Mededelingen van de Stichting Jacob Campo Weyerman. Jaargang 31
(2008)– [tijdschrift] Mededelingen van de Stichting Jacob Campo Weyerman– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 107]
| |
Met Vrijheidshoedje!
| |
InhoudDe Hollandsche natie is opgebouwd uit een voorrede, een voorzang getiteld: ‘Lof van het eiland der Batavieren’, en zes zangen met de volgende titels waarin allerlei Nederlandse helden bezongen | |
[pagina 108]
| |
worden: ‘zedelijkheid’, ‘heldenmoed ter land’, ‘heldenmoed ter zee’, ‘zeevaart’, ‘de wetenschappen’ en ‘de schone kunsten’. In deze zangen wordt heel veel gezegd maar het meest sprekende is wel de voorzang omdat hierin meteen de bedoeling van de hele Hollandsche natie helder wordt. In de voorzang namelijk doet Helmers een sterk beroep op de eerder genoemde Bataafse achtergrond van Nederland. En het is vervolgens via de bekende Bataafse ideologie en mentaliteit dat hij een kader schept voor alle nog volgende zangen: Wij, trotsch op de eer der Batavieren,
Wij blijven dezen grond vercieren,
En 't vaderlijk gebeent' wordt nooit der Roomren buit.Ga naar eind7
Met andere woorden: Nederland laat zich niet overheersen, op welk gebied dan ook (de zeevaart, op het land of in de kunst en wetenschappen). Niet door de Romeinen, niet door de Spanjaarden en impliciet dus ook niet, zeker niet, door de Fransen.
De dappere Bataven (zij kwamen als enigen in opstand tegen de Romeinen) staan hier model voor de ware Nederlander: die zou net zoals de vroegste bewoners van Nederlands grondgebied de eigen rechten moeten verdedigen. De Romeinen worden binnen deze lijn van argumentatie dus gezien als overheersers maar dit is zeker niet het hele verhaal. Want Helmers heeft wel degelijk bewondering voor de klassieke beschaving en de grote Romeinse en Griekse denkers en poëten. Deze beschaving had immers, net zoals de Bataafse beschaving, een in hoge mate democratische regeringsvorm. De Bataafse én de Romeinse beschaving strekten dus tot voorbeeld voor de achttiende-eeuwer en stelden hem in staat om een eigen moderne cultuur en identiteit te vormen. En dit is precies de reden waarom Helmers deze voorbeelden gebruikt in De Hollandsche natie. Hij bezingt verschillende, volgens hem typisch Nederlandse, verlichte denkbeelden over onder andere verdraagzaamheid, (godsdienst)vrijheid en tolerantie om het nationale karakter, het eigene van de cultuur van het Nederlandse volk te benadrukken.Ga naar eind8 Dit alles zet hij in scherp contrast met de barre situatie waar de Nederlanders dan in zitten. ô Gij, Verdraagzaamheid, alom vervolgd, verdreven,
Die overal niets zaagt dan een geopend graf,
't Was Neêrlands volk, dat u het eerst een wijkplaats gaf,
Gij, droeve balling, vloodt, gedrukt door duizend zorgen,
(Door duivlen in het kleed van priesteren verborgen,
Ter houtmijt heen gesleurd) met sidderende tred;
Maar Neêrland wenkte U toe; gij kwaamt, en wordt gered.Ga naar eind9
Dat De Hollandsche natie in wezen een lofzang is op de het ware Nederlanderschap, wordt duidelijk uit de passage op pagina 56, de befaamde passage waar de Fransen zich, niet onterecht, druk over maakten. Hierin heeft de held Vondel een visioen dat duidelijk vertrouwen, herstel en overwinning van de vrijheid uitademt: Verheft U, helden! rijst! omwolkt uw hoofd niet langer!
De lach herleev' in 't oog, de rust keere in uw ziel.
Ja Neêrlands grootheid zonk; uw werk, uw schepping viel;
Maar 'k zie een nieuwe zon rijst uit de onstuime wateren!
Zij schiet haar stralen af op Neêrland! donders klateren,
En bliksems schieten neer! de welvaart wordt hersteld;
De gouden korenaar golft op het jeugdig veld!
De handel komt! De vrede keert: de goude stralen
Der nieuwgeboren zon bezielen veld en dalen!
