Naamkunde. Jaargang 8
(1976)– [tijdschrift] Naamkunde– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 167]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Aardrijkskundige namen in oude woordenboekenDrie jaar geleden heb ik in Naamkunde 5 (1975), p. 1-36, de afzonderlijke lijsten van plaats- en persoonsnamen besproken die Kiliaan achteraan in zijn Etymologicum van 1599 heeft opgenomen. Verscheidene andere vijftiende- en zestiende-eeuwse woordenboeken vermelden echter ook een aantal aardrijkskundige namen, van steden, landen en streken, rivieren en bergen, met ook afleidingen ervan, in de gewone alfabetische volgorde van het woordenboek zelf. Deze willen we in dit artikel nu bespreken en daarna zeggen we nog een woordje over de bestanddelen van plaatsnamen die Kiliaan eveneens in zijn eigenlijke woordenboek, onder de gewone woorden, heeft opgenomen. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
1. Vijftiende-eeuwse woordenboekenDr. P. van Sterkenburg heeft reeds in verscheidene studies over vijftiende-eeuwse woordenboeken (als incunabel of in handschrift bewaard) de aandacht gevestigd op de daarin voorkomende aardrijkskundige namen. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
1.1. De Vocabularius Copiosus.In Leuvense Bijdragen 62 (1973), p. 24-30, vermeldt Van Sterkenburg verscheidene aardrijkskundige namen uit de Latijns-Nederlandse Vocabularius Copiosus (Leuven, ca. 1481-1483). Het zijn zowel eigenlijke plaatsnamen als ook rivier- en streeknamen en ervan afgeleide adjectieven en substantieven. Zo volgen bijv. op het trefwoord Bruxella, brusele de afleidingen Bruxellensis, bruselere en Bruxelligena, vut brusele gheboren, en op Buscum, de stadt vanden bossche het adjectief Buscensis, die vanden bossche es... ut scabini buscenses en de substantieven Buscigena, die vanden bossche es gheboren en Buscicola, die ten bossche woent. We zien dat de samensteller van deze Vocabularius de Latijnse woorden vaak nog met Nederlandse omschrijvingen weergeeft: een teken dat het er bij hem vooral op aan kwam het Latijn te verstaan en niet het juiste Nederlandse woord te vinden. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 168]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Dergelijke afleidingen staan in de Vocabularius Copiosus nog bij andere stadsnamen als Breda: Bredensis... een mensche van breda, Parysius (pariis): Parisiensis... pariischelike pariische en Remis (riemen, nl. Reims): Remensis... van riemen, en bij streeknamen als Burgundia (borgoenzen): Burgundio (zonder Nederlands equivalent: een inwoner van Bourgondië), Campinia (kempene): Campinus een kempenare en Campiniensis (zonder Nederlands equivalent) en Flandria (vlaenderen een lantscap): de substantieven Flamiger vlaminc, Flammingus vlaminc en Flamminga vlamegghe, vlaminghe en de adjectieven Flamingus vlaems en Flandrensis (zonder Nederlands equivalent). I.v. Flamiger waagt de auteur zich aan een etymologische verklaring en wil zowel flandrensis als vlaminc afleiden van het Latijnse ‘flammam gerens’. Ook van riviernamen als Mosa (die mase) en Renus (de riin) worden de afleidingen Mosigena (maselendere) en Renensis (van den rine. vnde vinum renense dicitur riinsch wiin...) opgenomen, evenals van Camera, in de betekenis van de Ter Kamerenabdij bij Brussel, het afgeleide adjectief Camerarius... ad illud claustrum pertinens vt silva cameraria (zonder Nederlands equivalent: bij dat klooster behorend, zoals Ter Kamerenbos). Andere aardrijkskundige namen staan in de Vocabularius Copiosus als trefwoord zonder afleidingen (ook niet in het Latijn), bijv. armuenna (ardenen), Brugis (brugghe), Brabantia (brabant), Gallia (vrancrike) en Germania (almanien). Van Sterkenburg merkt in zijn artikel op p. 30 op dat Brabant onder de aardrijkskundige namen in deze Vocabularius relatief het sterkst vertegenwoordigd is en ziet hierin een duidelijke indicatie voor de Brabantse oorsprong ervan. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
1.2. De Expositiones Vocabulorum.Nauw verwant met de Vocabularius Copiosus is een vijftiende-eeuwse Latijns-Nederlands-Franse woordenlijst Expositiones vocabulorum in tribus ydeomatibus, in handschrift in het Museum Plantin-Moretus te Antwerpen bewaard onder de signatuur Hs. OB 1.17 (vroeger nummer 97). Van Sterkenburg schrijft in zijn dissertatie over Het Glossarium Harlemense ('s-Gravenhage, 1975, p. 161-163) dat in deze woordenlijst geen namen van steden als trefwoord voorkomen, maar alleen de afleiding van Brussel: Bruxelligena, ibid natus (zonder Nederlands equivalent). Toch heb ik één stadsnaam in dit handschrift gevonden: Colonia. die stat, wat wel op Keulen slaat. Dit | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 169]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
woord is evenwel blijkbaar opgenomen omdat het nog andere betekenissen heeft: l'wīnīghe. l'oefenīghe. Streeknamen vinden we meer in deze woordenlijst, bijv. Brabantia met een lange Latijnse omschrijving, praktisch identiek met die in de Vocabularius Copiosus; er staat geen Nederlands equivalent bij, maar wel de Latijnse afleidingen Brabātinus. Brabātigena. Brabātinigena. Brabanticola. Andere streeknamen met een Nederlands, en uitzonderlijk ook met een Frans, equivalent zijn Britānia (bertaniē. Bretaigne), Burgūdia (burgoengye. Burgoigne), Hasbania (haspegouwe) met de afleiding Hasbanēsis (haspegouwer), Lombardia (Lombardien) en Theutonia (dietsland) met de afleidingen Theutonicus (dietsch), Theutonicū (dietsch) en Theutonizo (v̄dietschē). Alleen de afleiding Campinus a ū (kempenaer) werd als trefwoord opgenomen, maar niet het substantief waarvan het is afgeleid. Wel komen in deze woordenlijst de riviernamen Mosa (de mase), met de afleiding Mosigena (maseland), en Renus (den Rijn) voor. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
