| |
| |
| |
Wim Hazeu
Een jaar voorafgaande aan de Lucebertbiografie
Fragmenten uit een dagboek
7 januari 2006
- Vandaag bracht de post het contract van De Bezige Bij voor de Lucebertbiografie. Het is een standaardcontract. Ik houd niet van standaardcontracten. In elk geval zal de deadline (1 januari 2010) veranderd moeten worden in streefdatum. Er kan zoveel misgaan, of meevallen, zoals het ontdekken van nieuwe bronnen op het laatste moment. Wordt de streefdatum niet gehaald, dan treden uitgever en auteur met elkaar in overleg over een nieuwe datum. De uitgever heeft zich op mijn verzoek wel gehouden aan een klein voorschot, omdat ik niet wil meemaken wat met de Vestdijkbiografie gebeurde: ik ontwikkelde veel activiteiten (tientallen lezingen en interviews), verkocht daardoor honderden exemplaren extra, maar het hoge voorschot van jaren geleden werd ondanks de goede verkoop niet ingelopen. De eerste druk (vijfduizend exemplaren) was binnen een maand uitverkocht. Een tweede druk volgt. En toch: een voorschot gaat op aan de aankoop van eerste drukken en brieven en aan reis- en verblijfskosten. Je kunt je beroep biograaf noemen, maar van dat beroep leven is in Nederland niet mogelijk.
Ik heb ook inhoudelijke argumenten die een snelle ondertekening van het contract in de weg staan. Ik hoop, tegen beter weten in, nog steeds dat ik eerst de Nijhoffbiografie kan schrijven. De beoogde biograaf Andreas Oosthoek krijgt na vijftien of twintig jaar zijn boek niet af, maar hij beschikt wel over het auteursrecht van Nijhoff en ongetwijfeld over documenten die hij van Faan, de zoon van Nijhoff, heeft geërfd. Eens kijken of het Letterkundig Museum als intermediair kan optreden. Het tweede argument is dat in 2004 het boek Lichtschikkend en zingend. De jonge Lucebert van Peter Hofman is verschenen. Los van het feit dat het begrip ‘jonge Lucebert’ wel ruim is genomen (1922-1954), is het feitelijk een goed boek, niet te vergelijken met Hans Vissers boek over Vestdijk dat ondanks de voorbeeldige inzet en goede bedoelingen toch een onbetrouwbaar naslagwerk is.
Hofman heeft vele getuigen gehoord die ik opnieuw zou moeten bezoeken. Hoe reageren die getuigen?
Niet dat ik heb stilgezeten. Ondanks het feit dat vrienden en familie mij aanspoorden om na de promotie op en publikatie van de Vestdijkbiografie (10 november 2005) een jaar rust te nemen, ben ik al op stap gegaan. Zoals twee weken vóór de promotie tijdens een door Thera aangeboden reis naar Berlijn. We bezochten
| |
| |
de woning van Bertolt Brecht, die Lucebert daar ontving, maar ook de Berlinische Galerie in de Alte Jakobsstrasze (in een nieuwbouwwijk. Waarom hebben we geen Van Goghmuseum in de Bijlmer gebouwd? Zou de wijk interessanter en leefbaarder hebben gemaakt). We zagen de tentoonstelling ‘Die Geburt des Deutschen Expressionismus’. Van de gelegenheid maakte ik gebruik om de conservatrice van het museum te spreken. Ik kreeg toestemming om boeken en studies over Lucebert te bestuderen en zij was, na enig aandringen, bereid enkele brieven van Lucebert voor mij te kopiëren. In Berlijn natuurlijk ook dat prachtige, indrukwekkende privémuseum van Berggruen bezocht en me vergaapt aan ‘Picasso und seine Zeit’, een grote verzameling uit de collectie van Berggruen, een kunsthandelaar en maecenas, die eerst in Parijs, en nu in Berlijn boven zijn museum woont. De volgende dag in de Neuen National-Galerie de tentoonstelling ‘Pablo. Der private Picasso’ bekeken. Het is de collectie uit het Parijse Musée Picasso dat ter gelegenheid van zijn twintigjarig bestaan een aparte tentoonstelling wilde inrichten en de bestendige voorraad in Berlijn kwijt kon. De nieuwe, zeer ruime opstelling in Berlijn kwam het werk van de door mij zeer bewonderde Picasso - ik noem hem te pas en te onpas de grootste kunstenaar van de twintigste eeuw - ten goede. Picasso en Lucebert, er zullen verbanden gelegd kunnen worden, vermoed ik. Voorlopig vaar ik op mijn intuïtie. In ons Hotel Kronprinz aan de Kronprinzendamm veel aantekeningen aangaande Lucebert gemaakt.
Na de promotie bood ik Thera voor haar altijd aanwezige zorg een reis aan naar Parijs en omgeving, de locaties die in haar komend boek over Hortense de Beauharnais voorkomen. Maar ik liet me de kans niet ontnemen om voor de zoveelste keer het Musée Picasso te bezoeken, nu met de jubileumtentoonstelling ‘Picasso. La Passion du dessin’. Zoiets zie je nooit meer, al die voorstudies van Picasso voor zijn grote werken, maar ook schilderijen uit zijn pubertijd en van vlak daarna. Veel aantekeningen gemaakt in het Hotel des Artistes, om de hoek bij La Rotonde waar we enkele keren aten met vriend en schrijver-cineast Philo Bregstein en zijn vrouw.