Ja, de afgemartelde aard' schept adem, en 't heelal,
Herkent weêr Nederland, gelouterd door zijn' val.Ga naar eind10
| |
[pagina 109]
| |
Helmers wil zijn tijdgenoten met zijn gedicht een hart onder de riem steken, ze manen tot verzet tegen de Franse overheersing om weer verder te gaan met de opbouw van Nederland zoals Nederland zou moeten zijn. | |
Reinier Vinkeles: een indrukHelmers' verzetsepos waarin de trotse geschiedenis van de Hollandse natie wordt tentoongespreid, is door Reinier Vinkeles (1741-1816) voorzien van een prachtige gravure die de inhoud van De Hollandsche natie krachtig samenvat. Vinkeles is een in zijn tijd zeer gewaardeerd en gewild graveur.Ga naar eind11 Naast zijn gravure in De Hollandsche natie heeft hij zo ongeveer 2500 andere gravures op zijn naam staan. Vinkeles werkte voor een keur aan opdrachtgevers, onder wie Johannes Barueth, Johannes Florentius Martinet, Hieronymus van Alphen, Lucretia Wilhelmina van Merken, Rhijnvis Feith, Agatha Deken, Adriaan Loosjes Pz., Petronella Moens, Willem Bilderdijk en niet te vergeten Helmers.Ga naar eind12 Daarnaast heeft Vinkeles een aanzienlijke hoeveelheid illustraties van personen gemaakt. Om lukraak enkele van deze personen te noemen: naast historische figuren als Alexander de Grote, stadhouder Willem I, Philips II, Kenau Hasselaar, Jacob Cats, van Oldenbarnevelt (vader en zoons), Hugo de Groot, Joost van den Vondel, Elisabeth Maria Post, Michiel de Ruyter, Jan van Brakel en Herman Boerhaave beeldde hij ook een bonte stoet tijdgenoten af, onder wie Joan Derk van der Capellen tot den Pol, Jacobus Bellamy, de hertog van Brunswijk, Frederik Adolf van der Marck, Johan Arnold Zoutman, Petrus Camper, Cornelis Loots, Cornelis van Lennep en Rutger Jan Schimmelpenninck. Het is een hele lijst met uiteenlopende namen: van geleerden tot poëten, van vaderlandse helden tot vorsten. Opvallend is verder Vinkeles' medewerking aan verschillende en vaak omvangrijke geschiedkundige werken, wat wellicht op een persoonlijke voorliefde kan duiden, zoals: De geschiedenis van de agttiende eeuw,Ga naar eind13 Historie der waereld,Ga naar eind14 Vaderlandsche historie,Ga naar eind15 Geschiedenissen der Vereenigde Nederlanden,Ga naar eind16 en het Vaderlandsch woordenboek.Ga naar eind17 Maar ook werken als Tafereelen van de staatsomwenteling in Frankrijk (1794-1809)Ga naar eind18, het toneelspel Egmont van Goethe en losse prenten zoals die onder de titel: Volks-feest in den haag, den 19den Meij 1798, ter gelegenheid van de aanneeming der Staatsregeling door het Bataafsche volkGa naar eind19 behoren tot zijn repertoire. Carlien Jung stelt al aan de hand van Vinkeles' boekenbezit vast dat hij ‘een achttiende eeuwse man [is]: breed geïnteresseerd en nieuwsgierig naar alle nieuwe ontwikkelingen’.Ga naar eind20 Iets wat ook blijkt uit Vinkeles' aannemen van opdrachten. Maar deze brede belangstelling heeft ook een consequentie voor de interpretatie van zijn diverse oeuvre: dat lijkt niet gekleurd te zijn door een bepaalde overtuiging of specifieke achttiende-eeuwse levensbeschouwing. Als er aan de hand van dit alles iets over Vinkeles' maatschappelijke of politieke houding gezegd kan worden is het dat hij zich zeer interesseert voor de geschiedenis, maar als graveur toch ook steeds de actualiteit opzoekt. Vinkeles kan het beste een verslaggever van zijn tijd genoemd worden. Zo verschaft hij in 1772 beeldmateriaal voor een publicatie van Johannes Barueth, een zeer orthodox, orangistisch predikant.Ga naar eind21 Hij voorziet hij de Bataafse omwentelingen van visueel materiaalGa naar eind22 om ettelijke decennia later De regeeringsvorm der Vereenigde Nederlanden, na de verheffing van Prins Willem Fredrik van Oranje-Nassau tot souvereinen vorst te illustreren.Ga naar eind23 Hij lijkt een man te zijn die mee laveert met de tijd zoals het geval was met zo veel van zijn tijdgenoten die zich op de overgang van het stadhoudertijdperk naar Bataafse Republiek, naar Franse overheersing en uiteindelijk naar monarchie bevonden. Nederland zat in een stroomversnelling en de opdrachten waren navenant. | |
