Op de bres voor smartlap en kinderlied
Een interview met Louis Grijp
Bea Ros
Op het Meertens Instituut is Louis Grijp de liedjesexpert. In zijn oratie als bijzonder hoogleraar Nederlandse liedcultuur in heden en verleden trok hij lijnen van Hadewijch tot Hazes. Hij zal nooit zijn neus ophalen voor smartlap, straatlied of kinderzang. Deze bieden integendeel juist prachtige stof voor cultuursociologisch onderzoek.
Hadewijch en André Hazes zingen allebei over hun problemen in de liefde. Hun emoties drukken ze uit in de taal van het lied. Daarbij kiezen beiden een strofische vorm, zodat er een telkens herhalende melodie is. Dat ligt makkelijk in het gehoor en kan - na een paar keer luisteren - zo meegezongen worden. Daarbij koos Hadewijch melodieën die onder meer afkomstig waren van de Franse trouvères uit Arras, terwijl Hazes op zijn beurt aanleunt tegen onder meer Amerikaanse voorbeelden. ‘Bij alle evidente verschillen blijken enkele basiseigenschappen van het lied in essentie onveranderd’, zei Louis Grijp in zijn vorig jaar gehouden oratie. ‘Het lied is al die eeuwen gewoon lied gebleven.’
Met deze oratie maakte Grijp nog meer duidelijk: Hazes is, in elk geval voor de onderzoeker, niet minder dan Hadewijch. Beiden zijn op hun manier het onderzoeken waard. Ook met het handboek Muziekgeschiedenis der Nederlanden (2001), waarvan hij hoofdredacteur was, heeft Grijp een niet mis te verstaan visitekaartje afgegeven. Het boek viel op, omdat het ruim aandacht besteedt aan non-elitaire - lees: niet-klassieke - muziek. ‘Fifty fifty is niet helemaal gelukt, maar vergeleken bij vakgenoten is er veel ruimte voor populaire muziek. Klassiek is nu eenmaal dominant in de muziekwetenschap. Maar ik breek juist een lans voor al die andere muziek.’
Daarbij gaat het niet om mooi of lelijk of beter en slechter, maar om een streven het hele scala aan muziekgenres recht te doen. Vooral het lied speelt in Grijps onderzoek een centrale rol: ‘Een lied kan iedereen meezingen. Die dimensie ontbreekt vaak bij klassieke muziek. Muzikaal valt er aan het lied weinig eer aan te behalen, na een of twee keer luisteren zing je het zo mee. Maar cultuursociologisch biedt het voldoende stof voor onderzoek.’
Zijn Utrechtse colleges leiden tot boeiende werkstukken van studenten, bijvoorbeeld naar het hedendaagse Jordaanse lied, naar de Nederlandse musical,