Tot de voorbereidingen voor de biografie behoorde ook het bezoek aan de weduwe van de dichter-schilder te Bergen, samen met Suzanne Holtzer van De Bezige Bij, mijn redactrice bij Vestdijk en hopelijk heel lang bij Lucebert. Tony ontving ons op die eerste december hartelijk en opgeruimd, ondanks de naweeën die zij ondervond van een valpartij. We aten veel speculaas. De woning en het atelier zijn indrukwekkend en inspirerend. Tony zegde me alle medewerking toe. Onverwachts kwam, uit Spanje, haar zoon Brecht Ezra Gommert binnenvallen. Hij is graficus. Met hem alleen heb ik geruime tijd doorgebracht in het atelier, waarin weinig veranderd is: de stellages met de schilderijen zijn waarschijnlijk wel nieuw. Op het bureau een asbak met veel pijpen. Ik hoop er één te krijgen als
| |
| |
talisman, zoals ik van Mieke Vestdijk een sigarenschaartje van haar man kreeg. Voorzichtig ontwikkel ik het idee een groot deel van de biografie in dit atelier te schrijven. Een geheel andere ‘aanpak’ dan voor mijn vroegere biografieën. Een biograaf die elke dag het atelier van zijn onderwerp bezoekt en zich daar zetelt, daar schrijft, met de schilderijen en de geluiden van het huis als decor. Maar ik zwijg er vooralsnog over.
| |
8 januari 2006
- Thera attendeert mij op het artikel van Kester Freriks in het Cultureel Supplement van nrc Handelsblad van 6 januari. Het handelt over het werk van Jan Fabre (dat zo vaak op alle mogelijke plaatsen door ons bekeken is), die zich een erfgenaam van Antonin Artaud toont. Zonder dat hij het weet legt Freriks verbanden tussen Fabre, Artaud én Lucebert. Aan Artaud was ik al lang geleden verslaafd (in Franse uitgaven van hem zie ik mijn datering: ‘Delft, februari 1960’, dat moet na een lang bezoek aan Parijs zijn geweest), dus dat komt goed uit. In 1987 werd ik in Centre Pompidou (waar we enkele weken geleden nog een vanuit museumtechnisch oogpunt prachtig opgestelde tentoonstelling over Dada bezochten) meegesleept door een expositie van tekeningen van Artaud. Artaud maakte in 1947 een zelfportret, maar dateerde dat per ongeluk een jaar later. Hij werd op zijn fout gewezen, maar liet de datum staan. Drie maanden later stierf hij. Ik moet zoveel mogelijk over en van hem lezen en zien. Bij het artikel van Freriks is een door Hans van Pinxteren vertaald gedicht geplaatst met de regel: ‘En hier is de watertriangel’. Brecht-Picasso-Dada-Artaud. Ga er maar aanstaan. Maar eerst moet ik het boek met brieven van Slauerhoff aan Heleen Hille Ris Lambers voltooien. Dat wil zeggen: transcripties nazien, annotaties aanbrengen en een pakkende inleiding schrijven. Dit alles voor de serie Achter het Boek van het Letterkundig Museum. Een oude belofte, gedaan na de aankoop van de brieven door het museum. Ik las ze lang geleden, toen zij nog in bezit waren van Heleen. H.C. ten Berge, bevriend met haar, bemiddelde. De essentie van de correspondentie en belangrijke citaten kon ik in de Slauerhoffbiografie opnemen.
Dan hangt er nog een andere belofte als een steen om mijn nek: een necrologie van Peter Berger (overleden 30 augustus 2000) voor het Jaarboek van de Maatschappij der Nederlandse Letterkunde (onbetaald). Men kon blijkbaar niemand anders vinden. Ik was eens een boezemvriend van Peter, maar hij was de laatste jaren van zijn leven een meester in het verwaarlozen of ontkennen van vriendschappen. Harry Bekkering, die blijkbaar bemoeienissen heeft met de Jaarboeken, vroeg ik als Vestdijkdeskundige ‘mee te lezen’ met mijn manuscript, in ruil voor Bergers necrologie. En nu hang ik.
Ik moet oppassen met het opperen van ideeën. Al heel lang loop ik met het idee een tentoonstelling in het Letterkundig Museum in te richten met schrijvers- | |
| |
portretten van Valentijn van Uytvanck. Sjoerd van Faassen zei me spontaan: ‘Die staat al heel lang op mijn lijstje. Kun je er geen essay aan wijden voor het blad zl?’ Heb ik nu ja of voorlopig nee gezegd?
| |
17 januari 2006
- Vanavond op de computer een inventarisatielijst gemaakt van titels van boeken van en over Lucebert die ik in mijn bibliotheek heb, om te voorkomen dat ik, zoals zo vaak is gebeurd, in antiquariaten boeken koop die ik al heb. Ik kom tot een kleine veertig titels. Weet niet of dit veel of weinig is. Wél besef ik dat ik heel stom ben geweest om met name kostbare catalogi (ook bijna obscure) die ik enkele jaren geleden voor veel geld kocht in een groot en prachtig kunstantiquariaat in Keulen - Lucebertcollectie op zolder - voor weinig geld heb verpatst aan het Utrechtse antiquariaat Hinderickx & Winderickx, deels uit sympathie, deels vanuit de gedachte dat ik in de toekomst toch niets met Lucebert zou doen. En nu sta ik voor de beslissing over hem een biografie te schrijven. Ik aarzel en aarzel. Krijg ik voldoende greep op Lucebert? Ben ik wel tot in het bot en de ziel nieuwsgierig naar hem? Heeft Peter Hofman met zijn boek niet te veel ontdekt, te veel vreugde van de ontdekking daardoor voor mij weggekaapt? Moet het geheel komen van de nieuwe vorm die ik heb bedacht: de biografie schrijven in het Bergense en Spaanse atelier van Lucebert, spookachtig en beklemmend soms, Lucebert als het ware als getuige bij het schrijven, kijkend naar mij vanuit zijn schilderijen, ik in voortdurende verleiding om een van zijn vele pijpen te gaan roken?
