Literatuur Zonder Leeftijd. Jaargang 15
(2001)– [tijdschrift] Literatuur zonder leeftijd– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 94]
| |
Zo Amerikaans als Kansas
| |
Moderne opvoederWat is er nu zo boeiend aan de overkant van de regenboog dat in 2000 niet alleen bij uitgeverij Norton een dure geannoteerde editie van The Wizard verscheen, maar ook de concurrenten uitpakten, HarperCollins met een ‘Kansas’-editie en een rijk geïllustreerd boek met bijdragen van grootheden als Maurice Sendak en Jules Feiffer en een ‘Centennial edition’ van Simon & Schuster met essays van onder anderen John Updike, Ray Bradbury en Gore Vidal? Baum had een opmerkelijk leven. Hij is nooit naar school geweest: als rijkeluiszoontje kreeg hij leraren aan huis. Toen hij 12 jaar was, stuurde zijn vader | |
[pagina 95]
| |
hem naar een militaire academie, waar hij het nog geen jaar uithield: de kleine Frank wilde acteur worden. In 1878, hij was toen 22, werd hij dat ook daadwerkelijk en vier jaar later kocht zijn vader een klein toneelgezelschap voor hem. Dit was het begin van twaalf ambachten en dertien ongelukken, verhalen waar Amerikanen zo dol op zijn als ze goed aflopen. Een miljonairszoon die krantenjongen werd en weer miljonair. Want Baum redigeerde een krant, handelde in gedroogd voedsel, werkte als vertegenwoordiger en fokte kippen voor hij ging schrijven. Zijn eerste boek, Mother Goose in Prose (1897), liep aardig, zijn tweede, een bundel light verse uit 1899 getiteld Father Goose: His Book werd een daverend succes. Zijn uitgever wilde onmiddellijk een nieuw boek en Baum gaf hem een vier jaar oud prozamanuscript: A New Wonderland. Om allerlei redenen verscheen dit iets later dan Baums nieuwe boek: The Wonderful Wizard of Oz. Net als A New Wonderland ontstaanuit verhalen die hij aan zijn zoons en hun vriendjes placht te vertellen. Maar The Wizard werd een kolossale bestseller en het oudste boek flopte, ook toen Baum het drie jaar later bewerkte en van een nieuwe titel voorzag: The Magical Monarch of Mo. Een fraai staaltje marketing: die W's van Oz omgekeerd tot M's. Maar het mocht niet baten en ook alle andere niet-Oz-boeken die Baum later zou publiceren, deden het slecht. Dat patroon werd typerend voor zijn carrière. Al in 1901 had hij een musical spectacle van The Wizard gemaakt waarmee hij volle zalen oogstte. Bewerkingen van de volgende Oz-boeken flopten. Baum is zelfs een paar keer in zijn leven failliet gegaan, juist omdat hij Oz wilde exploiteren via nieuwe media als film en musical. Baum beschouwde zichzelf als een moderne opvoeder. In zijn voorwoord bij The Wonderful Wizard of Oz stelt hij dat de sprookjes van Grimm en Andersen historie zijn geworden vanwege hun vreesaanjagende moraal. Het moderne kind wil slechts entertainment, denkt hij, en is maar wat blij als die onaangename incidenten achterwege blijven. In feite had hij een verborgen agenda die nog | |
[pagina 96]
| |
verder ging. Zijn Oz-boeken maken systematisch het schoolse onderwijs en het militaire bedrijf belachelijk. Ze zitten vol exuberante figuren in buitenissige uitdossingen en voor zijn locaties besteedt hij bijzonder veel aandacht aan decors. Een en ander heeft uiteraard te maken met zijn jeugd en zijn theatrale ambities. Het kippenfokken liet overigens ook zijn sporen na in het oeuvre.Ga naar voetnoot1. | |
