verschillende gedaantes tegen: beschrijvingen van oorlogen en veldslagen, afscheidsliederen van matrozen, spot-liederen op vreemde heersers, of lofliederen op de vorst of het land zelf.
Hierin zijn de liedbladen bepaald niet uniek. Ook uit andere bronnen kennen we uit vele eeuwen aardig wat vaderlandse liedjes. De bulk van het materiaal komt uit de negentiende eeuw, door de toenmalige enorme productie van de drukpers. Maar minstens even belangrijk is dat het begrip natie en nationale identiteit pas met de Romantiek tot wasdom kwam. Toen groeide ook de belangstelling voor het eigen verleden. Dit geldt vooral voor dichters die hoger op de maatschappelijke ladder stonden dan de uitzetters van de blaadjes. Een voorbeeld is de Amsterdamse arts J.P. Heije, die beroemd werd met liedjes als De Zilvervloot (Piet Hein), op muziek van J.J. Viotta. Heije was zeer geïnteresseerd in de volksgezondheid en -opvoeding en schreef in 1847 dit lied over een nationaal ‘lieu de mémoire’ uit de tijd van de Opstand. Dergelijke liederen - vóór het volk geschreven en daarmee anders van aard dan het straatlied - kunnen aantoonbaar niet los gezien worden van het straatlied. In de eerste plaats omdat sommige snel doorsijpelen naar het straatrepertoire, maar ook omdat ze aanleiding geven tot nieuwe liedjes. Denk bijvoorbeeld aan de thematiek en de verspreiding van ideeën.
Hoewel het straatlied niet op zichzelf staat, heeft het wel degelijk een uniek element. Het schrijven en drukken van een liedje was een relatief kleine moeite. Dat maakt
Links: Oranjelied op de melodie van de Britse nationale hymne, ca. 1831. Collectie KB Wouters 05009
Rechts: Contrafacten op Piet Hein/de Zilvervloot van J.P. Heije
wel dat er vaak weinig contextinformatie is. Auteursnamen worden zelden genoemd en ook de namen van de drukker en uitgever of zanger blijven nogal eens onvermeld. Van de omringende teksten moeten we het ook al niet hebben: in een bron staat vaak slechts één liedje. De eerste liedblaadjes werden vaak al binnen 24 uur na de beschreven gebeurtenis verspreid. Het nieuws waarover het lied verhaalde, was heet van de naald. De liedjes konden daardoor zelf een rol spelen in een debat, politieke of godsdienstige strijd of rel. Daar was men zich ook in vroeger eeuwen goed van bewust. In voorkomende gevallen werd er censuur ingesteld, werden liedjes verboden en de zangers en verkopers bestraft. In de zestiende eeuw werden enkele zangers geëxecuteerd, in later eeuwen werden er vooral gevangenisstraffen en geldboetes geëist of zelfs bedevaarten opgelegd. Dit geldt trouwens niet alleen voor politiek gevoelige liedjes, ook de deunen die de zedelijkheid bedreigden kenden hun sancties. Over het algemeen geldt: hoe roeriger de tijd, hoe strenger de straf. Dit alles deed aan de populariteit van de liedjes en de liedjeszangers niets af. Eerder het tegendeel.
Van deze populariteit werd op verschillende manieren gebruik gemaakt. Actuele kwesties konden openlijk onder de aandacht worden gebracht, met naam en toenaam en motivatie, maar ook min of meer heimelijk. De tweede manier, het van hogerhand, maar anoniem liedjes verspreiden, is meestal moeilijk te achterhalen. Toch is er een duidelijk voorbeeld, namelijk de manier waarop in 1815 de dan gloednieuwe nationale hymne, het Wien Neerlands bloed in d'aderen vloeit in het kersverse koninkrijk Nederland