Ik heb de annotaties en transcriptie van de Slauerhoffbrieven aan zijn geliefde Heleen Hille Ris Lambers ingeleverd bij het Letterkundig Museum. Het beste zou zijn om meteen de lange inleiding - het verhaal van de liefde - te schrijven, maar ik stel het uit, totdat ik de verwerking van mijn werk (en van dat van mijn oude vriend en familielid van Slauerhoff, de Vlielander Ton Pronker) terugkrijg. Ik kan dan in de inleiding verwijzen naar de genummerde brieven. Er zijn nog zoveel zaken die me daarbij in de weg staan: over enkele weken een lezing over Escher in Baarn, over Slauerhoff in Friesland en over Vestdijk in Amsterdam (Vakbonds-museum) en Groningen (Academiegebouw). Die laatste activiteit, op 30 januari, moet ik tijdens een symposium ontplooien. Ik zou zo graag praten over de debilisering van de kritiek, meer ketelmuziek dan inhoudelijke analyse, heb daarover al aantekeningen gemaakt, maar heb ik daar echt zin in? Het stoort mij dat Studium Generale Groningen in het voorstel aan mij expliciet vraagt om op Etty in te gaan, op die valse recensie. Dan júíst niet. Het gaat mij om de structuur van de biografie, om wat ik heb ontdekt (Pyke Koch-El Greco-Het Vijfde Zegel, om maar een voorbeeld te noemen), om de betekenis van Vestdijk als voorbeeldig recensent, musicoloog, psycholoog en schrijver. Ook zijn Thera en ik, samen met Mieke
| |
| |
Vestdijk, bezig met het uitzetten van twee Vestdijktochten in Doorn door het Historisch Toerisme Bureau. Elk jaar organiseren wij wel een literaire dagtocht (Achterberg, Slauerhoff, nu Vestdijk), zeer tijdrovend, met als loon een bevredigend contact met lezers. Vorige nacht een ‘Museum Metamorfose’ ontworpen voor Baarn, inclusief inrichting, doel, tentoonstellingen, personele bezetting, enzovoort. Ga het voorleggen aan de baas van de Escher Foundation. Oppassen dat ik niet meteen vijf jaar conservator ben in plaats van schrijver. Of valt het werk te combineren?
| |
20 januari 2006
- Bij nader inzien had het verpatsen van kostbare Lucebertia een reden. Op 17 september 2001 was er in de Bergensche Boekhandel de presentatie van de door mij (De Prom) uitgegeven dichtbundel Zeestenen van Mischa de Vreede. Daarna hadden we een nadronk bij de dichteres thuis, waar ik de weduwe van Lucebert ontmoette en sprak. Het onderwerp werd al snel een Lucebert-biografie. Tony wilde dat ik deze schreef, maar, voegde zij eraan toe, ‘ik heb de leraar Hofman al toestemming gegeven om een boek over Lucebert te schrijven en die kan ik niet meer terugdraaien.’ Daarmee verdween mijn belangstelling.
Uit mijn eigen archief vierentwintig interviews met Lucebert opgediept uit de periode van 1959 tot aan zijn dood. Heb er gisteren en vandaag in gelezen, om een beetje op stoom te geraken. Al lezend maakte ik aantekeningen en kwam ik (voor hoe lang?) dichter bij Lucebert. (Interviews van onder anderen W. Boswinkel, Bibeb - drie maal in deze periode! - Jaap Harten, Ben Bos, H.J. Oolbekkink, Ben Dull, Jan Brokken - eveneens drie maal - Max Pam, Peter Nijmeijer, Jan Goossensen en Lien Heyting.) Gemakkelijk, zo'n omvangrijk eigen archief waar heel wat biografische schetsen en biografieën zijn begonnen.
Van mijn sleutelbos de helft - zes sleutels - verwijderd. Ik droeg ze jaar in, jaar uit, als ballast mee, niet meer wetend op welke sloten zij pasten. Aan het eind van de middag belde Suzanne Holtzer op, dat de Vestdijkbiografie op de longlist van De Gouden Uil staat. Extra publiciteit en steun voor de positieve recensenten Thomas van den Bergh, Guus Luijters, Jaap Goedegebuure, Kees 't Hart, Joep van Ruiten, Paul Kersten, Hans Renders en Hugo Brandt Corstius, en dan vergeet ik er nog wel een paar. Bij de longlist mag/zal het blijven, voor mij werkt de uitverkiezing als een duw in de richting van toch nog maar een biografie schrijven.
| |
22 januari 2006
- Afgelopen nacht de herinneringen van Mischa de Vreede, Persoonlijk (1986), herlezen. Daarin bijna in extenso de brieven die zij van Lucebert ontving. Die hadden voor de biograaf dus niet onlangs hoeven te worden aangekocht voor vele duizenden euro's door het Letterkundig Museum.