Meer DorothyHet verhaal van The Wizard is bekend. Nadat Dorothy letterlijk in Oz is gevallen en daarbij de plaatselijke bevolking heeft verlost van de Wicked Witch of the East, wil ze als braaf meisje direct terug naar haar bezorgde oom en tante in Kansas. Daartoe onderneemt ze een tocht naar de hoofdstad - the Emerald City - via een weg die geplaveid is met gele keisteentjes. De knappe tovenaar die daar de baas is, kan haar wel helpen, volgens de Munchkins, de inwoners van Oz. Onderweg komt ze drie figuren tegen die haar verder zullen vergezellen in een hele serie avonturen. Deze Cowardly Lion, Tin Woodman zonder hart en vooral Scarecrow zonder hersenen willen alle drie door de tovenaar van hun gebrek worden verlost. Die tovenaar blijkt geen tovenaar, maar gewoon een Amerikaanse goochelaar die met zijn ballon nogal flink uit de koers is geraakt. Toch weet hij Scarecrow hersenen te bezorgen, de Woodman een hart en Lion moed, want de ideologie van het boek is duidelijk: deze positieve eigenschappen ontwikkel je door levenservaring en die heeft het gezelschap inmiddels opgedaan. De wijze Scarecrow wordt de nieuwe koning van Oz en vooral daarom vind ik hem de interessantste reisgezel van Dorothy. Alle verwijzingen die hij maakt naar het bezitten en het ontbreken van de grijze cellen in zijn zaagselhoofd kun je lezen als een soort poëzie. Nadat Baum volgens eigen zeggen duizenden brieven had ontvangen, publiceerde hij in 1904 een tweede Oz-boek: The Marvelous Land of Oz. Je kunt ook beweren dat hij teleurgesteld was, omdat zelfs de bewerking van zijn Magical Monarch of Mo weinig deed en hij zich dus wel aan een sequel van zijn bestseller heeft moeten zetten. Zuchtend, want Dorothy komt in The Marvelous Land niet meer voor. Wel introduceert Baum nieuwe figuren, zoals Jack Pumpkinhead en de heks Mombi. Jammer is dat hij Scarecrow zijn kroon laat overdragen aan de jonge prinses Ozma, kennelijk de wettige heerseres van Oz. Overigens was de prinses eerst een jongen: Tip. Omdat lezertjes om Dorothy bleven zeuren, liet Baum haar in het derde boek, Ozma of Oz (1907), weer terugkeren. Tijdens een bootreis naar Australië | |
[pagina 97]
| |
slaat Dorothy in een vliegende storm overboord. Gelukkig weet ze zich in een kippenhok drijvend te houden. Als de storm is bedaard, blijkt de oorspronkelijke bewoonster van het hok, de kip Billina, te kunnen spreken. Voor trouwe lezers zullen dit soort verschijnselen voortaan het signaal zijn dat we weer in Oz zijn beland. Dit keer is de locatie het koninkrijk Ev, gezegend met een regentes, Langwidere, die een grote collectie hoofden bezit. Geregeld pleegt ze die in de plaats te zetten van haar eigen hoofd en zich vervolgens uren in de spiegel te bewonderen. Uiteraard wil Langwidere dolgraag het hoofd van Dorothy aan haar verzameling toevoegen, maar gelukkig arriveert er net op tijd een delegatie uit Emerald City die de onthoofding verhindert. Een innig weerzien met de oude vrienden - Lion, Woodman en Scarecrow - volgt en Dorothy maakt kennis met prinses Ozma. Intussen heeft Baum weer een nieuw personage geïntroduceerd: Tik-Tok, een robot met de onhandige eigenschap dat die steeds opgewonden moet worden. Deze hele menagerie, inclusief het hobbelpaard, gaat op weg naar het onderaardse land van de Dwergenkoning, die de koninklijke familie van Ev, omgetoverd tot snuisterijen, gevangen houdt. | |
Vaste formuleVanaf Ozma of Oz ligt het schema voor elk nieuw Oz-boek muurvast en wordt het voor Baum een kwestie van lopende-bandwerk. Het procédé is als volgt. Dorothy of een andere Amerikaan belandt door een natuurramp in een tot dan toe onbekend deel van Oz. Een boze heks, koningin of tovenaar houdt haar of hem daar gevangen tot de goede heks Glinda, prinses Ozma, Scarecrow, Woodman of Lion de ongelukkige bevrijdt en die vervolgens een bezoek aan Emerald City mag brengen, waarin langzamerhand ook Dorothy, tante Em en oom Henry zijn komen wonen. En