Wie is deze Amsterdamse, muggenziftende Frans?
Weyerman biedt, zoals vaker, zelf hulp bij de beantwoording van deze vraag. Hij helpt door Frans Waanwys heroptredens te gunnen en wel in Den Vrolyke Tuchtheer, waar op 6 maart 1730 (p. 286) ‘Frans Waanwys van de kaap d'Armenia’ in geen enkel opzicht op ‘een dichter van vinding en oordeel gelykt’. Op 27 februari 1730 (p. 274) heet Frans Waanwys een ‘Armenische vertaaler’.
De Armenische verwijzing bracht de oplossing nabij. In 1696 verscheen een vertaling van Polyeucte. Tragédie Chrétienne van Pierre Corneille onder de titel Polyeukte, Armenische martelaar, ‘uit het fransch van den heer Corneille nagevolgt, door Frans Rijk’. Herdrukken van Polyeukte van Rijk verschenen tenminste in 1707 en 1724. Frans Waanwys was dus Frans Rijk en niet de Rotterdamse dichter Frans Greenwood, zoals Hanou (in Den Vrolyke Tuchtheer, 2, p. 284) suggereerde.
Over Frans Rijk is weinig bekend. Het NNBW (IX, 919) weet te melden dat Rijk in 1680 een kunstgenootschap naast Nil oprichtte: In Magnis voluisse sat est. Volgens de ‘Copye van de Privilegie’, gevoegd bij Rijks Agamemnon (Amsterdamse herdruk van 1727) hadden ‘eenige Liefhebbers van de Duytsche Tael en de Digtkonst [...] tot meerdere voortsettinge van dien, binnen Amsterdam’ het ‘Konstgenootschap’ - ‘waar inne dagelyks door hun wierd gearbeid’ - opgericht. Wie er behalve Rijk in In Magnis voluisse sat est werkte, wordt door de secundaire literatuur niet onthuld.
Rijk vertaalde, imiteerde nogal wat toneel, vooral het werk van de toonaangevende dramaturgen Corneille en Racine. In 1685 publiceerde Rijk het Digtkunstig onderzoek op het vertaald treurspel Pompejus (Amsterdam). Ik heb dat Onderzoek, waar Weyerman mogelijk naar verwijst met zijn Toetsteen in Ontleeder der Gebreeken, niet gezien, maar het gaat vermoedelijk over een ondeugdelijk bevonden Corneille-vertaling. In elk geval blijkt Rijk, door Weyerman een muggenzifter genoemd, enig kritisch werk te hebben geschreven.
Opmerking verdient nog Rijks Kluchtspel De Hedendaagsche Bankroetier achterhaalt, waarvan ik uit 1713 twee drukken ken (één uitgave met fake-adres: ‘Vyanen, Gedrukt by Jan de Ryke, Boekdrukker in de Bankroetsteeg, 1713’ en één uitgave ‘Te Amsterdam, by Hendrik vande Gaete’, waarin de uitgever meldt dat de oorspronkelijke tekst door dieven ontvreemd en op de pers - te Vianen? - gelegd is) en enige latere drukken. Het vermoeden, dat 1713 1731 moest zijn en de tekst wel eens over Weyerman kon gaan, blijkt bij bestudering van de tekst ongegrond.
Als lofdichter treedt Rijk op in 1721, als hij het buiten Westermeer van Jacob Fruyt - nabij Heemstede - bezingt (Vgl. P.A.F. van Veen, De Soeticheydt des Buyten-levens, Den Haag, 1960, pp. 71-72).
Hopelijk wordt er weldra meer over Rijk bekend, want wie zo de ergernis van Weyerman weet te wekken, moet de moeite waard zijn.