Ik heb na publicatie van mijn Vestdijkbiografie dezelfde kater als enkele jaren
| |
| |
geleden, toen ik ontslag nam bij de uitgeverij. Een zee van tijd wordt een beklemmende druk: wat moet ik gaan doen? Hoe lang nog te leven? Net als Hans Werkman besluiten geen grote biografie meer te schrijven en je beperken, zoals hij mij schreef, tot de biografie van je woning.
| |
28 januari 2006
- Met mijn Braziliaanse kleindochter Maïra (8 jaar) door een koud Amsterdam gezworven. Het aangekondigde Chinese Nieuwjaarsfeest stelde weinig voor, in elk geval waren er geen draken op de Nieuwmarkt. In de Oude Hoogstraat duiken we het verwarmde antiquariaat A. Kok & Zn. in. Ik vraag en krijg een uitdraai met Luceberttitels: achtentwintig titels, vooral catalogi. Valt een beetje tegen, maar ik heb begrepen dat er veel Lucebertverzamelaars zijn. Ik ga de lijst thuis met de mijne vergelijken, maar koop alvast Simon Vinkenoog over Karel Appel (1963), een boek dat door Lucebert is geprezen. Van de Baarnse antiquaar Paul kreeg ik een gehavend nummer van het tijdschrift Braak (nr. 3) in handen, het eerste offset gedrukte nummer waaraan voor de eerste keer Bert Schierbeek en Lucebert als redacteur deelnamen. Prachtige, geïllustreerde bijdragen van Lucebert, hoe onbeholpen ook afgedrukt. Je kunt je niet voorstellen dat zo'n onooglijk blaadje zoveel invloed heeft gekregen op de literatuurgeschiedenis.
| |
30 januari 2006
- Ik wist niet wat me overkwam; in de aula van het Groningse Academiegebouw zaten tweehonderdvijftig mensen op ons te wachten voor de Vestdijkavond. Tweeëneenhalve maand geleden promoveerde ik in dezelfde propvolle zaal. Een aangenaam déjà vu, nu met minder zenuwen in mijn lijf. Voorzichtig bracht ik eenmaal Lucebert ter sprake, door Vestdijk geprezen, door W.F. Hermans verfoeid. Zo liggen de verhoudingen in literair Nederland, voor wie de geschiedenis kent.
| |
3 februari 2006
- Ik heb de afgelopen dagen, op grond van mijn archief, de levens en werken van Elburg en Schierbeek bestudeerd, met name hun uitspraken. Zij waren per slot van rekening nauw bij het leven van Lucebert betrokken. Zo vul ik de tweede cirkel om Lucebert heen in (de eerste wordt gevormd door zijn familie, onderwijzers, leraren en jeugdvriendjes). Aan de biografie van Elburg werkt Jan van der Vegt, aan die van Schierbeek Ernst Bruinsma. Je zou je kunnen voorstellen dat de drie biografen met elkaar in een schoolgebouw zitten, elk in een lokaal, met een centrale archiefruimte waarin alle materiaal betreffende de Vijftigers is samengebracht. Je kan elkaar dan van informatie voorzien. Maar zo werkt het niet; als het erop aankomt zijn biografen even individualistisch als romanschrijvers.
| |
| |
Morgenavond receptie van De Bezige Bij in De Rode Hoed aan de Keizersgracht te Amsterdam. Ik zal erheen gaan. Misschien kan ik Remco Campert of Rudy Kousbroek inlichten dat ik hen eventueel zal bellen voor een afspraak over Lucebert. Het contract heb ik nog niet getekend. De uitgever vraagt er ook niet naar.
| |
20 februari 2006
- In Alkmaar komt waarschijnlijk in 2007 een Lucebert Museum. Dat kan een stimulans zijn voor de biograaf. Ik heb bij antiquariaat A. Kok te Amsterdam een nieuwe Lucebertuitdraai gehaald, bij elkaar nog geen dertig titels, beeldende kunst en literatuur samen en sommige titels dubbel. Ook bij andere antiquariaten is de oogst mager, hetgeen duidt op veel verzamelaars van Luceberts werk. Met respect en plezier Simon Vinkenoogs Het verhaal van Karel Appel. Een proeve van waarneming (1963) gelezen, een proeve van inventarisatie die voor het begrijpen van Luceberts omgeving van belang is. De Openbare Bibliotheek te Baarn hield opruiming. Lucebert in het Stedelijk, de belangrijke catalogus uit 1987, kostte één euro. Het is een voorbeeld van de kaalslag in sommige bibliotheken, maar ik heb er voor één keer voordeel van.
| |
26 februari 2006
- In het Antwerps Museum voor Schone Kunsten de tentoonstelling ‘Ensor en de modernen’ bezocht. Dit museum blinkt al jaren uit door saaie, weinigzeggende, inspiratieloze tentoonstellingen. Deze is er ook een voorbeeld van: van alles uit het magazijn bij elkaar gehutseld. Het enige lichtpuntje was voor mij het schilderij Kluizenaar van Lucebert, uit 1962. Had ik nog niet eerder gezien. Het kon zich makkelijk meten met werk van Alechinski, Roger Raveel en Jan Cox. De verbinding tussen dit kwartet en Ensor is me ontgaan.
| |
14 maart 2006
- In de theaterboekwinkel aan de Amsterdamse schouwburg vraag ik naar uitgaven van dramatische teksten van Lucebert. De jongeman bij de kassa somt meteen alle dramatische teksten op. Nee, geen aparte uitgave, maar wel opgenomen in verschillende bundels. Hij straalt dat hij zijn kennis kan uitdragen, niet wetend dat hij mij stimuleert. Als je bij een jongeman zo'n respons krijgt op Lucebert, moet een biografie wel onder een gunstig gesternte kunnen starten.