in elk nieuw boek wordt, zoals we hebben gezien, wel een sprekende kip, hobbelpaard, meloenhoofd, muilezel of ijzeren mannetje geïntroduceerd om de vaste entourage uit te breiden. Deze personages uit de eerste boeken kunnen in latere afleveringen promoveren tot hoofdpersoon. Dat klinkt vertrouwd voor de lezers. Is elk deel van de serie een variant van een voorganger, ook de eerste delen zijn eigenlijk niet zo bijster oorspronkelijk. Baum vertelt zijn verhalen op een nogal schematische manier en rijgt tamelijk op zichzelf staande stukjes aan elkaar tot een boek. Een van zijn boeken heet The Patchwork Girl of Oz (1913) en deze titel is symbolisch voor zijn ‘lappendeken-manier’ van elke keer een verhaaltje vertellen. Bovendien zit er in zijn werk een duidelijke moraal, ook al suggereert hij in zijn inleiding bij The Wizard het tegendeel. Baums moraal is: doe maar gewoon, | |
[pagina 98]
| |
dan doe je al gek genoeg. In combinatie met humor werkt die moraal soms verfrissend. Als Dorothy door prinses Langwidere wordt gevraagd of zij van koninklijken bloede is, antwoordt het meisje gis: ‘Beter nog, ik kom uit Kansas.’ In het Amerika van Baum zijn meisjes zelfbewust en in het geheel niet onderdanig. Baum heeft zijn formule na Ozma of Oz nog elf keer toegepast, met bijna elk jaar één deel en het zouden er meer geworden zijn als hij niet plotseling was overleden - hij stierf op 6 mei 1919 in Hollywood, optimistisch over filmplannen. Het feit dat zijn financiën altijd te wensen over lieten, heeft uiteraard aan die ijver bijgedragen. Zijn kinderboeken die niet over Oz gingen, flopten vrijwel allemaal. Aan de populariteit van de Oz-boeken droegen overigens ook de illustraties bij, aanvankelijk de fraaie, gestileerde tekeningen van W.W. Denslow, maar al spoedig de lossere van John R. Neill, die daarvoor niet onderdoen. De stroom Oz-boeken hield daarom na de dood van Baum niet op. Postuum verscheen in 1920 Glinda of Oz en al een jaar later verscheen het reeds genoemde The Royal Book of Oz. Auteur was Baums dochter en officiële opvolger Ruth Plumley Thompson, die vervolgens punctueel elk jaar één deel afleverde tot 1939. Neill bleef zorgdragen voor de illustraties. Het ging om een niet gedeponeerde formule, want hierna werd Plumley Thompson afgelost door tientallen onofficiële Oz-auteurs - onder wie de tekenaar Neill die er drie schreef én illustreerde - afgelost tot er in de jaren vijftig een beetje de klad in kwam. Baums dochter maakte er toen nog twee, waarmee ze op een totaal van eenentwintig afleveringen kwam en daarmee haar vader ruimschoots passeerde. Alison Lurie (2000) verklaart de tanende belangstelling voor de Oz-boeken uitde groei van het conservatisme in Amerika, dat de boeken van Baum subversief vond. In de tijd van de hippies werden boeken als The Wizard herontdekt, wat leidde tot een nieuwe stroom van vervolgen, waaronder enkele geschreven door een achterkleinzoon Roger S. Baum in de jaren tachtig. Het zijn er intussen honderden. Zelfs in Rusland zijn vijf vervolgen van The Wizard vervaardigd, terwijl het boek heel lang op de communistische index stond. | |
[pagina 99]
| |
