering níet naar een familielid werd vernoemd, wordt ondersteund door mijn ervaringen bij het onderzoek naar de 15de- en 16de-eeuwse elites van dit gebied. Het is vanzelfsprekend lastig om dat met betrekking tot de 15de eeuw met voorbeelden te staven. Bij gebrek aan complete gezinsoverzichten zou dit slechts met een overvloed aan genealogieën aannemelijk gemaakt kunnen worden. Feit is dat in het geval van families die met betrekking tot die eeuw beter gedocumenteerd zijn het aantal kinderen waarvan de vernoeming niet vastgesteld kan worden, in overeenstemming is met de onvolledigheid van de genealogische achtergrond. Aan de eerste voorwaarde om tot de conclusie te komen dat van vernoeming naar familieleden sprake is, is daarmee voldaan. Hoewel vernoeming naar familieleden in normale gevallen werd toegepast, is dit niet exclusief in alle gevallen de praktijk geweest. Drie soorten uitzonderingen heb ik in het onderzoeksgebied kunnen vaststellen; vernoeming naar heiligen en oudtestamentische personen, vernoeming naar vorsten en vernoemingspatronen in het geval van bastaarden. Deze gevallen worden hieronder uitgewerkt. In de loop van de 15de en 16de eeuw verschijnen verder in het onderzoeksgebied voornamen die eerder niet worden aangetroffen en die niet verklaard lijken te kunnen worden door de drie genoemde uitzonderingen. Of deze nieuw geïntroduceerde namen het gevolg zijn van mobiliteit of dat om nog onbekende reden niet vernoemd wordt naar een familielid, wordt ten slotte onderzocht. | |||||||||||||||||||||||||||||
Vernoeming naar heiligenAllereerst is er de vernoeming naar heiligen of personen uit het Oude Testament. In dit geval is dikwijls een bijzondere aanleiding aanwezig. Bekend zijn de voorbeelden van drielingen die namen als Abraham, Izaäk en Jacob of Caspar, Melchior en Balthasar krijgen. Als we een Willem Melchers in | |||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 34]
| |||||||||||||||||||||||||||||
1599 aantreffen met zijn zonen Melchior, Balthasar en JasperGa naar voetnoot(38), kunnen we ons niet aan de indruk onttrekken dat hij de vernoeming van zijn vader Melchior heeft willen aanvullen met de twee andere koningen; het zou althans wel erg toevallig zijn als deze drie namen alle in zijn (schoon)familie voor zouden komen. Ook een moeizame geboorte of een pas na lange tijd vervulde kinderwens kan reden voor naamgeving buiten de familiekring zijn. De vroom katholieke Fries Rinnert van Solkema huwde in 1580 met de Groninger burgemeestersdochter Lamme Wifringhe, maar een kind bleef uit. De ouders deden God de belofte dat als zij een zoon zouden krijgen, die uit dankbaarheid de naam van de aartsvader Abraham zou ontvangen, terwijl een eventuele dochter naar de H. Maagd genoemd zou wordenGa naar voetnoot(39). De in 1584 geboren zoon werd inderdaad Abraham genaamd. De daarna geboren zoon ontving overigens wel weer een naam uit de familie, namelijk die van zijn in 1580 overleden grootvader Harmen WifringheGa naar voetnoot(40), terwijl de op 17 dec. 1594 geboren dochter naar de op 31 juli daaraanvoorafgaand overleden grootmoeder Aelke Reiners, weduwe Wifringhe, werd genoemdGa naar voetnoot(41). Volledigheidshalve vermelden we nog dat in dit kader pseudolatinisering, -graecisering of -hebraïsering van inheemse namen onbelangrijk is. Doordat Paulina uit Fouwel, Lucretia uit Lucke, Lucas uit Ludeken, Abel uit Abele, en Hester uit Hiske worden gevormd, worden nieuwe namen met een eigen etymologie geïntroduceerd, maar dit is natuurlijk minder het gevolg van de populariteit van de betreffende bijbelfiguren, heiligen of figuren uit de klassieke Oudheid, omdat de klankovereenkomst hierbij een bepalende rol speelt. De laatste categorie, vernoeming naar personen uit de Oud- | |||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 35]
| |||||||||||||||||||||||||||||
