Literatuur. Jaargang 15
(1998)– [tijdschrift] Literatuur– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 86]
| |
Ton AnbeekGa naar voetnoot+ en Adriaan van Dis
| |
[pagina 87]
| |
Zo gruwelijk
voor Caroline Toen zij merkte dat hij steun zocht bij een wandelstok
en bij het trappenlopen halverwege zitten moest
- het voorhoofd klam en met een nare rokershoest -
toen wist ze: trouw van je leven nooit een ouwe sok.
Ze vloekte binnensmonds en hees haar manlief op
en voelde weer de schaamte voor dat ouwe lijf,
eens had ze het bemind, nu was het stijf,
ook had hij schilfers op zijn kale kop.
En dood gaan deed hij niet, dat ouwe lijk.
Niks kreeg hij meer omhoog, zij moest alles voor hem dragen,
als ze er ook maar iets van zei, begon hij jammerlijk te klagen,
dan beet ze op haar lip, en dacht: ik zet hem aan de dijk.
's Nachts snurkte hij en zag ze tanden trillen in een waterglas.
Wie bluste in hun lits-jumeaux haar vuur? Zij zou weer
ongedurig woelen
en meteen na het ontwaken zijn pyamabroek uitspoelen
omdat hij er drie keer uit moest voor een branderige plas.
Maar weggaan dorst ze niet, want wat zij dacht, kon hij zelfs
niet raden.
Hij wist van voren niet dat hij van achter leefde
en als hij naast haar stond en zo aandoenlijk beefde,
begreep ze dat een scheiding nog het meest haar zelf zou schaden.
Zo gingen jaren heen en zij onthield wat hij vergeten zou:
zijn pincode, zijn vrienden en al het lief en leed.
Ze heeft hem jaren zwijgend aan- en uitgekleed,
ze bleef per slot van rekening zijn vrouw.
Adriaan van Dis leest voor uit zijn novelle Nathan Sid
zien we een beest van een kerel, die haar sart en pest. (...) Had ook zij fantasieën hoe zij zich kon bevrijden van haar kwelgeest (...)? Dacht zij ook aan ‘een ander lief, in enig ander land’? Het aardige is nu dat er zo'n herschrijving, zo'n contrafact, bestaat. Het is een gelegenheidsgedicht van Adriaan van Dis (die overigens onlangs als dichter debuteerde met de bundel Totok). Van Dis kende Meijers artikel niet. Hij schreef zijn Elsschotbewerking ter gelegenheid van het huwelijk van een vriend. ‘Zo gruwelijk’ is opgedragen aan de bruid - in hoeverre de bruidegom er blij mee is geweest, weet ik niet. Wel verzochten opmerkelijk veel echtgenotes de auteur na de voordracht om een kopie... Hiernaast tekst en tegentekst. Adriaan van Dis, 28 november 1997, antwoord op ‘Het huwelijk’ van Willem Elsschot. |
|