ParodieVan al die post-Baum boeken over Oz zijn er maar twee werkelijk de moeite waard, omdat ze buiten het schema treden. Paradoxaal genoeg kunnen de puristische onofficiële opvolgers van Baum eigenlijk nooit een bijzonder boekje schrijven, omdat ze zich in het schema voegen. Uiterst boeiend zijn daarom A Barnstormer in Oz or A Rationalisation and Extrapolation of the Split-Level Continuum (1982) van Philip José Farmer en Wicked. The Life and Times of the Wicked Witch of the West (1995) van George Maguire. De titel van Farmers SF-boek verwijst naar een topos uit dit genre: het bestaan van verschillende universums naast elkaar. Hoofdfiguur is de in de titel genoemde stuntpiloot, Dorothy's zoon Hank, die in 1923 via een ‘gat’ in het universum van Oz terechtkomt. Hank is overigens ook de naam van de muilezel in Oz. Farmer levert niet alleen een vervolg op The Wizard, maar tegelijk ook een parodie, plus een commentaar. Of dit al niet voldoende is, verwerkt hij bovendien het schema van H.G. Wells The War of the Worlds in zijn roman. Bij Farmer wordt niet de aarde bedreigt, maar Oz en wel door de rambo's van de oorlogszuchtige Amerikaanse president Harding. Het antimilitarisme van Baum is bij Farmer in goede handen. De jonge Hank is de eerste die nogal sceptisch is over de wereld van Oz. Bij zijn eerste ontmoeting met de goede heks Glinda vraagt hij haar het volgende: ‘What really bothers me, Your Witchness, is, uh, well, how can an inanimate object, the Scarecrow, for instance, become alive? Not only that, but how can it be intelligent, able to speak? How can something made of cloth and straw, something that lacks a skeleton, muscles, nerves, blood, how can that walk? How can it talk when its mouth is only painted on, how see when its eyes are also painted on...?’ Slim van Farmer is dat hij alleen The Wizard erkent als ‘authentiek’ Oz-boek: alle andere zijn ‘verzonnen’ volgens de verteller. Die voegt eraan toe dat ook het eerste boek niet zonder fouten is. Zo kan blik niet roesten en kunnen de inwoners van Emerald City nooit door één nauw poortje. En hoe is het mogelijk dat in Oz iedereen Engels spreekt? Alleen maakt Farmer zelf ook een cruciale fout... de leeftijd van Hank klopt niet, als je er tenminste van uitgaat dat het eerste boek in 1900 speelt. Dorothy was toen te jong om ooit een zoon te produceren die drieëntwintig jaar later uit de kluiten gewassen is. Want het universum in Oz mag zo zijn eigen wetmatigheden kennen, in het onze trouwt een meisje als Dorothy eerst keurig rond haar twintigste met een boerenzoon uit Kansas voor ze aan kinderen begint. | |
[pagina 100]
| |
In Wicked vertelt George Maguire de voorgeschiedenis van de boze heks uit het westen. Hoofdpersoon is Elphie, dochter van een labiele dominee, uit de kleine adel in een oostelijke uithoek van Oz. Ze heeft een groene huid en wat hoekige trekken, maar is als kind verder niet zo bijzonder. Ze gaat naar een kostschool waar ze Glinda ontmoet en met de politiek kennismaakt. Sinds enige tijd is de Wizard aan de macht die de
wettige regent voor de jonge prinses Ozma opzij heeft gezet. Onder zijn bewind raken de Dieren - jawel, met een hoofdletter, er zitten hoogleraren tussen van geitenafkomst - hun ‘mensenrechten’ kwijt en Elphie is deel van een ondergrondse beweging tegen de Wizard. Voordat ze gevangen wordt, trekt ze zich in een klooster terug. Na jaren - ze heeft inmiddels een zoon - gaat ze in het westen wonen, in het rijk van haar overleden minnaar. Daar beginnen de verhalen over haar toverkracht, maar het is haar zusje in het oosten die voor het eerst de boze heks wordt genoemd. Elphies naam wijzigt steeds tot ze - haars ondanks - The Wicked Witch of the West heet. De samenleving die Maguire beschrijft - met al haar politieke en religieuze conflicten - is bijzonder interessant. Een exotische variant van het Victoriaanse keizerrijk, maar dan met een bevolking die eerder doet denken aan de boeken van Tolkien en Frank Herbert. De boze figuur in Wicked is dan ook niet Elphie, maar de tovenaar. Elphie is eigenlijk een sympathieke, eigenzinnige figuur die slachtoffer wordt van een complot dat al voor haar geboorte is gesmeed. Dorothy en haar reisgezellen zijn daarin slechts pionnen en niet erg sympathiek (vooral Toto). Louter onsympathiek is de heks Glinda, die dan ook niet goed is, maar opportunistisch. Had Maguire nu echt Oz nodig om dit rijke boek te kunnen publiceren, vroeg ik mij af. Ja, want al refereert hij maar in enkele passages aan Baums eerste boek, ze zijn wel essentieel voor zijn plot en bieden een frisse blik op zijn voorbeeld. | |