De gravure: vrijheid boven allesOp basis van de informatie onder aan de gravure mag worden aangenomen dat Vinkeles voor het grootste gedeelte zelf de inhoud van de gravure bij De Hollandsche natie heeft bepaald. Hier staat immers: R. Vinkeles inv del sculp. Wat zoveel betekent als: Vinkeles heeft de idee gehad (invenit), hij heeft de schets gemaakt (delineavit), en hij heeft hem vervolgens gegraveerd (sculpsit). In de eerste druk, die uitkwam toen Helmers nog leefde en die hij ongetwijfeld zelf onder ogen heeft gehad, staat de gravure direct na de voorzang getiteld: ‘Lof van het eiland der Batavieren’. In de tweede druk staat de gravure direct na het titelblad van de eerste zang. De vraag is nu natuurlijk wat deze, mijns inziens, onnodige verschuiving heeft veroorzaakt? Het antwoord helaas schuldig | |
[pagina 110]
| |
R. Vinkeles' prent in: J.F. Helmers, De Hollandsche natie, naast p. xviii.
blijvend wil ik wel opmerken dat de gravure het beste tot zijn recht komt direct na de voorzang: de versie die Helmers zelf nog heeft geredigeerd. Zoals eerder opgemerkt heeft de voorzang de belangrijke functie van het kader stellen, duidelijk maken hoe de rest van de zangen moeten worden gelezen. De gravure heeft in feite dezelfde functie: deze stelt de rest van de tekst meteen in een bepaald licht. Wanneer de lezer de afbeelding ziet met daarop prijkend de Nederlandse vrijheidsmaagd met een speer in de hand waarop het vrijheidshoedje schittert is hem duidelijk hoe hij de tekst moet interpreteren. Hij weet nu dat met de Spanjaarden in De Hollandsche natie eigenlijk de Fransen worden bedoeld en dat vrijheid boven alles gaat.
Wat is er allemaal te zien op de gravure? Allereerst geeft de afbeelding de kijker de indruk dat hij binnenkijkt bij een oerklassiek tafereel: de gebogen gewelven, de aanzet van de koepel, de zuilen, cassettes en nissen met standbeelden, dit moet haast wel het Pantheon zijn. En dan staat daar opeens in het midden, te pronken op een voetstuk, de Hollandse Vrijheidsmaagd: de meest Nederlandse dame die er te bedenken is. Toch is het niet verwonderlijk dat ze daar staat. De Nederlandse maagd vervult een belangrijke rol in de strijd om de vrijheid. Nadat Helmers al een keer heeft gesproken over de verheven Nederlandse maagd die op ‘de zuil des roems staat’,Ga naar eind24 wijdt hij aan het begin van de vierde zang zelfs enkele pagina's aan haar. Hij noemt haar de ‘schuts der aard’Ga naar eind25 die wordt ‘verdeedigd door haar leeuw’.Ga naar eind26 Deze vrouw is ‘het ideaal van 't eedle, en 't ware, en 't schoon’. Iedereen (dus iedereen buiten de ware Nederlanders) ‘schijnt voor 't juk gevormd, en zij alleen is vrij’.Ga naar eind27 De Nederlandse maagd symboliseert en ondersteunt dus het Bataafse gedachtegoed van De Hollandsche natie dat Nederland een vrij land is en moet zijn, niet overheerst kan en mag worden. Dat de Vrijheidsmaagd zich in zo'n klassieke omgeving, het Pantheon, bevindt is niet vreemd: zij is immers een dame van epos-achtige afmetingen. Bovendien demonstreert dit in één blijk Helmers' bewondering voor het Bataafse gedachtegoed én de Romeinse beschaving als inspiratie voor de eigen cultuur. De Vrijheidsmaagd werd van oudsher, vaak in combinatie met de leeuw, gebruikt als algemeen symbool voor het vrije Nederland.Ga naar eind28 Eind achttiende eeuw fungeert zij echter tevens als beschermvrouwe van de patriotten. In de gravure houdt zij niet voor niets een speer in de hand met daarop het dan alom bekende vrijheidshoedje. Eind achttiende eeuw was deze hoed het symbool bij uitstek van de vrijheidsgezinde achttiende-eeuwer in de strijd om de onafhankelijkheid.Ga naar eind29 Vinkeles was zich daar terdege van bewust. Hij had die strijdbare Nederlandse maagd al eerder afgebeeld, compleet met leeuw en omhooggehouden vrijheidshoed, in 1781 in De zeetriumph der Bataafsche vrijheid.Ga naar eind30 | |
[pagina 111]
| |
De Nederlandse Maagd met speer en daarop de vrijheidshoed, aan haar voeten de Nederlandse leeuw en in haar linkerhand het rijkswapen.