1.3. De Teuthonista.Ik heb ook in de Teuthonista of Duytschlender (Keulen, 1477) van Gerard van der Schueren, secretaris van de hertog van Kleef, verscheidene aardrijkskundige namen en afleidingen ervan gevonden, vooral in het Nederrijns-Latijnse deel (ik citeer hiervan de uitgave door G. Boonzajer en J.A. Clignett, Leiden, 1804). Een belangrijk deel van de aardrijkskundige namen in dit woordenboek heeft betrekking op het toenmalige Roomse Rijk, bijv. Aken ein keyser stat, Francfort die stat, Frankenlant, Lene. eyn water in suderland (d.i. Sauerland) en Praghe oft Pra. eyn stat in bemen; Kleef zelf wordt ook opgenomen (Cleve eyn stat), evenals enige minder belangrijke plaatsen in de omgeving ervan: deventer eyn stat, Dorpmund die stad, Duysborch is eyn keyser vrystat onder den hertoch van Cleve en aever Wesel. neder Wesel. twee stede op den rijn. Bij namen van landen en streken wordt gewoonlijk ook de naam van de eruit afkomstige personen (met soms nog andere afleidingen) vermeld, bijv. Bemerlant (Bohemia) met Beemsch mensch (Bohemus), Beyer (Bavarus) met Beyerlant (Bavaria), Sasse (Saxo) met Sassenlant, Sassens mynsch en Sassen spraick, en Vryeslant (Frisia) met Vryesch mynsch. De verbindingen met Duydsch (Theutonicus. alamanicus. vulgaricus) zijn het talrijkst: op dit trefwoord volgen Duydsche spraick, Duydsch mynsch, Duydschlant, Duydsch | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 170]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
gebergte (Montes alpie) en Duydschlender is dyt boyck genant (Teuthonista: de titel zelf van het woordenboek). Met Duydsch wordt hier duidelijk zowel het Neder- als het Hoogduits, dus ook het toenmalige Nederlands, bedoeldGa naar voetnoot(1). Ook namen van omliggende landen vinden we met afleidingen in de Teuthonista, bijv. Dene. eyn uyt denmarken en Deenmarcken, Frankrick en Franzois mynsch, Hungeren of ungherien dat lant en Hungersch mynsch, Polen lant en Polender, Pruyssen lant en Pruyss mynsch, Pyckart (Piccardus) en Pyckardyen dat lant, Walschlant (Gallia), Walsche spraicke en tot Walsch hoerende (Gallicus). Als bijzondere afleidingen vermelden we nog een afzonderlijke lijst, ongeveer twee bladzijden lang, van namen van verschillende talen: ‘Namen van deyls Spraicken’ (zie de uitgave door Boonzajer en Clignett, p. 251-253). Ook namen uit de oudheid werden, vaak met afleidingen, opgenomen, bijv. Babilonien. eyn stat, Grekenlant en Grecks mynsch, Rome die grote stat, Reomsch lant en Reomer. roemsch mynsch, Troyen die grote stat en Troysch mynsch, en Tyber en rivyer gheet doir romen. Tenslotte wijzen we erop dat ook in het Latijns-Nederrijnse deel van de Teuthonista enige aardrijkskundige namen staan, bijv. denmarken (Dacia: ten onrechte, want Dacië was het oostelijke deel van Hongarije, Zevenburgen en Roemenië), eyn denmarcksch mynsch, eynreley greken (Dores) en die stat Troyen (Ilium, i.v. torn: cf. hiervoor de uitgave door J. Verdam. Leiden, 1896). | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
1.4. Andere vijftiende-eeuwse woordenboeken en woordenlijsten.Van Sterkenburg vermeldt nog plaatsnamen in andere oude Latijns-Nederlandse woordenboeken en woordenlijsten, bijv. in het Glossarium Trevirense (hs. 1128/2053; cf. Het Glossarium Harlemense, p. 133), in de Vocabularius Ex quo (Zwolle, 1479; ibid. p. 155), de Gemmula vocabulorum (Antwerpen, 1484; ibid. p. 159-160) en het Hs. Ser. nov. 12.793 uit Wenen (ibid. p. 165). Dat aardrijkskundige namen en afleidingen ervan als trefwoord in deze oudste woordenboeken en woordenlijsten werden opgenomen, kwam wellicht wel doordat in Latijnse teksten woorden als Buscum, | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 171]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Campinus, Germania, Mosigena en Theutonia werden aangetroffen en dat deze evenals de andere Latijnse woorden niet voor elke Nederlands sprekende op zichzelf duidelijk waren. Aardrijkskundige namen werden vertaald, zoals uit de bovenstaande voorbeelden blijkt, en maakten deel uit van het eigene van elke taal. De samenhang van de plaatsnamen met de gewone woorden zien we wel het duidelijkst bij de boven vermelde afleidingen van Theutonia, dietsland: het adjectief Theutonicus, dietsch, het substantief Theutonicum, dietsch (de taal) en het werkwoord Theutonizo, verdietschen. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
2. Anderstalige zestiende-eeuwse woordenboekenOnder de anderstalige zestiende-eeuwse woordenboeken willen we hier vooral werken bespreken die invloed hebben uitgeoefend op de Nederlandse lexicografieGa naar voetnoot(2). | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
2.1. De Thesaurus van Estienne.In het Dictionarium seu Latinae linguae Thesaurus (Parijs, 1531) van de Franse humanist Robert Estienne of Robertus Stephanus vinden we verscheidene namen van landen, steden en rivieren. Zoals voor de gewone woorden verwijst Estienne ook voor die namen naar klassieke auteurs: bij Rhenus verwijst hij bijv. naar Caesar en bij Scalde naar Plinius. Het feit dat deze auteurs die namen vermeldden, was wellicht ook de aanleiding ervoor dat Estienne ze opnam. Voor andere klassieke namen geeft Estienne het modernere equivalent, bijv. Lusitania... quam nunc Portugalliam appellant en Britannia... quae nūc Anglia dicitur (ik citeer de uitgave van 1543). Bij dit laatste trefwoord wijst Estienne nog uitdrukkelijk op de spelling van het woord: ‘per duplex N’, wat een ander taalkundig aspect van de aardrijkskundige namen, de spelling, doet uitkomen. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