's Avonds ga ik met Thera naar het Boekenbal. Al decennia lang hebben we de traditie te beginnen met het begroeten van Simon Vinkenoog, die bijna altijd als eerste aanwezig is. Ik kan zeker bij hem langskomen om bij te praten over Lucebert. Daarna de omhelzing met vriend-vanaf-zijn-debuut Jan Siebelink en zijn vrouw. Hij heeft nu eindelijk loon naar talent en inzet en werken. Hij was één van de eerste lezers van de Vestdijkbiografie. ‘Wij blijven doorgaan met schrijven, tot de dood erop volgt...’ beloven wij aan elkaar. Aan Hugo Brandt Corstius vraag
| |
| |
ik wat hij van mijn plan vindt om een Lucebertbiografie te schrijven. Zijn ogen gaan twinkelen. ‘Natuurlijk! Natuurlijk! Ik heb hem wel gekend.’ Door de herrie om ons heen komen we niet verder. Al deze en andere ontmoetingen met bijvoorbeeld biograaf Hans Renders en Suzanne en Saartje van De Bezige Bij brengen me in the winning mood.
| |
15 maart 2006
- Het nieuwe Biografie Bulletin (voorjaar 2006) gelezen. De twee stukken gewijd aan de Vestdijkbiografie diagonaal gelezen. Dat van Emanuel Overbeeke lijkt me doorwrocht, dat van Dirk van der Meulen pedant en zeker niet gebaseerd op secure lezing. Hij citeert uit badinerende uitspraken die ik deed tijdens mijn optreden in de Kennemer Boekhandel te Haarlem. Niet zo kies. Belangrijker vind ik het artikel van Peter Hofman over Lucebert in Berlijn. Bijna alles wat ik tot nu toe tijdens en na mijn bezoek aan Berlijn heb verzameld, wordt in het artikel ‘Wat doen we hier eigenlijk?’ openbaar gemaakt, met toestemming van de weduwe van Lucebert. Wat is er dan waar van de afspraak, zoals zij mij eerder vertelde, dat Hofman slechts toestemming had voor het beschrijven van Luceberts jeugd, een periode die hij tot 1954 in zijn boek had verlengd? Mijn spirit en optimisme zijn helemaal verdwenen, binnen één etmaal.
| |
21 maart 2006
- Met Thera en Marijke van der Dorst en Niels Bockhove gegeten bij Luden in Utrecht. Bijna de hele avond was het egoïstische thema: wat ga ik ná Vestdijk doen? Conclusie: ga toch Jan de Hartog ‘doen’. Je hebt zijn vertrouwen de laatste twintig jaar van zijn leven gehad, je hebt unieke documenten, liefdesbrieven, de staalkaart van zijn vriendinnen. Je hebt hem tot het schrijven van zijn laatste vier opmerkelijke romans gebracht, je hebt hem voor jezelf zeker tien keer geïnterviewd, je bent naar zijn voorouderlijke en ouderlijke locaties gegaan, je hebt hem aan Ischa Meijer gekoppeld voor een nieuwe opvoering van Het hemelbed enzovoort, enzovoort en je hebt het hem beloofd. Ik heb aarzelingen: zijn weduwe Marjorie zal niet blij zijn met de onthullingen (voor haar niets nieuws, maar nu zal de ‘buitenwereld’ het weten) en er is een in Frankrijk levende vrouw met een biografie bezig, niet zo veelomvattend en intens als mijn biografie zal kunnen zijn. Ik heb haar mijn uitgeversherinneringen aan Jan de Hartog verteld. Zijzelf zegt dat haar werk slechts een voorbereiding, een voorstudie is op de uiteindelijke biografie van mij. Maar voordat ik het weet verzeil ik in een Lucebert-Hofman-situatie. (Op het Boekenbal sprak ik nog uitgebreid met Arnold, Jan de Hartogs oudste zoon, die hoopt dat ik de biografie schrijf.) Ik vertelde de gasten aan tafel een aantal verhalen over Jan de Hartog. Als ik zou zeggen dat zij niet aan mijn lippen hingen van belangstelling, zou ik liegen. Is het pleit beslecht? Mijn gasten denken van wel.
| |
| |
| |
23 maart 2006
- Ben weer bezig met mijn eigen zeer omvangrijke Vinkenoog-archief, waarin naast knipsels ook brieven, handschriften, ongepubliceerde documenten en uitgetikte gesprekken die ik met Vinkenoog hield ter voorbereiding van een televisiefilm die ik over hem maakte (uitgezonden door de ncrv eind juli 1975). Tijdens mijn regieopleiding (1971/1972) maakte ik al een eindexamenfilm met Vinkenoog en de prachtige, lieve Loesje Hamel. Tot Simons en mijn verdriet is die televisieproductie gewist, uit zuinigheidsoverwegingen. We hadden bij de ncrv een centrale boekhouder die altijd maar riep: ‘Kunnen we niet nog wat banden wissen...’ Kortzichtigheid, gereformeerde zuinigheid, want zo is er heel veel gewist. Goed, ik ben dus nog doende met Lucebert, via Vinkenoog.