[pagina 101]
| |
Rushdie over OzSalman Rushdie heeft in 1992 een boekje voor het Britse Filminstituut gepubliceerd over de film The Wizard of Oz. De achtergrondinformatie die hij daarover verschaft, is uiterst boeiend. Er werkten verschillende scenaristen, liedjesschrijver en regisseurs aan de film, waardoor er soms merkwaardige fouten zijn opgetreden. Zo blijkt regisseur Fleming de film niet zelf te hebben voltooid, maar is hij tussentijds vertrokken om Gone with the Wind te maken. Alle legendes over orgieën van de dwergfiguranten blijken verzonnen. Jammer voor thrillerauteur Stuart Kaminsky die zijn Murder on the Yellow Brick Road baseert op het lijk van een dwerg dat op de verlaten filmset wordt aangetroffen. Rushdie geeft veel details over zijn persoonlijke relatie met de musical. Zo zag hij de film voor het eerst als tienjarige in Bombay en vond hem toen helemaal niet zo vreemd. Al die kleurige en bijzondere wezens die de wereld van Oz bevolken, zingend en dansend, waren hem vertrouwd uit de Indiase Bollywood-films. Anno 1992 vindt hij het verfrissend dat de religie ontbreekt in boek en film. Begrijpelijk: zijn islamitische doodvonnis was toen nog maar drie jaar oud. ‘Over the Rainbow’ beschouwt hij als een emigrantenlied over het beloofde land. En dat Dorothy met haar drie reisgezellen voor Emerald City naar het westen reist, als exponent voor de Amerikaanse pioniersdrang. In de pionierssfeer ziet hij ook de kracht van de ‘unsexy’ Judy Garland. Rushdie vermeldt het niet, maar Amerikanen noemen dat prairie freshnesh. Hij vindt de song ‘There's No Place Like Home’ aan het slot niet overtuigend: iedereen wil toch liever in het kleurige Oz wonen dan in het grijze Kansas? Ik denk dat hij de trots van de Amerikaanse pionierscultuur uit 1900 onderschat. Denk aan Dorothy's gisse antwoord aan prinses Langwidere: ‘Beter nog, ik kom uit Kansas.’ Leuk is dat Rushdie bekent stiekem de kwade heks in de film veel meer te bewonderen dan de goede (en hij geeft daarvoor een aantal krachtige argumenten, die misschien Maguire moeten hebben geïnspireerd tot Wicked). Aan het hondje Toto had hij een gruwelijke hekel, hij noemt het een levende toupet. Kennelijk deelt Maurice Sendak die afkeer: op diens prachtige plaat voor het al genoemde eerbetoon zit Toto in een grote verjaardagstaart: zijn kopje steekt er dom en wanhopig bovenuit. Serieuzer is Rushdies observatie dat de film, anders dan het boek, suggereert dat Dorothy's hele Oz-avontuur een droom zou kunnen zijn: ze krijgt immers aan het begin van de film een klap op haar hoofd van een losgeraakt raam en raakt daardoor bewusteloos. Een andere interessante observatie is dat de film eigenlijk een animatie met levende acteurs is: een bewuste concurrentie met de destijds succesvolle tekenfilms van Walt Disney. | |
[pagina 102]
| |