2.2. Het Dictionarium van Calepinus.De Italiaanse monnik Ambrosius Calepinus had in zijn Dictionarium (Reggio nell'Emilia, 1502), dat de voorloper van Estiennes | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 172]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Thesaurus genoemd kan worden, nog geen plaatsnamen opgenomen. Pas aan een latere uitgave hiervan, te Basel in 1544 verschenen, voegde de Zwitserse humanist Conrad Gesner als supplement een 348 bladzijden lange lijst van eigennamen toe: Onomasticum propriorum nominum. Deze lijst die hij, naar hij zelf zegt, uit verscheidene woordenboeken heeft samengebracht, bevat o.a. namen van landstreken, bergen, steden, eilanden, bossen, volkeren, zeeën, moerassen, rivieren en kapen. De Latijnse namen zijn alfabetisch gerangschikt, met een korte verklaring in het Latijn, waarbij vaak een Grieks en soms een Duits of nog een ander equivalent komt. Deze uitvoerige lijst werd inzonderheid in al de Baselse uitgaven van dit Dictionarium tot in die van 1627 opgenomen. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
2.3. Het Dictionarium van Dasypodius.Een van de oudere woordenboeken die Gesner voor zijn Onomasticum geraadpleegd kan hebben, is het Dictionarium (Straatsburg, 1535-1536) van Petrus Dasypodius. Zowel in het Latijns-Duitse als in het Duits-Latijnse deel hiervan vinden we in de Nomenclator achteraan een lijst van steden, landstreken, bergen en volkeren in Germanië en op enige andere plaatsen, nog gevolgd door een lijst van Germaanse riviernamen, vermeld door Latijnse auteurs, ‘quorū à scriptoribus latinis fit mentio’. In het Latijns-Duitse deel telt de eerste lijst twaalf en een halve bladzijde en de tweede twee en een halve bladzijde, in het Duits-Latijnse deel telt de eerste zes bladzijden en de tweede slechts een halve. In zijn Latijns-Duitse deel verwijst Dasypodius voor zijn aardrijkskundige namen soms naar Latijnse klassieke auteurs, bijv. (ik citeer de uitgave van 1536) voor Bacenis, Der hartzwald naar Ptolemaeus, voor Boiohemum, Böhemer land naar de volksstam der Boii bij Julius Caesar en van de Vandili, uel Vandali zegt hij dat Plinius en Tacitus ze tot de Germanen rekenen. Dasypodius' voornaamste bedoeling schijnt wel geweest te zijn de Latijnse klassieke benamingen met die uit zijn eigen tijd overeen te brengen. Gewone equivalenten zijn bijv. wel Agrippina, Die statt Köln; Argentoratum, Strassburg, en Augusta Vindelicorum, Augspurg in Schwaben, maar moeilijker worden al Acromus, uel Acronius, Der Boden see. Aliàs lacus Brigantinus en Adyla, Der Gotthart, terwijl op de vervanging door een ander Latijns woord gewezen wordt bij Africa, nunc Vulgo Barbaria, Die Barbarey | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 173]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
(de Romeinse provincie Africa = het land van de Berbers) en Belgica, Der theyl Gallioe, gegen dem Rheyn. Postea Germania Prima & Secunda, propter Germanorum immigrationes appellata. Soms geeft Dasypodius een hypothese weer, bijv. Biturdium, Ertphordia, ut quorundam est coniectura, Erdtfurt, oder ein ander statt nit weit daruon en Viana, fortasse Weyssenhorn. Heel eigenaardig vinden wij het nu dat Dasypodius de Menapij in Geller un̄ Gülch, tussen de Maas en de Rijn, lokaliseert, dat hij Leodium, Lüttich, een stad van de Nerviërs noemt en Atuatucum, de stad van de Tongeren, identificeert met Mastriech, oder Antdorff (Maastricht of Antwerpen). Ook in het eigenlijke woordenboek van Dasypodius staan heel wat plaatsnamen, waarvan er verscheidene, vooral niet-Germaanse, niet in zijn afzonderlijke lijsten voorkomen, bijv. in het Latijns-Duitse deel Asphaltos, uel asphaltites, Dz tod meer in Palestina; Iberus. Ein fluss Hispanie. Inde Iberia, Die landschafft darumb, en in het Duits-Latijnse deel Constantinopel. Bizantium en Napols. Neapolis, olim Parthenope dicta. Ik merk op dat Dasypodius wel namen van volkeren opneemt, maar geen van plaats- of volkernamen afgeleide adjectieven. Door de Nederlandse bewerkingen van zijn woordenboek, die we onder 4.4 vermelden, heeft Dasypodius heel wat invloed uitgeoefend op Nederlandse woordenboeken. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
2.4. Die Teütsch Spraach van Maaler.Het eerste moderne Duitse woordenboek, het Duits-Latijnse Die Teütsch Spraach (Zurich, 1561) van de Zwitserse dominee Josua Maaler, neemt een aantal aardrijkskundige namen op als trefwoord in het woordenboek zelf. Zo vinden we er namen van steden, bijv. Antorff (das) Antuerpia. Ein kauffmansstatt in Brabant en Löuen (das) Louanium. Ein statt im Niderland, namen van landen en streken, bijv. Italien (das) Latium, Oenotria, Italia en Oesterreych (das) Austria, namen van rivieren, bijv. Die Don. Tanais en Schelden (der) Scaldes. Bey Antorff, en namen van bergen, bijv. Ardennerwald begreyfft die Eyffel. Arduenna en Der Schwartzwald. Hercyana sylua, seu Martiana. Maaler vermeldt voor de Duitse aardrijkskundige namen, zoals voor de andere woorden, het grammatical geslacht en geeft ook de er soms sterk van afwijkende Latijnse equivalenten aan. Toch gaat hij altijd uit van de in zijn tijd gebruikelijke plaatsnamen, in tegenstelling tot Dasypodius, die sterk gericht bleef op namen uit de oudheid. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 174]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
2.5. Andere Duitse woordenboeken.In nog verscheidene andere Duitse zestiende-eeuwse woordenboeken werden aardrijkskundige namen opgenomen, soms in het woordenboek zelf, zoals in het Novum Dictionarii genus (Frankfurt a.M., 1540) van Erasmus Alberus, vaak ook in de vorm van afzonderlijke lijsten, zoals in het Novum Dictionariolum puerorum (Zurich, 1556) van Joannes Frisius en in zakelijk ingedeelde woordenboeken als het Onomasticon Latinogermanicum (Straatsburg, 1579) van Theophilus Golius en de Nomenclator Latinosaxonicus (Rostock, 1582) van Nathan Chytraeus. Uitvoeriger nog is de Secunda pars (Leipzig, 1586) van de Sylva vocabulorum van Heinrich Decimator, een heel woordenboek met enkel eigennamen van goden en godinnen, volkeren, mannen en vrouwen, steden, landstreken, eilanden, bossen en rivieren. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