heid, is met name vertegenwoordigd bij personen die enige jaren aan een universiteit verblijven. Extreme, 15de-eeuwse voorbeelden van pseudo-vertaling zien we bij de familie Canter, waar Ursula uit Beerte en Agnula uit Lamme gevormd wordenGa naar voetnoot(42). Bij deze vormen is niet de klankverwantschap, maar de vermeende etymologie bepalend. Deze wijze van vertalen lijkt vooral onder humanisten in gebruik te zijn geweest, waarbij men wellicht juist met opzet een grote afstand wilde creëren tussen de ‘vertaalde’ naam en de oorspronkelijke, volkse vormGa naar voetnoot(43). | |||||||||||||||||||||||||||||
Vernoeming naar vorstenEen tweede bijzonder geval is de vernoeming naar landsheren of andere vorsten. Zo werd de in 1498 geboren Edzard Rengers genoemd naar graaf Edzard van Oost-Friesland, die ook als zijn peter optradGa naar voetnoot(44). In de 15de eeuw vond ik in Stad en Lande geen enkele Edzard, wat erop kan wijzen dat de naam niet inheems was en dat er meer 16de-eeuwse Edzards hun naam aan het Oost-Friese gravenhuis te danken hebben. Zo is het nog onbekend naar wie Edzard Grevinge, de omstreeks 1548 geboren zoon van Luert Grevinge en Abele Volens, genoemd is. In zijn familie treffen we de naam voor zover bekend niet aan, maar op het moment van zijn geboorte is Edzard II graaf van Oost-FrieslandGa naar voetnoot(45). Dit vernoemingspatroon geldt ongetwijfeld ook voor de naam Karel, die vóór de heerschappij van de hertog van Gelre over de stad Groningen (1514-1536) in Stad en Lande niet voorkomt. Op 4 januari 1533 wordt een zoontje van de Gelderse rentmeester in Groningen door de stadhouder namens hertog Karel van Gelre ten doop geheven en het kind ontvangt de voornaam van de hertogGa naar voetnoot(46). Ongetwijfeld zijn Karel van Gelre en, na 1536, de | |||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 36]
| |||||||||||||||||||||||||||||
nieuwe landsheer Karel V verantwoordelijk voor het verschijnen van de voornaam Karel in Stad en LandeGa naar voetnoot(47). De vernoeming van landsheren wordt overigens ook door Dólleman in het laat-middeleeuwse Zuid-Kennemerland geconstateerdGa naar voetnoot(48). | |||||||||||||||||||||||||||||
BastaardenDe derde uitzondering op de veroeming naar verwanten betreft de naamgeving van bastaarden, hoewel we daar een slag om de arm moeten houden, omdat we van alle bekende bastaarden niets weten over de familie van de moeder en de namen die daar circuleerden. Dikwijls is de naam ontleend aan een familielid van de vader of aan de vader zelf, maar vaak wijkt de naamgeving sterk af van het gebruikelijke patroon. Het best zijn we ingelicht over de bastaarden binnen de familie Van Ewsum. Hier treffen we in de 15de en 16de eeuw de namen Julianus, twee keer Hercules, Agnes, Menolt en maar liefst drie keer George of Jurgen. Deze naam treffen we ook aan bij de bastaardzoon van Eilke Onsta in de 16de eeuw. Eveneens uit deze laatste familie stamt de 15de-eeuwse Egbert Onsta. In al deze gevallen zijn de namen in de familie van de vaders niet terug te vinden. Het vele voorkomen van de naam Jurgen duidt erop dat bij de naamgeving niet alleen naar de namen in de familie van de moeder gekeken werd, maar dat andere motieven een rol speelden. Zeker in het geval van Jurgen, maar wellicht ook bij Julianus en Agnes lijkt de heilige van die naam een rol te hebben gespeeld. In ieder geval gingen bastaarden vrijer om met uitheemse pseudo-varianten van hun namen; meer dan bij wettige kinderen greep men in de 16de eeuw terug naar de klassieke Oudheid, zoals in het geval van Hercules Ewsum, maar ook een bastaard als Menolt Ompteda ‘graeciseerde’ zijn voornaam tot Menelaus. Ook dit is een teken dat men bij de naamgeving van bastaarden nog wel eens uit de band wilde springen. De hierboven gegeven voorbeelden hebben overigens alle betrekking op bastaarden uit de Ommelander adel, maar ook bij een stad-Groninger | |||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 37]