MatriarchaatDe belangrijkste observatie van Rushdie is dat de echte helden in Oz vrouwen zijn: Dorothy en de heksen. In het lange essay ‘The Odds of Oz’Ga naar voetnoot2. werkt Alison Lurie deze observatie zeer gedetailleerd met veel andere voorbeelden uit en probeert ze ook een verklaring te geven vanuit Baums biografie. De moeder van zijn echtgenote Maud was een vooraanstaande Amerikaanse feministe, Matilda Gage. Dochter Maud deelde overigens haar opvattingen. Die waren niet mis: Gage was zo radicaal dat ze uit de National Woman Suffrage Association, die ze nota bene had helpen oprichten, werd gegooid. Ze huldigde de maffe, maar voor die tijd sympathieke visie dat de menselijke samenleving oorspronkelijk was georganiseerd als matriarchaat en bepleitte behalve voor vrouwen ook gelijke rechten voor minderheden. En dat laatste lag in het Amerika van de negentiende eeuw nog moeilijk, stelt Lurie. Ze wijst op een cruciaal verschil met andere kinderboeken uit die tijd: de vrouwen in Oz hebben een hekel aan huishoudelijk werk (dat laten ze de slappe, mannelijke personages doen als ze de kans krijgen). Baum zelf was overigens een uitstekende kok. Lurie toont omstandig aan dat feministische opvattingen een grote rol spelen in de Oz-boeken. Schoonmoeder Matilda was al in 1898 overleden, waardoor Baum ‘ongestraft’ de spot kon drijven met vrouwenlegers. Er is in de wereld van Oz ook geen hiërarchie in volkeren. Kortom, de wereld van Oz is een negentiende-eeuwse utopie. En daaraan had de christelijke, culturele onderwijselite in Amerika in de periode 1930-1960 geen boodschap: in die tijd werden Baums boeken zelfs uit bibliotheken verwijderd. Meestal met een beroep op een gebrek aan artistieke kwaliteiten: de karakters waren te dun en de stijl te zwak. Na het inspirerende essay van Lurie vallen voor mij losse observaties van haar voorgangers op hun plaats. Gore Vidal prees bijvoorbeeld ooit de tolerantie in Oz en Nobelprijswinnaar John Steinbeck zei zelfs dat hij het liefst ambassadeur van Oz zou zijn. Bovendien lees je Baums oeuvre na Lurie met meer aandacht en waardering en krijg je oog voor de verhaallijnen die Baum in zijn lappendekens wel degelijk doorzet. | |
DisneyLuries aanstekelijke essay laat je ook nauwkeuriger kijken naar wat anderen dan Baum met Oz hebben gedaan. De verfilmers bijvoorbeeld. Na het succes van Flemings musical wilden andere regisseurs dat evenaren. Walt Disney himself kondigde in 1957 al zijn ‘terugkeer naar Oz’ aan, maar dit project heeft het | |
[pagina 103]
| |
draaistadium nooit gehaald. Pas in 1985 ontfermde het Walt Disney-concern, dat nu eenmaal de hele populair-klassieke cultuur wil exploiteren, zich over de erfenis met de film Return to Oz. Via een mengelmoes van verschillende populaire elementen en een actrice die er nogal uitzag als een jongere uitvoering van Judy Garland. De film is nog steeds populair in de videotheken. Return to Oz baseert zich op het derde boek, Ozma of Oz, maar springt veel economischer om met de personages dan Baum. Scenarioschrijvers Walter Murch en Glill Dennis hebben uit het tweede boek Pumpkinhead en Mombi gehaald om de eenmalige figuren van Baum te vervangen. De locatie is ook niet het land Ev, maar het vertrouwde decor van Emerald City. De Dwergenkoning heeft daarom ook niet de onbekende koninklijke familie van Ev betoverd, maar Dorothy's oude, vertrouwde vrienden. Er is ook een fraai nieuw begin, echt Frankenstein. Vanwege haar rare verhalen over Oz denkt men in Kansas dat Dorothy gek is geworden. Een geheimzinnige arts die elektrotherapie praktizeert, moet het meisje genezen. In de film speelt de acteur die de Dwergenkoning voor zijn rekening neemt ook deze boosaardige arts. Dit wekt de suggestie dat ons universum en dat van Oz dezelfde archetypen kent. Overigens in navolging van de Garland-film uit 1939, waarin drie boerenknechten werden geïntroduceerd die later Scarecrow, Woodman en Lion spelen en waarin de vreselijke juffrouw Gulch die Toto wil afmaken, de slechte