2.6. Het Dictionaire van Thierry.In zijn Dictionaire Francois latin (Parijs, 1564), een bewerking van het gelijknamige woordenboek van Robert Estienne, heeft Jean Thierry heel wat aardrijkskundige namen als trefwoord opgenomen. Aan de uitgave van 1572 voegde M. Jean le Frere, de l'Aual, bovendien als supplement nog een Recueil des propres noms modernes de la géographie (35 blz.) toe, een Frans-Latijnse lijst van aardrijkskundige namen met verklaringen in het Frans. Bij de aardrijkskundige namen in zijn woordenboek zelf geeft Thierry soms etymologische verklaringen, bijv. Finland... id est, pulchra terra, quod pulchrior & amoenior sit, quam Suecia; Loraine, Lotharingia. Nomen habet à Lothario eius nominis primo Romanorum imperatore; en Selande, ou Zelande... id est insularis seu maritima terra... Sehe enim Germanis mare & lacum significat, Land terram. Dikwijls vermeldt Thierry de naam van uit een stad of streek afkomstige personen, bijv. Qui est d'Anuers, Antuerpianus; Frison, Frisius; en Les Liegeois... Leodienses, olim Eburones. Ook Thierry wil voor de aardrijkskundige namen de klassieke Latijnse equivalenten geven, maar toch richt hij zich evenals Maaler vooral op de namen uit zijn eigen tijd. In de lijst van Jean le Frere vinden we soms naast de Franse en Latijnse ook Nederlandse en Duitse equivalenten, bijv. Anuers, en Brabāçon Antwerpen & en aleman Antorff. Antuerpia & Handouerpia, | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 175]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
terwijl er vaak naar overeenkomende namen in de klassieke oudheid wordt gezocht, bijv. bij Oudenarde, Neruij ainsi qu'aucuns asseurent. Ville de Flandres entre Gand & Tournay sur la riviere de l'Escaut. Ik merk nog op dat Thierry in het woordenboek zelf een andere tekst over Antwerpen heeft: Anvers, ville de Brabant. Antuacum, Antuerpia. ipsi proferunt Anduuorp. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
3. Zakelijk ingedeelde Nederlandse woordenboekenIn verscheidene zestiende-eeuwse Nederlandse woordenboeken met een zakelijke of systematische indeling, d.w.z. met verschillende hoofdstukken telkens over één bepaald onderwerp, werd een (of meer dan één) hoofdstuk gewijd aan aardrijkskundige namen en aan namen van volkeren. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
3.1. De Pappa van Murmellius.De Latijns-Duitse of Latijns-Nederlandse Pappa (Keulen, 1513 - Deventer, 1514) van de Roermondse humanist Joannes Murmellius bevat een hoofdstuk Terrarum, gentium et ciuitatum nomina, dat in de Deventer-uitgave uit 1518 iets meer dan een bladzijde lang isGa naar voetnoot(3). Hierbij merkt G. De Smet op dat ‘het geografische en taalkundige landschap, waar Murmellius aan dacht, zich uitstrekt van de Aa en de Lippe tot de Moezel, van de IJsel en de Waal tot de Elbe en de Wezer, van Bonn tot Zwolle en Osnabrück, van Arnhem en Kampen tot Soest en Hamm met Sycambria (Gelrelandt, Cleefslandt ende ein deil van de stichte van Monster) als middelpunt. Het valt op dat elke Westnederlandse stad in de lijst ontbreekt, maar ook dat geen enkele plaats uit het Zuiden, zelfs niet Maastricht, genoemd wordt’Ga naar voetnoot(4). In de Deventer Pappa uit 1518 heb ik echter 14 plaatsnamen uit het graafschap Holland gevonden, o.a. Amsterdami (amsterdam) en Comithage (des greuen hagen), en ook Ruremunda (ruremunde), Morinia | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 176]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
(flanderen) en Morinus (ein fleming). Blijkbaar werden aan de Deventer uitgave een aantal namen toegevoegd, maar toch is ook hier het aantal namen uit de Sycambria inderdaad het grootst. Murmellius begint zijn hoofdstuk echter met namen van landen die voor zijn onderwijs van het Latijn wel het belangrijkst waren en voegt er ook de namen van personen uit die landen aan toe: Italia dat lant der italian | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
3.2. De Rerum vocabula van Curius.Petrus Curius, leraar te Sint-Winoksbergen, heeft voor zijn Latijns-Grieks-Nederlandse Rerum maxime vulgarium congesta... vocabula (Antwerpen, 1538) als voornaamste bron de Pappa van Murmellius gebruiktGa naar voetnoot(5), maar zijn lijst van plaatsnamen heeft hij toch aanzienlijk uitgebreid. Zijn dertiende hoofdstuk, De Terrarum, Ciuitatum, & Gentium quarundam nominibus telt in de uitgave van 1559 bijna vijf bladzijden. Het valt op dat Curius een aantal namen uit zijn eigen streek en uit de rest van het graafschap Vlaanderen heeft opgenomen, bijv. Aldenarda, Oudenarde; Aldenburga, Oudenburch; Balliolū, Belgiolum. Bellula, Belle; Dunckerca, Duynkercke, Graecè fortasse Actophanum; Flandria, Morinia, Vlaenderen; en Flander, vel us, Morinus, Pleumosius, een Vlaminck. Bovendien vinden we bij Curius echter ook een aantal namen uit het Zuiden van het huidige Nederland, bijv. Bethasii, die van Maestricht, vt quidam; Buscūducis, Tshertogenbosch; Cimbria, Zelandia. Cimbri, die Zeelanders; en Taxandria, Peelant. Taxander, een Peelander. Uit enige bovenstaande voorbeelden blijkt dat ook Curius in de geest van zijn tijd trachtte de namen van volksstammen bij klassieke schrijvers, bijv. de Morini, Bethasij, Cimbri en Taxandri te lokaliseren. Dit deed hij ook nog voor andere namen als Eburones, Leodienses, Luyckenaers; Grudij, Louanium, Louen; Sicambria, Geldria, Menapij, | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 177]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Gelderlant; Gorduni, Gandauum, Gendt; Morini, Teruana, Tervvanen; Neruij, orum, Tornacenses idem; Lepontij, Heluetij, Zwitsen, vt quibusdam placet; Samorobrinae, Cameracum, Camerijcke, Sarmatia, Polonia, Polen; en Scythia, Tartaria nunc, Tartarien. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