| |||||||||||||||||||||||||||||
geestelijke als pastoor Wilhelmus Frederici, wiens zoon Hieronymus zijn naam ook niet aan een verwant lijkt te hebben ontleend, treffen we hetzelfde patroon aan. | |||||||||||||||||||||||||||||
Nieuwe namenSommige namen zijn vanouds al zo frequent, dat het niet uit te maken is of het voorkomen in een gezin het gevolg is van vernoeming naar een verwant of naar een populaire heilige. Dit geldt bijvoorbeeld in extreme mate voor de naam Johan. Voor andere namen kunnen wel vermoedens geuit worden. In dit artikel wil ik daar niet te diep op ingaan, omdat ik in een ander kader nog aandacht wil besteden aan het binnendringen van groepen nieuwe namen binnen het onderzoeksgebied in de 15de en 16de eeuw. In het corpus van families die tot de elite van Stad en Ommeland behoorden, kunnen we echter eenvoudig bepalen welke namen nieuw verschijnen, zonder dat verwantschap met families van elders aantoonbaar is. Het blijkt om zeldzame uitzonderingen te gaan. Daartoe heb ik de duizenden voornamen binnen deze families beschouwd. Ik zal de nieuwe namen binnen deze families, die dus niet onder hun Groninger voorgeslacht aangetroffen worden, hieronder zo uitputtend mogelijk uitwerken. In de 16de eeuw treffen we aan Marretien Clant (dochter van Otto Clant, ex matre Van Besten, en Hille Jensema), Thomas Jarges (zoon van Reint Jarges bij een onbekende moeder), Cornelis Schaffer (een vrouw van onbekende ouders), Cornelis Horenken (ouders onbekend), Christoffel Rolteman (ouders onbekend), Christoffer van Ewsum (zoon van Wigbolt van Ewsum en Beteke van Rasquert), Sebastiaen Clant (zoon van Willem Clant en Alijt Ridder) en Jurgen Jarges (zoon van Peter Jarges en Harmen Alma). Hun voornamen treffen we onder de Groninger en Ommelander elites verder geheel niet aanGa naar voetnoot(49). In deze gevallen is steeds minstens een van beide ouders onbekend, is een afstamming van een voormoeder van buiten de provincie | |||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 38]
| |||||||||||||||||||||||||||||
aan te wijzen of is de genealogische informatie lacuneus. Het betreft hier steeds namen die überhaupt pas in het laatst van de 15de eeuw voor het eerst in de stad Groningen opduiken, zodat dit zeer kleine aantal uitzonderingen nog niet een doorslaggevend argument is om modieuze vernoeming naar bepaalde heiligen te suggererenGa naar voetnoot(50). De naam van Christoffer van Ewsum vormt een geval apart, waarop we hieronder nog kort zullen ingaan. Twee namen verschijnen maar liefst drie keer, schijnbaar onafhankelijk, in het begin van de 16de eeuw: Frans en Joest. Ook dit zijn namen die vóór de 16de eeuw in Stad en Lande vrijwel niet voorkomen. Het betreft ten eerste Frans Sissing (zoon van Roelef Sissing en Gele Helt), Frans Rengers (zoon van Johan Rengers en Jutte ten Water) en Frans Clant (zoon van Otto Clant en Anna Rengers, ex matre Van Besten). Van deze naam kan men zich voorstellen dat de heilige van die naam een rol speelde bij de vernoeming, maar de laatste twee komen wel weer uit families met connecties buiten Groningen. Opmerkelijker is nog de tweede naam, die we aantreffen bij Joest Lewe (zoon van Wigbolt Lewe en Wobbe ten Grave), Joest Gaikinga (dochter van Frerick Gaikinga en Remke Doma) en Joest Clant (zoon van Willem Clant en Alijt Ridder). Het lijkt uitgesloten dat de heilige Justus zich in een bijzondere populariteit mocht verheugen. Het is echter opmerkelijk dat we in het geval van deze drie Joesten genealogisch redelijk goed zijn ingelicht. Een andere motivatie zou dus wel een rol gespeeld kunnen hebben, hoewel onbekend is welke. Op het binnendringen van deze groep ‘nieuwe’ namen zal ik elders ingaan. | |||||||||||||||||||||||||||||