heks in Oz blijkt. Behalve de Garland-film en Return to Oz, die daarbij duidelijkwilde aansluiten, bestaan er nog meer rolprenten. Baum zelf had er al een paar kortere opgenomen en iets later, in 1925 was er een stomme film met in de rol van Woodman de jonge Oliver Hardy - toen nog niet zo dik. Die oude films hebben volgens Mark Evan Schwartz' Before the Rainbow (2000) invloed gehad op de film van 1939. Het waren vooral verfilmingen van musicals. Er waren altijd problemen met de rechten. Soms fungeerden echte boeren uit Kansas als figurant. Ook zijn er films met Dorothy die aan het eind meent dat haar hele bezoek aan Oz | |
[pagina 104]
| |
niets anders was dan een droom. Dat motief heeft Fleming dus in 1939 overgenomen, gezien de observatie van Rushdie. Naar aanleiding van Luries essay vraag ik me af of ook dit motief ingegeven is met het oog op puriteinse Amerikanen in het beoogde publiek. Later volgden diverse sprekende films en televisiebewerkingen, al dan niet met animatie. Nog later kwam er een musicalversie met Diana Ross en met de nog niet verbouwde Michael Jackson als Scarecrow. De bekende regisseur David Lynch citeerde de goede en de slechte heks uit de Garland-film in Wild at Heart. Maar met Lynch zitten we in de populaire cultuur van het eind van de vorige eeuw, waarvan Oz eindelijk een vast bestanddeel is geworden. In de popmuziek zijn er tientallen verwijzingen naar Oz, vooral naar de vogelverschrikker. De keerzijde hiervan is de exploitatie van de erfenis van Baum. Ik heb al gewezen op de vele auteurs en uitgeverijen die een graantje proberen mee te pikken. Als merchandising beschouw ik ook de kalenders, de managersboekjes, de new age-filosofietjes (denk aan de wijze Scarecrow) die allemaal op Oz zijn gebaseerd. Uiteraard bestaat er een hele rij secundaire literatuur over de Wizard. Uit 1996 bijvoorbeeld dateert een postmoderne, politiek correcte analyse van Scarecrow met zijn verborgen homoseksuele verlangens jegens Lion en Woodman door Alicia Williams. Niet eens zo onwaarschijnlijk. | |
FrieslandNederlandse lezertjes zijn nooit zo enthousiast over Oz geworden. Het duurde tot 1940 voor er een vertaling verscheen van het eerste deel. Vertaler Henrik Scholte noemt Dorothy daar gewoon Doortje, maar na de oorlog publiceerde C. Buddingh' zijn Lonneke in het land van Oz. Hoe kwam Buddingh' in godsnaam op Lonneke? De laatste vertaling is die van uitgeverij De Vier Windstreken uit 1996. Toch vreemd, dat geringe enthousiasme in Nederland. Misschien is de wereld van Oz te Amerikaans. Dat klinkt paradoxaal, want klagen cultuurpessimisten in ons land niet onaflatend over de Amerikanisering van onze jeugdcultuur? Maar Oz is niet het land van de Gameboy en Star Wars. Oz is het land van de pioniers, van de trots op het grijze Kansas. En niet in de laatste plaats: het is een sprookjesland waarmee Baum niet vooruitwees naar het land van de onbegrensde mogelijkheden, maar terugwees naar negentiende-eeuwse utopische auteurs uit de generatie van zijn schoonmoeder. Emerald City is dan ook geen gestileerd Manhattan als in de film van Fleming en evenmin een Disneyworld zoals Mark Teague dat voor zijn hommage in 2000 tekende. Emerald City is het nieuwe Jeruzalem van de negentiende-eeuwse utopieën. Daaraan helpt geen lieve moedertje. | |
[pagina 105]
| |
Bemoedigend misschien is dat in 1999 De tovener fan Oz in Friesland op de planken werd gebracht. Een vertaling door Gerda van Wyk van de toneelbewerking van Claude Townley uit 1973. Zou Doartsje daar hebben gezegd: ‘Better noch, ik kom út Frieslân’? Het zou boeiend zijn als de doorbraak van Oz in Nederland begon in Friesland. |
|