3.3 De Nomenclator van Junius.De plaatsnamen in het uitvoerigste zestiende-eeuwse zakelijk ingedeelde woordenboek, de Nomenclator omnium rerum (Antwerpen, 1567) van de Hoornse geneesheer en humanist Hadrianus Junius (eigenlijk Adriaan de Jonge), heb ik in verband met Kiliaans Etymologicum reeds gedeeltelijk besproken in Naamkunde 5 (1973), p. 10-13. Onmiddellijk valt op dat deze Nomenclator, ook voor de aardrijkskundige namen, veel uitvoeriger en veel ruimer opgevat is dan de beknopte schoolboekjes van Murmellius en Curius. Niet alleen tellen Junius' hoofdstukken met verschillende lijsten van aardrijkskundige namen samen bijna 60 bladzijden, maar ook neemt hij namen op uit heel de toen bekende wereld. Als humanist wil hij, vaak met een verwijzing naar een klassiek auteur, vooral equivalenten geven voor namen uit de klassieke oudheid, zoals we nog met de volgende voorbeelden kunnen aantonen: Augusta Romanduorum. Germ. inferioris celebris urbs. Lutzenbourg (ed. 1583, p. 407); Treua. Ptolem. Nobile emporium ad Albim. Hamburgum hodie. Hamburg (p. 430); Naualia, Op. ad Rhenum. Campen. tametsi Appianus Zwol esse putat (p. 422); en Mattiaci, Populi Batauis vicini, Tacito. Zelandi (p. 402). | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
4. Alfabetisch gerangschikte Nederlandse woordenboeken4.1. Het Naembouck van Lambrecht.Ook in het door Joos Lambrecht uitgegeven Nederlands-Franse Naembouck (Gent, 1546) worden een aantal aardrijkskundige namen als trefwoord opgenomen, hoewel R. Verdeyen in zijn uitvoerige en degelijke inleiding op Het Naembouck van 1562 (Luik-Parijs, 1945) er met geen woord over rept. We vinden er vooral namen van steden en landen, evenals de rivieren de Dendre, de Leye, Maze, Rijn en Schelte. Zeldzaam zijn de van aardrijkskundige namen afgeleide adjectieven: Fransoisch oft vranx (De France ou françois), Rijnsch | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 178]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
in de verbinding Rijnsch wijn en misschien (dit kan ook een substantief zijn) Duutsche (Allemand). Talrijker zijn de substantieven voor uit een land of streek afkomstige personen: Brabanter, Fransois gheboren (Vn François), Grieck, Inghelsman, Italiäen, Lukenaere, Spaengnard, Turck, Vlamijngh, Zeelander en Zwits (ik citeer de uitgave van 1562, maar een vergelijking met een microfilm van de uitgave van 1546 toonde dat de meeste namen ook in die uitgave staan). Voor de namen van steden is Oost-Vlaanderen vrij goed, maar toch niet opvallend vertegenwoordigd met Aelst, Audenarde, Dendermonde, Gheersberghe en Ronce; Gent ontbreekt echter! Voor de rest van het graafschap Vlaanderen vinden we nog Axel, Brugghe, Cortrijcke, Ipre, Meenene, Sluus en verscheidene Zuidvlaamse namen: Belle, Berghe sente Winnox, Commene, Duwaey, Rijssel, Steeghers (Esterres) en Valencijne. Hierbij komen voor Artesië of Artois niet alleen Atrecht en Teruwane, maar ook het minder bekende Ariën (Aire). Bij deze namen vallen vooral de kleinere plaatsen Steeghers, nu Estaires, ten oosten van Merville, en Ariën of Aire op, beide aan de Leie gelegen tussen Armentières en Merville. Zou dit erop kunnen wijzen dat de auteur van het Naembouck (Lambrecht was in 1546 uitgever, maar was hij ook de samensteller?) of een van zijn medewerkers uit die streek afkomstig was? In het Naembouck merken we verder nog heel wat thans ongewone vernederlandste vormen van vreemde plaatsnamen op, bijv. Beyërland (Le pays de Bauiere), Colen (Cologne), Lonnen (La ville de Londres), Ludick (La ville de Liege), Melanen (La ville de Milan), Mens (Magunce, d.i. Mainz), Riemen (Reims en Champaigne), Rouwanen (La ville de de Rouan), Tytenhoue (Theonuille), Venegen (Venise) en Zonnicke (Soigny). | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
4.2. De Thesarus Theutonicae linguae.In mijn dissertatie De bronnen van drie woordenboeken uit de drukkerij van Plantin (Tongeren, 1970) heb ik niet gesproken over de aardrijkskundige namen die als trefwoord in de Thesaurus Theutonicae linguae (Antwerpen, 1573) zijn opgenomen. Hieronder zijn namen van steden, bijv. Amsterdam, Gent/oft Gendt, Louen, Parijs, van landen of streken, bijv. Lotheringe/Lotrijck, Oostenrijck, van bergen, bijv. de Alpen, Ardennenwout, van rivieren, bijv. de Mase, de Schelde, en van zeeën, bijv. De noordtzee en De Oostsche zee (in het Frans en het Latijn weergegeven met La mer Oceane en Oceanus!). Ook veel afkomstnamen | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 179]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
staan in de Thesaurus, bijv. Denemerckers, een Franschman, een fransche vrouwe, de Franssoysen, De Genteners, Loueners, De Oostenrijckers ende Ungerschen, een Vlaming en Een Vlaemsche vrouwe. Soms staat een afkomstnaam naast een van een plaatsnaam afgeleid adjectief, bijv. een Athener, Athenisch. Vn Athenien, ou d'Athenes. Atticus, a, um; en een Engelschman, oft Engelsche. Vn Anglois. Anglus, Britannus. Andere van plaatsnamen afgeleide adjectieven komen voor in verbinding met een ander woord, bijv. Denemercx koopgoet; Rijnschen wijn; de franssoische oft frāsche sprake. Bij Duytsch. Allemang. Germanus, Teuto schijnen de Nederlandse en Franse vorm een adjectief aan te geven, maar de Latijnse vormen een substantief. In andere gevallen wordt een Latijns adjectief weergegeven met een naar het Franse voorbeeld gevormde omschrijving, bijv. Dat wt Vranckrijck is. Qui est de France. Gallus, Gallicus, Gallicanus. De voornaamste bronnen voor de aardrijkskundige namen in de Thesaurus zijn, zoals voor de rest van het woordenboekGa naar voetnoot(6), de Duits-Latijnse Die Teütsch Spraach van Josua Maaler en het Frans-Latijnse Dictionaire van Jean Thierry. Dit kunnen we aantonen met de volgende voorbeelden:
We merken op dat Maalers Duitse trefwoorden in de Thesaurus ‘vernederlandst’ werden, maar dat de Duitse invloed toch nog duidelijk is in namen als Dieterichsbern en Celler zee (i.p.v. meer). | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 180]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Op dit artikel is tevens invloed mogelijk van Maaler: Der Genfer vnnd Losanner see. Lemanus, waarmee het germanisme Losaner zee verklaard kan worden.