| |
25 maart 2006
- Met tachtig mensen van de Vestdijkkring varen we met een gehuurde rondvaartboot langs lokaties waar Vestdijk heeft gewoond en is geweest. Als we door de Lauriersgracht langs een woning van Lucebert varen, vraagt iemand geïnteresseerd: ‘Wanneer is de Lucebertbiografie klaar?’ Ik schrik van de vraag, zeg iets van ‘...over vier jaar, op z'n vroegst’ en zie dat de vragenstelster dat wel érg lang vindt duren. En zij weet nog niet eens dat ik aarzel, al heb ik de afgelopen dagen gestudeerd op de relatie Rudy Kousbroek en Lucebert. Het contract met De Bezige Bij heb ik nog niet getekend, maar de uitgever laat hieromtrent al maanden niets van zich horen.
| |
11 april 2006
- In de trein op weg naar het atelier van Lucebert vertel ik uitgeefster Suzanne Holtzer over mijn twijfels. Er is al zoveel bekend... Zij raadt mij aan een biografie van Marten Toonder te overwegen. In het atelier tref ik een aardig gezelschap aan, in verband met de overdracht van tweehonderd werken van Lucebert aan de Nederlandse Staat. Staatssecretaris Medy van der Laan neemt het geschenk symbolisch (één schilderij) in ontvangst van weduwe Tony. Ik spreek met Tony, met haar zoon Brecht, twee dochters en een schoonzoon van Lucebert en met de zoon van de overleden verzamelaar Groenendijk (die zijn collectie aan het Stedelijk Museum schonk. Degene die voor mij deze collectie in het Museum toegankelijk zal maken, Suzanna Héman, spreek ik ook). De middag wordt almaar geanimeerder. Anja de Feijter, die op Lucebert promoveerde, stelt zich voor en geeft aan dat er zeker nog ruimte is voor een echte biografie. Een mening die de kinderen en Tony delen. Ik blijf voorzichtig, houd afstand, maar toon mij nieuwsgierig. In de boekenkast snuffel ik in de boeken van Bert Schierbeek, allemaal voorzien van een mooie, uitgebreide opdracht. Ik mag met alle genoemden komen praten, ook met schilder-collega David Kouwenaar. Op de terugweg vertel
| |
| |
Lucebert. Foto: Chris van Houts.
| |
| |
ik Suzanne dat ik nu vier mogelijkheden zie: Lucebert, Jan de Hartog, Marten Toonder en Co Westerik en een onmogelijkheid: Nijhoff. In elk geval zal ik een afspraak maken met David Kouwenaar, omdat ik nu eenmaal graag met schilders praat.
| |
6 mei 2006
- Lang gesprek met Seth Gaaikema gehad, in verband met de vacature van Marten Toonderbiograaf. Boeiend, analytisch, vanuit zijn serieuze relatie met Toonder, wordt door hem een beeld en een mogelijkheid geschapen om de vacature te vervullen.
| |
7 mei 2006
- Na ‘De Nacht van Reve’ in De Rode Hoed, waar ik Reve aan het woord liet middels citaten uit zijn brieven aan mij, gepraat met Myrle Tjoeng, die indertijd in Ierland radiogesprekken met Toonder opnam. Zij wil me alles vertellen, zou eerder de Toonderbiografie dan die van Lucebert lezen.
| |
8 mei 2006
- Alles komt in een stroomversnelling. Na een voorbespreking met redacteur Suzanne Holtzer deel ik Bezige Bij-uitgever mee dat ik zowel de biografie van Lucebert als die van Toonder wil schrijven. Ik maak voor beiden een kantoorladenkast leeg, voor beiden reserveer ik een grote tafel en voor beiden maak ik ruimte in mijn boekenkastgalerij. Ik gun me nog het uitstel tot de ontvangst van het Toondercontract.
| |
24 juni 2006
- Bij antiquariaat Hinderickx & Winderickx voor 85 euro een eerste druk, met omslag en (Bulgaarse foto's), van Amulet van Lucebert gekocht. Dat doet me wel wat; eindelijk weer een eerste druk toegevoegd aan de eerste drukken van andere bundels. Maar ook gekocht, voor 60 euro, een serie van zes prentbriefkaarten uit het zevende avontuur van Tom Poes door Marten Toonder, in het oorspronkelijke omslagje. Als ik zo doorga zijn de voorschotten al op nog voordat de overeenkomsten zijn getekend.
Afgelopen week weer wat dossiers naar het Letterkundig Museum gebracht, waaronder zeer uitgebreide dossiers van Jozef Eijckmans (honderden brieven), de dichter die ééns zal worden ontdekt. Met Anton Korteweg een eenvoudige lunch gebruikt in de meest ongezellige kantine die ik ken (van de Koninklijke Bibliotheek). Hij vindt Lucebert beter in mijn rij biografieën passen, en wijst me op mogelijke veto's van kind en kleinkinderen van Toonder. ‘Waarom doe je niet Jan Emmens?’, vroeg hij. Interessante dichter, zelfmoord, boeiende vrienden (Chris van Geel bijvoorbeeld). Als ik tijd van leven had zou ik er nog over gedacht hebben. Maar in het verschiet ligt ook nog de Boudewijn Büchbiografie, ooit gevraagd door de uitgever van De Arbeiderspers. Op de Büchtentoonstelling in het
| |
| |
Letterkundig Museum die mij ontroerde, een bladzijde met een tekst van Büch. Hij bekende zelden of nooit een vierde druk van een boek te hebben gekocht, maar voor die van mijn Achterbergbiografie maakte hij een uitzondering. De eerste druk, zo schreef hij, was al voortreffelijk, maar de vierde was nog beter, vanwege de appendix. Kijk, dat wil een biograaf graag lezen.