(Bron: De zeetriumph der Bataafsche vrijheid, op Doggersbank, bevochten den 5den van oogstmaand 1781, Amsterdam, 1782, gravure van Reinier Vinkeles.) In de gravure in De Hollandsche natie staat de hoed voor de verlichte vrijheidsdrang zoals Helmers die voelde toen hij zijn dichtwerk schreef over vaderlandse helden en de door hem verafschuwde Fransen. Nederland moest weer vrij zijn, vrij van overheersers, vrij zoals de Bataven waren, die niet bang waren een knots te gebruiken om hun rechten te verdedigen.Ga naar eind31 De vrijheidshoed en de Nederlandse vrijheidsmaagd zijn zogezegd de muren en het dak op het fundament van De Hollandsche natie dat het Bataafse ideaal heet. De verdere aankleding van de Vrijheidsmaagd is opmerkelijk. Vanzelfsprekend is ze uitgedost in losse kleding, want als strijdbare dame moet zij makkelijk zittende, niet knellende kleding dragen als ze gedwongen is haar speer te gebruiken.Ga naar eind32 Minder traditioneel is het borstsieraad dat ze draagt, met het embleem van de leeuw met een opgeheven zwaard en pijlen. De leeuw en het schild met de zeven pijlen, dat de Vrouwe Vrijheid in haar linkerhand houdt (symbool van de zeven gewesten verenigd in de Unie van Utrecht) staan traditiegetrouw symbool voor het glorieuze en machtige Nederland. Het borstsieraad plaatst de Maagd echter ook in een bijbelse context en lijkt erop te duiden dat ze de functie van hogepriesteres vervult. In het Oude Testament krijgt de hogepriester van Mozes de ‘borstlap des gerichts’ met daarin de Urim en Thummim opgeborgen, een mysterieus soort orakel.Ga naar eind33 Alleen de hogepriester mocht deze borstlap die met gouden kettingen aan zijn schouders was gehangen dragen.Ga naar eind34 In De Hollandsche natie krijgt ‘de maagd van Nederland’ door de ‘aartspriester’ de lauwerkrans op de ‘elpen schedel’ gedrukt.Ga naar eind35 Is zij nu voor Vinkeles de Bataafse hogepriesteres geworden? Met het licht van de waarheid (Hebr. Urim = licht) en het zegevierende recht (Hebr. Thummim = recht) verborgen in het sieraad op haar buik? De religieuze zinspeling is onmiskenbaar, maar de figuren op de achtergrond zijn ontleend aan de klassieke geschiedenis, niet aan de bijbel. Het moge duidelijk zijn dat Helmers en Vinkeles er niet voor schromen meerdere registers tegelijk te bespelen. In zijn tekst richt Helmers zich niet alleen op de oud-Bataafse tijd om de kracht van Holland te tonen en zijn standpunt over te brengen. Ook de Gouden Eeuw dient voor hem als voorbeeld van hoe Nederland eens was (vóór de Franse overheersing) en weer kan worden. Zeventiende-eeuwse helden worden alom geroemd (de Ruyter, Vondel, Cats, Tasman) en het is in dit verband dat Vinkeles op de achtergrond in de meest rechtse nis de ‘god des handels’Ga naar eind36 Hermes afbeeldt.Ga naar eind37 De handel heeft Nederland immers ‘welvaart, vlijt en kunst’Ga naar eind38 gebracht en heeft van een in het zompig moeras bedolven Holland een welvaartsstaat gemaakt. Die geest, de geest van Hermes, heeft het volk weer opnieuw nodig om weer onafhankelijk en vrij te kunnen zijn. In de nis naast Hermes staat een vrouw met een lauwerkrans in haar rechterhand. Op haar hoofd lijkt ze een kroon te dragen. Dit kan erop kan duiden dat ‘Akademi’ is afgebeeld. Zij staat voor het ‘schrander en geslepen oordeel’, haar gouden kroon voor het zuiveren en polijsten van kennis. Met | |