Evenals Maaler en Thierry vermeldt de Thesaurus hoofdzakelijk eigentijdse aardrijkskundige namen, maar eigenaardig genoeg ontbreekt er bijv. de naam Antwerpen, die zowel bij Maaler als bij Thierry te vinden was. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
4.3. Het Dictionaire van Mellema.Het Dictionaire ou Promptuaire Flamen-Francoys (Antwerpen, 1587) van E.E.L. Mellema is eigenlijk een aangevulde bewerking van het Dictionaire Flameng-Francoys (Antwerpen, 1576) van Mathias Sasbout, dat zelf weer grotendeels steunt op de Thesaurus van PlantijnGa naar voetnoot(7). Onder de aardrijkskundige namen, die bij Mellema in hoofdletters zijn gedrukt, komen er inderdaad verscheidene uit deze Thesaurus. Duidelijk is dit bijv. voor dieterichsbern een stadt in | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 181]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Italien, Verone (cf. de vorige paragraaf); de elve... Elb ou l'Albe (Thes.: de Elue in Sassen. L'albe, fleuue en Saxe...); lisbonen... Lisbone... (Thes.: Lisbonen. Lisbone, ville de Portugal...; luyc oft Ludic. Liege (Thes.: Luyck, oft Ludick. Liege...); de sluyse, een stadt in Vlaenderen, l'Escluse... (Thes.: de Sluyse, stadt in Vlaenderen. l'Escluse, ville en Flandres...); en een vries oft vrieslander, Vn frison (Thes.: eenen Vries, Vrieslander. Vn Frison...). Een groter aantal namen heeft Mellema echter uit andere bronnen verzameld. Nog niet in de Thesaurus stonden bijv. bemenlandt, in Duytsland, Boēme en Allemaigne; beyerlandt, een Hertochdom in Duytslant...; bruessel, een stadt in Brabant; brusselaer, Bruxelloys, m. brugghe, een stadt in Vlaenderen...; Cypers, een eylandt...; griecweissenborch, Belgrad... Belgrado...; en mazarone oft Majorica ende Minorica, Baleaires... | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
4.4. Andere zestiende-eeuwse woordenboeken.Nog in verscheidene andere zestiende-eeuwse Nederlandse woordenboeken werden aardrijkskundige namen als trefwoord opgenomen. We vermelden eerst de Nederlandse bewerkingen van het Duitse Dictionarium van Dasypodius: zowel het Latijns-Nederlandse deel (Antwerpen, 1542), bewerkt door Antonius Schorus, als het Nederlands-Latijnse deel (Antwerpen, 1556) volgen voor de aardrijkskundige namen, evenals voor het eigenlijke woordenboekGa naar voetnoot(8), vrij getrouw het Duitse voorbeeld. Zo vinden we bijv. bij de lijst van riviernamen in de Nomenclator achter in het Dictionarium Latinogermanicum (ed. Antwerpen, 1557): Scalde nomen suum retinet, vloeyt wt Lutzenborch in de Mase, een letterlijke overzetting van de onjuiste Duitse tekst uit de Duitse Dasypodius. Joannes Servilius, die voor zijn Dictionarium triglotton (Antwerpen, 1545) eveneens grotendeels op het Latijns-Duitse Dictionarium van Dasypodius en verder ook op de Latijns-Nederlandse bewerking hiervan steunt, heeft aan zijn Nederlands echter een minder Duits en meer Brabants uitzicht gegevenGa naar voetnoot(9). Ook voor de aardrijkskundige namen die hij als trefwoord opneemt (hij geeft geen Nomenclator met afzonder- | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 182]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
lijke lijsten van namen), is dit het geval. Zo vervangt Servilius bijv. het hierboven aangehaalde artikel van Dasypodius Scalde door het volgende: Scaldis, gen. masc. de Scheldt. Een riuier in Belgica, lācx Antwerpen loopende. Tevens vermeldt Servilius verscheidene plaatsnamen die nog niet bij Dasypodius stonden, bijv. Bersabe (Een stadt int Ioetschelant gelegen. Hinc Bersabeus). (ed. 1559). Anderzijds vinden we bij hem niet de namen Antwerpen, Leuven en Luik, die wel bij Dasypodius stonden. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
5. Bestanddelen van plaatsnamen in Kiliaans EtymologicumVoor de afzonderlijke lijst van plaatsnamen die Kiliaan achter in zijn Etymologicum Teutonicae linguae (Antwerpen, 1599, p. 726-744) heeft opgenomen, verwijs ik naar mijn artikel Plaats- en persoonsnamen bij Kiliaan, in Naamkunde 5 (1973), p. 1-36. Interessant voor de toponymische studie is echter ook dat Kiliaan in zijn woordenboek zelf bij enige trefwoorden aangeeft dat ze een bestanddeel vormen van plaatsnamen: bijv. bij drecht, loo/lo en wijck, die hij als gewoon gebruikelijke woorden heeft opgenomen, bij ouwe/auwe en weerd/weert/wert/weerder, die hij vet. of vetus noemt, en bij halle, dat hij vet. ger. noemt. Uit de kanttekeningen die Kiliaan in een werkexemplaar van het Etymologicum schreef om hiervan een nieuwe uitgave voor te bereidenGa naar voetnoot(10), komen hier nog bij: donck, duyne en worte oft meddigh bier als gewoon gebruikelijke woorden en groen/gron, dat Kiliaan vet. sax. noemt. Onjuist is wel Kiliaans aanduiding vetus bij Gouw (Regio, ager...), dat hij vermeldt als element van de namen Boone-gouw (Ager Boloniensis, nl. de streek van Boonen of Boulogne), Henegow, Haspen-gouw, Ooster-goe of Ooster-gouw en Wester-goe of Wester-gouw. Kiliaans bron voor dit artikel heb ik niet kunnen vinden. Van de in de vorige alinea vermelde woorden wil ik echter aan de hand van Kiliaans bronnen de waarde van zijn aanduidingen nagaan. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 183]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
5.1. Het Etymologicum van 1599.5.1.1. Drecht. Oppidum, forum aut municipium mercatu celebre, vt existimat Adr. Iun. atq. hinc Durdrecht, Moerendrecht, Papendrecht, Swindrecht aliaque loca dici. Kiliaans bron voor dit artikel is de Batavia (Leiden, 1588), een historisch-geografisch werk van Hadrianus Junius. Hierin vinden we op p. 246 voor drecht dezelfde Latijnse omschrijving en dezelfde vier voorbeelden als bij Kiliaan, met bovendien nog de namen Barendrecht en Slydrecht, die deze laatste niet heeft overgenomen. Junius schrijft echter dat drecht ‘bij onze voorouders’ gebruikelijk was: ‘apud maiores nostros Drechti vocabulum idem sonuisse existimo, quod apud priscos pureque loquentes Latinos Forum’. Volgens zijn vermelding ‘vt existimat Adr. Iun.’ heeft Kiliaan voor dit woord geen andere bron dan Junius gehad. Evenals deze kende Kiliaan het blijkbaar als bestanddeel van plaatsnamen en niet als een in het Nederlands gebruikelijk woord.