| |
10 oktober 2006
- Vanmorgen (pas) kwam de definitieve brief van de Stichting Marten Toonder binnen met de bevestiging dat ik nu van start kan gaan met de Toonderbiografie. Ik weet dat er nog veel problemen zullen komen - zo is de nalatenschap nog niet verdeeld en moet met behulp van een notaris een gebruiksovereenkomst gemaakt worden die mij zonder voorwaarden toegang verschaft tot de documenten die in het Letterkundig Museum gestald zijn. Maar vanaf nu kan ik zonder échte onzekerheden te werk gaan. Zetten we op een rij: de pro-testamentaire opdracht van Jan de Hartog voor zijn biografie; het verzoek van Fenna de Vries en Co Westerik voor de biografie van Westerik; de Büchafspraak met de Arbeiderspers; de nog niet door mij getekende overeenkomst met De Bezige Bij voor de Lucebertbiografie en de Marten Toonderbiografie. Als ik om mij heen vraag: welke biografie eerst, Toonder of Lucebert, dan is het antwoord niet eensluidend. Toonder en Lucebert hebben beiden een hoge houdbaarheidsfactor, zoals dat onbeleefd wordt genoemd, in tegenstelling met bijvoorbeeld Reve en Claus, zo wordt hier en daar geschreven (wat ik zelf onrechtvaardig en onbegrijpelijk vind).
| |
22 oktober 2006
- De afgelopen weken tevergeefs getracht Luceberts vrouw Tony te spreken. Waarschijnlijk is zij in Spanje. Ik móét haar spreken, voordat in de pers komt dat ik óók de Toonderbiografie zal schrijven.
Vanmiddag bij de slau (Stichting Literaire Activiteiten Utrecht) voor een, dat mag ik wel zeggen, zeer aandachtig gehoor (vijftig jonge en oudere mensen) een pleidooi gehouden voor onze oudste dichteres Sonja Prins (1912, hetzelfde geboortejaar als Toonder). Ik heb me de afgelopen drie weken met haar biografie en teksten beziggehouden en ben door haar gefascineerd geraakt. Op het laatste moment vernam ik dat zij doof is en zeer slechtziend. De oplossing was het kalligraferen in grote letters van een aantal vragen. Anderhalve dag voor het ‘interview’ kreeg ik de boodschap dat zij op doktersadvies verstek moest laten gaan, wat voor een vierennegentigjarige niet onbegrijpelijk is. Ondanks haar afwezigheid werd het een spannende, ontroerende middag, waartoe de jonge dichters Ingmar Heytze en Vrouwkje Tuinman het hunne bijdroegen met het voorlezen van elk vier gedichten van Sonja. Dichterlijke solidariteit. Ik vertelde hoe Sonja als secretaresse van De nieuwe stem tevergeefs had gepleit voor het opnemen van gedichten
| |
| |
van Lucebert. Veel later heeft zij met Lucebert een reis door Bulgarije gemaakt. Haar uitgever, Paul de Ridder van De Papieren Tijger, die met een legaat van de dichteres het verzameld werk van Prins zal uitgeven, heb ik gevraagd naar documenten te zoeken over de contacten Lucebert-Sonja Prins.
Aanwezig was ook Dirkje Kuik, die ik na afloop tijdens een lang gesprek kon overtuigen dat ik geen tijd heb voor haar biografie, hoe boeiend de Utrechste groep met Emmens, Teister, Sontrop, Moesman en Koch ook is en hoe verrassend origineel het werk van Kuik, zowel grafisch als literair, blijft. Ik kon haar deze boodschap ook overbrengen, omdat ik intussen gewerkt heb aan een oplossing. Niels Bockhove (Kafka-kenner maar ook goed ingevoerd in de literaire historie) wil de taak overnemen, niet als biograaf, maar als vastlegger en bewerker van interviews met Dirkje. Wel moest ik beloven dat ik haar nieuwe verhalen als eerste zou lezen, ‘omdat ik niemand meer ken die ik dat kan toevertrouwen.’ Een andere toezegging die ik afgelopen week heb gedaan is een bezoek aan Co Westerik en zijn vrouw, mijn oude kennis uit Delft, Fenna de Vries. Ik wil in elk geval zijn dagboeken inzien.
