Merlyn. Jaargang 4
(1966)– [tijdschrift] Merlyn– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina t.o. 254]
| |
P.C. Hooft, Gedichten, Editie Leendertz-Stoett deel I, Amsterdam 1899, p 95. | |
Sonnet
Mijn lief, mijn lief, mijn lief; soo sprack mijn lief mij toe,Ga naar voetnoot1
Dewijl mijn lippen op haer lieve lipjes weiden.Ga naar voetnoot2
De woordtjes alle drie wel claer en wel bescheidenGa naar voetnoot3
Vloeiden mijn ooren in, en roerden ('ck weet niet hoe)
5[regelnummer]
Al mijn gedachten om staech maelend nemmer moe;
Die 't oor mistrouwden en de woordtjes wederleiden.
Dies jck mijn vrouwe bad mij claerder te verbreidenGa naar voetnoot7
Haer onverwachte reên; en sij verhaelde' het doe.Ga naar voetnoot8
O rijckdom van mijn hart dat over liep van vreuchden!
10[regelnummer]
Bedoven viel mijn siel in haer vol hart van deuchden.Ga naar voetnoot10
Maer doe de morgenstar nam voor den dach haer wijck,
Is, met de claere son, de waerheit droef verresen.Ga naar voetnoot12
Hemelsche Goôn, hoe comt de Schijn soo naer aen 't Wesen,Ga naar voetnoot13
Het leven droom, en droom het leven soo gelijck?
Mithra Granida.
23 Januario
Saturdach 1610.
|
|