5.1.2. halle. vet. ger. Salina: locus in quo sal excoquitur. Wolf. Hunger. Hinc vrbes eas vbi sal conficitur Germani halas communiter appellant. Hinc Hala in Sueuia, in Norico ad Oenum, in Saxonia, &c. Becan. Althamer. In zijn Origines Antwerpianae (Antwerpen, 1569) vermeldt Joannes Goropius Becanus (eigenlijk Jan van Gorp uit Hilvarenbeek) inderdaad Hal als naam van een stad ‘ad Oenum’ en van een andere ‘in Saxsonia’, die beide genoemd zouden zijn naar het zout, dat vroeger in het Kimbrisch (‘Cimbricè’)Ga naar voetnoot(11) Hal heette (p. 929). Waar Wolfgang Hungerus en Andreas Althamer dit woord vermelden, heb ik niet kunnen vinden. We kunnen Kiliaans aanduiding vet. ger. wel als juist aannemen, en deze zal hier betekenen dat halle volgens hem behoorde tot de ‘oude Germaanse grondtaal’, maar in het Nederlands van zijn tijd niet gebruikelijk wasGa naar voetnoot(12). | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 184]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
5.1.3. loo, lo. inquit Becanus. Locus altus adiacens stagnis, torrentibus aut paludibus. hinc Borckelo, beuerlo, eecklo, kallo, oosterlo, tongherlo, tessanderlo, venlo, westerlo. In zijn Origines Antwerpianae schrijft Becanus dat Lo in het Nederlands (‘in sermone nostro’) hoger gelegen plaatsen aangeeft, vooral bij plassen, rivieren of moerassen (‘loca altiora, praesertim quae stagnis, torrentibus aut paludibus adiacent’, p. 41). Als voorbeelden van hiermee gevormde plaatsnamen vermeldt Becanus Tessanderlo, Thongerlo (p. 41), Westerlo & Oosterlo (p. 42), Loven (p. 43) en Venlo (p. 44). Het valt op dat Kiliaan Loven niet overneemt (uit kritische zin?) en zelf vier andere namen toevoegt. De vermelding ‘inquit Becanus’ onmiddellijk na het trefwoord loo, lo wijst er blijkbaar op dat Kiliaan dit woord enkel op het gezag van Becanus opneemt, maar dat hij het zelf niet kent.
5.1.4. Ouwe, auwe. vet. Pratum, pascuum. & Insula. & Ager... hinc multa oppidorum & paganorum 〈sic〉 nomina. Als kanttekening voegde Kiliaan aan dit artikel nog toe: ‘dicitur per contractionem ou & au, pro prato & insula: Sueuis, Saxonibus & Frisijs integrè dicitur auge, age, oge. vulgo augio. Plinius & Romani scriptores ut scribit Ioan. Auent. vulgo auia inde faciunt in compositione praesertim. ut Bathau, Bathauia, Osterau, Austrauia, &c.’ Deze kanttekening heeft Kiliaan overgenomen uit de Annales Boiorum libri septem (Ingolstadt, 1554) van Johann Turmair of Joannes Aventinus (d.w.z. afkomstig van Abensberg of Aventinum). Deze schrijft op p. 8 van dit werk dat Au, siue ou ‘pratum, & insulam’ (een weide of eiland) betekent en dat Plinius en de Romeinse schrijvers er auium van maken, vooral in samenstellingen als Bathau Bathauia, Osterau Austrauia, Schonau Scandinauia, iam Schaendenmarck. Aventinus zegt verder dat anderen het, als zelfstandig woord, tot Augiam veranderen; zuiver bewaard is het bij de Zwaben als Auge: ‘Integrum enim Auge Sueuis est’. Kiliaans verwijzing naar het Saksisch en het Fries steunt op Pancratius Castricomius Alcmarius, zoals we in het Etymologicum i.v. ooghe, oghe, aeghe, aughe lezen; daar wordt dit sax. fris. en een bestanddeel van Friese plaatsnamen genoemd. Ik heb echter niet kunnen vinden waar Castricomius dit woord vermeldt. Het is mogelijk dat Kiliaan voor het artikel Ouwe in zijn Etymologicum, waarvoor hij geen bron vermeldt, gedeeltelijk reeds op Aventinus steunt. In elk geval beschouwt hij dit woord als vet., dus behorende | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 185]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
tot de ‘oude grondtaal’ en niet gebruikelijk in het Nederlands van zijn tijd.
5.1.5. Weerd, weert, wert, weerder. vetus. Insula: insula amnica. & Propugnaculum: agger. ang. sax. vvorth, vveorth, Hinc Keysers-weert, Bomels-weert, q.d. Caesaris insula, Bomeli insula. Guil. Camden. William Camden vermeldt in zijn Britannia (Londen, 1586) Worth en weorth als een Saksisch woord (‘Saxonica dictione’) dat een riviereiland of een andere door water omgeven plaats zou aanduiden (ed. 1590, p. 467). Hij geeft dezelfde voorbeelden van ermee gevormde plaatsnamen als Kiliaan. Blijkbaar heeft Kiliaan dit, volgens Camden Angelsaksische, woord als een vetus-trefwoord geconstrueerd omdat het ook in Nederlandse plaatsnamen voorkomt en dus tot de ‘oude grondtaal’ behoort.