Van Jan de Hartog zie ik (voorlopig en lang) af. Zijn weduwe sprak tijdens een bezoek aan Nederland met Thera. Haar wantrouwen jegens mij is zo groot, dat ik maar zal wachten tot zij is overleden. Ik begrijp best dat het haar hoog en dwars zit dat Jan in de twintig jaar dat ik hem heb gekend, mij meer in vertrouwen heeft genomen dan haar. En dan is er nog de kist met honderden brieven van Jan en zijn laatste, Engelse geliefde, die ik per schrijven van Jan als enige mag lezen voor de biografie. Daarna moet de kist verzegeld opgeslagen worden in het archief van een Amerikaanse universiteit.
| |
7 november 2006
- Vanmiddag Tony gebeld. Zij is weer in Bergen na een lang verblijf in Spanje. Er moet weer van alles geregeld en beantwoord worden in Nederland. We spreken daarom wat later in de maand af, woensdagmiddag 29 november 2006. Ik ga haar mijn ideeën voor de Lucebertbiografie voorleggen en haar vertellen over de Marten Toonderbiografie.
| |
11 november 2006
- Antiquarisch gekocht de gelegenheidsuitgave Carillon naar aanleiding van de plaatsing van tien nieuwe klokken in het Rijksmuseum te Amsterdam (december 1962). Daarin onder andere het gedicht ‘Het einde’ van Lucebert. En de Nieuwjaarsuitgave 1992-1993 van De Bezige Bij, Luceberts Na de helft van het leven.
| |
16 november 2006
- Aan de vooravond van de halfjaarlijkse reis naar Parijs heb ik de contracten voor de biografieën van én Marten Toonder én Lucebert aan De Bezige
| |
| |
Bij gestuurd. Nu is er geen weg terug meer. Dat ontneemt aan het aanstaande gesprek met Tony in elk geval een aarzelende opstelling.
| |
27 november 2006
- In het jongste nummer van De Parelduiker opnieuw een aardig artikel van Peter Hofman over een verloren gewaande lezing van Lucebert.
| |
29 november 2006
- De reis naar Luceberts woning en atelier duurt van huis tot huis twee uur. Dat is dus vier uur op een werkdag. In de trein kun je nauwelijks meer lezen vanwege het gejengel van en geroep door mobiele telefoons. Of door spontane bijeenkomsten van conducteurs, die luid over hun vakantieplannen praten. Tony is aardig en haar negenenzeventig jaar is haar niet aan te zien. Dat ik ook ga werken aan de Marten Toonderbiografie vindt zij geen probleem. ‘En’, vertrouwde zij mij toe, ‘Peter Hofman wil je graag helpen.’ Ik laat haar de recente catalogus zien van kunsthandel Simonis & Buunk, met daarin drie schilderijen van Lucebert. Zij reageert spontaan: dat ene schilderij is meer dan twintig jaar geleden gestolen, dat andere is naar alle waarschijnlijk een vervalsing, en dat derde (Drama thuis (Krach zu Hause)) komt uit een Londense collectie. Met haar reactie ben ik blij, ik word ermee op een nieuw en nog niet bewandeld spoor gezet. Terwijl Tony thee zet, ga ik een poosje alleen in Luceberts grote atelier zitten. Het geeft me rust en vastberadenheid, maar ook verdriet: hij is te jong gestorven.
| |
1 november 2006
- Gisteren de biografie van Karel Appel gelezen, geschreven door Cathérine van Houts. Het is een optelsom van een autobiografie, door de serieuze medewerking van Appel, en een biografie. Ik lees het boek met interesse en bewondering. De biografie is belangrijk voor mij omdat, vanuit het leven en de visie van Karel Appel, het oorlogse en na-oorlogse kunstklimaat zo goed zijn getekend. In dat klimaat speelt Lucebert een rol. Om 03.00 uur naar bed. Doodmoe, maar voldaan.
| |
2 december 2006
- De Maatschappij voor Letterkunde vraagt mij een necrologie te schrijven van Kees Lekkerkerker, ‘omdat u veel met hem te maken heeft gehad.’ Ik heb de oude Kees meermalen, wekelijks op maandag, bezocht om zijn Slauerhoff-collectie door te nemen (tegen betaling van honderd gulden per dag), maar dat was dan ook alles. Ik heb er ook geen zin in. De uitvoering van zo'n opdracht kost weken, nog los van het feit dat de nalatenschap ongecatalogiseerd bij een antiquaar ligt. De opdracht voor de necrologie van Peter Berger heb ik, na weken van onderzoek, interviews en studie, naast mij neergelegd. Ik ben er beroerd van geworden, oude vriend Peter blijkt psychopathische trekken te hebben gehad, en ik kan daar niet omheen, maar wil ze niet publiceren. Laat deze drinkbeker maar voorgoed aan mij voorbijgaan. Ik moet nu kiezen voor Lucebert en Toonder.
| |
| |
| |
8 december 2006
- Hans Olink interviewt mij voor het radioprogramma ovt van de vpro over Darja Collin, de echtgenote van Slauerhoff. Na afloop praten we over zijn plan voor een biografie van A. den Doolaard (ik heb van hem een groot archief, met brieven en documenten) en mijn idee voor een Lucebertbiografie. Hans is nogal boos op Peter Hofman, omdat deze zonder bronvermelding gebruik zou hebben gemaakt van Olinks artikel over Lucebert in Berlijn, ooit gepubliceerd in De Parelduiker.
| |
9 december 2006
- Van antiquariaat Hinderickx & Winderickx koop ik de belangrijke Lucebertbrochure van de Städtische Kunstgalerie Bochum (1963) terug, belangrijk vanwege de lange in facsimile afgedrukte brief van Lucebert. De brochure kocht ik jaren geleden in Keulen. Aan Tony stuur ik mijn lijst van boeken en andere publicaties van Lucebert. Zij bood aan deze met haar ‘dubbele’ exemplaren aan te vullen.
| |
10 december 2006
- Vanmiddag en vanavond de aantekeningen van het gesprek met Tony uitgewerkt. Jetzt geht's los...
|
|