[pagina 112]
| |
haar lauwerkrans worden grote poëten gekranst en bovenaan de hiërarchie staat de heldendichter (Helmers?).Ga naar eind39 Helemaal links staat een soldaat in Romeinse wapenuitrusting met een knots in de ene hand en iets wat lijkt op een handwerktuig om mee te slaan in de andere hand. Vanwege de knots doet deze krijgsman denken aan Claudius Civilis: het ‘opperhoofd’ van de Bataven, de belichaming en symbolisering voor alles waarvoor dit aloude volk staat. Hij is een burger maar afgebeeld in dit bijzondere rijtje; met andere woorden: hij is onsterfelijk. Een andere interpretatie is dat de krijgsman Hercules is. Onder de Bataven bestond een Hercules (Megasanus) cultus waarbij Hercules werd vereerd als een Romeinse halfgod en gezien werd als de vader van hun vroegste stamvader.Ga naar eind40 Zijn moeder was Bataafs en zo werd Hercules gezien als een mengeling van Romeins (beschaafd) en Bataafs (daadkrachtig). Met Hercules konden de Bataven moeiteloos naar hun dapperheid en tegelijkertijd naar het bondgenootschap met de Romeinen verwijzen. De vrouw op de voorgrond brengt de kijker in eerste instantie waarschijnlijk in verwarring. Want wie wordt hier nu eigenlijk afgebeeld? Zij lijkt een mengeling te zijn van verschillende muzen én eveneens een personificatie van de dichtkunst. De dichtkunst wordt altijd afgebeeld als een vrouw met een kroon van lauwerkransen en een lier. Ze laat haar borsten zien (in dit geval één borst) en draagt een met sterren bezaaid kleed. Dit kleed verwijst naar de goddelijkheid van poëten van wie werd gedacht dat ze hemels geïnspireerd waren. Helmers hoopt met de dichtkunst zijn werk en helden onsterfelijk te maken zoals vrouwe Dichtkunst de mens onsterfelijk maakt en beschermt tegen de ‘rampen des tijts’ (voor Helmers de Franse overheersing).Ga naar eind41 En dus spreekt Helmers over de dichtkunst als zijn geleidegeest die hem de kracht geeft te dichten over alle grootse vaderlandse helden en om als een van de ‘ingewijden’ het ‘Tempelhof’ te betreden; een heilige plek waar de echte dichtkunstenaars proeven van ‘het heilig nat’.Ga naar eind42 Buiten de personificatie van de dichtkunst kunnen ook twee muzen worden gezien in de dame. Enerzijds is dit Klio, de muze van de historiën. Zij is met laurier bekranst en draagt een boek of schrijfrol.Ga naar eind43 En anderzijds is dit Kalliope, onder andere de muze van het heldendicht.Ga naar eind44 Daarmee geeft deze gemengelde muze-dame iets opmerkelijks van De Hollandsche natie weer: dat is de vermenging van de dichtkunst (via Kalliope en vrouwe Dichtkunst) met de geschiedenis (via Klio). | |
ConclusieHoe het ook zij: Reinier Vinkeles' gravure laat in één oogopslag zien waar De Hollandsche natie nog zes zangen over zal ‘zingen’: het Nederlandse volk moet de Bataafse daadkracht hervinden, de welvaart hervatten en samen met de Nederlandse vrijheidsmaagd als een leeuw strijden om de vrijheid terug te krijgen, al dan niet met een vrijheidshoedje op. Hiertoe heeft Helmers zijn heldendicht geschreven over de geschiedenis van de Hollandse natie en hij wacht er alleen nog op de lauwerkrans aangereikt te krijgen van ‘Akademi’. |
|