5.1.6. wijck. Sinus maris, litus curuum, maris flexus. B. Rhenan. & Statio secura, vbi coniunctioribus aedificiis habitatur. Adr. Iun. & Sinus excurrens fluminis, stagni, aut maris. Andr. Altham. & Castrum, Alfricus Saxo. In wijck autem siue wick multa oppidorum & pagorum nomina desinunt apud Germanos & Anglos. In zijn Rerum Germanicarum libri tres (Basel, 1531) noemt Beatus Rhenanus Vuic siue Vuig in de aangegeven betekenis een woord van de Saksen en aan de kust wonende Germanen (‘lingua Saxonum & eorum Germanorū qui circa mare habitant’; ed. 1551, p. 121). In zijn Batavia noemt Junius Wick, vel Wijck een Nederlands woord (‘patria lingua’, p. 306) en geeft hij ook verscheidene ermee samengestelde plaatsnamen (p. 307-308). Waar Andreas Althamer en Alfricus Saxo dit woord vermelden, heb ik niet kunnen vindenGa naar voetnoot(13). Kiliaan neemt wijck blijkbaar op het gezag van Junius als een gewoon Nederlands woord op, maar breidt wel ten onrechte de betekenis ervan uit op het gezag van andere, niet-Nederlandse auteurs. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
5.2. Kiliaans kanttekeningen bij het Etymologicum.5.2.1. Donck. Regio paludosa: palus. Pagus aut vicus qui in paludosis vliginosisque campis iacet. Hinc Wilmersdonck, Grobendonck &c. I. Becan. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 186]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
In de Origines Antwerpianae geeft Becanus inderdaad aan Donc de betekenis van een op moerassige en vochtige grond gelegen plaats en hij vermeldt o.a. Wilmersdōck en Grobendōck als ermee samengestelde plaatsnamen (p. 42). Op het gezag van deze auteur neemt Kiliaan, waarschijnlijk ten onrechte, Donck op als een gewoon gebruikelijk Nederlands woord.
5.2.2. I.v. Duyne, sand-duyne voegt Kiliaan de volgende kanttekening toe: angl. downe. dun. sax. angl. i. mons. vulgò dunum: hinc plurima oppidorum nomina in dunum exeuntia. Oppidis quae editiorem locum occupabant Britanni & Angli dunum addiderunt. Guil. Camden. Camden vermelt in zijn Britannia het woord Dunum, dat de ‘Britanni & Galli’ aan hoger gelegen steden toevoegden en geeft als voorbeeld SorbiodunumGa naar voetnoot(14) (ed. 1950, p. 179). Vermoedelijk heeft Kiliaan door een verschrijving van de ‘Galli’ ‘Angli’ gemaakt. Het is mogelijk dat hij voor angl. downe. dun... mons nog een andere bron heeft gehad. In elk geval beschouwt hij dunum als een vreemd, Angelsaksisch en Brits, bestanddeel van plaatsnamen, dat verwant is met ons woord duin.
5.2.3. groen, gron. vet. sax. Locus palustris. Hinc Groningen urbem Frisiae occidentalis dictam scribit Guil. Camdensis. In de Britannia noemt Camden het een wel bekend feit dat Groneingen, een stad in West-Friesland, gelegen op een moerassige plaats, zijn naam gekregen heeft van Gron, een Saksisch woord voor zo'n moerasgrond (ed. 1590, p. 383). Op gezag van deze auteur noemt Kiliaan groen, gron dus sax.; vet. voegt hij er blijkbaar zelf aan toe omdat het als bestanddeel van een Nederlandse plaatsnaam ook behoort tot de oude grondtaal.
5.2.4. I.v. Worte oft meddigh bier voegt Kiliaan als kanttekening toe: wurtz autem siue wirtz nouum vinum siue mustum significasse ostendit dictio Wirtzborg. Dezelfde verklaring geeft Kiliaan nog uitvoeriger in een kanttekening bij zijn lijst van plaatsnamen i.v. Wirtsborgh en daar dan met de vermelding van de auteursnaam Munster. Sebastiaan Munster | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 187]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
schrijft inderdaad in zijn Cosmographia Universalis (Basel, 1559) dat in oude geschriften de vorm Wirceborg en niet Wurceborg gevonden wordt, omdat deze stad haar naam gekregen heeft niet van ‘Wurtz’, een plant of wortel, maar wel van ‘Wirtz’, most, d.i. jonge wijn (p. 660). Uit dit element van de plaatsnaam Wirtsborgh (Wurzburg) kan Kiliaan er natuurlijk geen bewijs voor halen dat wurtz of wirtz vroeger in het Nederlands bestaan zou hebben. Ook hier wil hij blijkbaar weer wijzen op de oude Germaanse grondtaal. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
6. BesluitDe voornaamste reden waarom in zoveel oude woordenboeken aardrijkskundige namen werden opgenomen, is dat ze, meer dan thans, ook in de verschillende talen werden overgezet. Ze hadden een andere vorm in elke taal en behoorden tot het eigene van iedere taal. Vooral voor de Latijnse, soms zeer verschillende vormen was, en is thans nog, een woordenboek nodig. Ook een aantal van de oude vernederlandste vormen wordt in onze tijd niet meer gebruikt. Zo kunnen die oude lijsten voor ons soms nuttig zijn om vroeger gebruikelijke Latijnse en Nederlandse namen te leren kennen. Tegenover de etymologie van zestiende-eeuwse humanisten, zoals Kiliaan, moeten we natuurlijk kritisch staan; ze legden soms te vlug een verband tussen woorden en namen. Toch is het ook voor ons nog leerrijk te zien wat zij over de oorsprong van onze woorden en namen schrijven. De wetenschappelijke geest van Kiliaan komt hierbij in het bijzonder tot uiting in de vermelding van de auteur op wie hij voor een etymologische verklaring steunt. Zijn grote verdienste is het overigens voor het eerst een wetenschappelijk Nederlands woordenboek te hebben samengesteld; daarin heeft hij, natuurlijk onder invloed van zijn voorgangers, ook de aardrijkskundige namen opgenomen. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Lijst van in dit artikel opgenomen aardrijkskundige namen en afleidingen ervan (in de volkstaal)
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 188]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 189]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 190]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 191]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Leuven. F. Claes S.J. |
|