Van EwsumEen gezin dat over uitzonderlijk veel nog onbekende vernoemingen beschikte en daarom afzonderlijke aandacht verdient, is dat van de in 1502 gehuwde Wigbolt van Ewsum en Beetke to Rasquert. Van hen zijn acht kinderen bekend, van wie Onne en Gele genoemd zullen zijn naar de grootouders van vaderskant, die op het moment van geboorte van deze twee kinderen al overleden waren. De zoon Hidde was genoemd naar zijn in 1494 overleden oom, terwijl Wigbolt dezelfde naam als zijn vader kreeg. De namen van de grootouders van moederszijde, Asinga to Rasquert en Biwe in | |||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 39]
| |||||||||||||||||||||||||||||
den Ham, die beiden de geboorte van hun kleinkinderen beleefd zullen hebben, treffen we niet aan; zij werden pas na hun dood in de volgende generatie vernoemdGa naar voetnoot(51). Van de overige vier kinderen komen de voornamen schijnbaar uit het niets: Johan, Christoffer, Clara en Anna. De namen Clara en Anna treffen we overigens ook onder de kinderen van Wigbolts zuster Ewe aan, en veel eerder nog vinden we een Clara Onsta († ca. 1440), een volle nicht van Wigbolts grootmoeder Menneke Ewesma. Voor een Johan moeten we nog verder terug in de tijd: een broer van Wigbolts betovergrootmoeder Ewert Onsta (en tevens van Beetkes betovergrootmoeder Bauwe Onsta) droeg die naam, maar het is natuurlijk niet geheel zeker dat Johan van Ewsum aan deze wel zeer verre verwant zijn naam ontleende. Nu was de familie Van Ewsum meer dan alle andere Ommelander adellijke geslachten internationaal georiënteerd en politiek actief. Het is daardoor mogelijk dat de namen ontleend zijn aan vorsten of andere adellijke personen uit de kringen rond de hertogen van Saksen die een of meer van deze kinderen ten doop hieven. Het is echter evengoed mogelijk dat de kinderen naar de respectieve heiligen genoemd waren, die alle vier in de late Middeleeuwen grote populariteit genoten. Van de heilige Christoffel is verder een relatie tot de Van Ewsums bekend. Zij bezaten de collatie van het aan deze heilige gewijde altaar te LoppersumGa naar voetnoot(52). Hun voorvader Onno Onsta voerde hem in de 14de eeuw zelfs op zijn zegelGa naar voetnoot(53), zodat het niet uitgesloten is dat het hier een speciaal met de familie verbonden heilige betreft. | |||||||||||||||||||||||||||||
ConclusieOverzien we de uitzonderingen op de vernoeming naar verwanten, die we hiervoor zo uitputtend mogelijk in kaart hebben geprobeerd te brengen, dan is er weinig reden om de conclusies die uit de analyse van de gezinsoverzichten naar voren kwam, in zijn algemeenheid in twijfel te trekken: vóór 1600 en in ieder geval in de 16de eeuw vernoemde men in Stad en | |||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 40]
| |||||||||||||||||||||||||||||
Ommelanden vrijwel uitsluitend naar verwanten. Voor wat betreft de 15de eeuw geeft mijn ervaring met met name de aanzienlijkere families in Stad en Lande hetzelfde beeld, maar om deze hypothese te onderbouwen is bij gebrek aan exacte gezinslijsten een andere benadering nodig. Tot in ieder geval de helft van de 16de eeuw werden bovendien enkel overleden verwanten vernoemd. Er zijn uitzonderingen op dit patroon, die mogelijk te wijten zijn aan huwelijken met partners die stammen uit een ander gebied waar deze regel niet werd toegepast. Om deze conclusie scherper te krijgen, is nader onderzoek nodig, maar uit het voorgaande blijkt wel dat het de vraag is in hoeverre de bronnen daarvoor toereikend zijn. Vooreerst dient meer duidelijkheid verkregen te worden over de exclusieve vernoeming van overledenen in andere regio's. Over de verdere systematiek van vernoeming is nog weinig bekend. Hoe groot de rol van kinderloosheid of gegoedheid was bij de prioriteit van vernoeming, moet nog nader onderzocht worden. Wel is duidelijk dat de graad van verwantschap zeker niet in alle gevallen allesbepalend is. Zo is er nog geen systeem in de volgorde van de grootouders ten opzichte van verdere verwanten te ontdekken. |
|