Floras schoonheyt Tyter preyst;
Want de reden dat verheyst.
Stemme: O quel est aveuglement.
VOlmaeckte Lê,, mijn Galathè
Die al mijn klacht, en suchten
Leyd' ick niet,, verdriet,
Hoe dickwils heb ick neer geknilt
2. Wie in dit ryck,, is u gelijck,,
t' Allen keer,, noch meer,,
Lichaem,, tot al's bequaem,,
Pryst jder een,, ick meest alleen,,
| |
3. O schoone Vrau,, weest my dan getrau,,
Door u schoont' verdienen,
O Nymph! te sijn als u persoon,
Het roodt dat op u wangen spelt
Groeyt op den dauw van sulcken Leliivelt
4. Orlof Princers,, voeghders, Metres,
Verhoort mijn droeve klachten
En wilt my niet verachten,
Daer ick nu,, om u,, soo mu,,
Helaes,, als d'waes,, en raes,, by naes,,
Ick bid u nempt myn quellingh aff,
Het geen my valt soo straff:
Hopen is mijn daegelijckx Ploegh,
VVie jammerlijck siet, bidt genoegh.
|
|