Literatuur. Jaargang 13
(1996)– [tijdschrift] Literatuur– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 207]
| |
Interview met Hessel Adema, uitgever van de reeks Vertaalde Tekstuitgaven
| |
[pagina 208]
| |
helemaal niet. Toen ben ik me toch meer gaan richten op die boekjes.’ | |
Brede behoefteHet zijn dus niet de Vertaalde Tekstuitgaven geweest waarvoor Adema het onderwijs heeft verlaten. De directe aanleiding voor de reeks dateert echter al wel uit die periode. Als leraar speelde Adema een actieve rol bij de organisatie van de jaarlijkse schoolavonden en op een keer besloot hij om daarvoor het kluchtspel De gecroonde leersse van Michiel de Swaen te vertalen. De opvoering door leerlingen daarvan had zo'n succes, zowel bij spelers als toeschouwers, dat het Adema verbaasde hoe zo'n oud stuk nog zo kon aanslaan. En dat terwijl z'n leservaringen heel anders waren. Hoewel hij al sinds z'n studententijd een voorliefde voor de middeleeuwen had, kostte het veel moeite om die aan de leerlingen over te dragen. Een gebrek aan goed materiaal was daar debet aan. ‘De lokalen lagen vol met stapels oude edities, zelfs nog uit de jaren twintig. Maar er waren geen recente.’ De presentatie van de oude literaire schatten in deze edities, waarin de broodkruimels van vorige generaties leerlingen nog aan de pagina's kleefden, vermocht de leerlingen niet te boeien. ‘Ik heb het onderwijs in de oudere letterkunde daardoor altijd vrij frustrerend gevonden, omdat het toch niet aansloeg. Het interesseerde de kinderen niet, en je kon hooguit misschien een gymnasiumklas echt zover krijgen om uit te puzzelen wat er nou precies in die teksten stond.’ ‘Het bleek al gauw dat ik de enige niet was, collega's op school hadden hetzelfde. In die tijd ben ik nogal eens met collega's het land in geweest, naar studieweekenden en dergelijke, en die geluiden hoorde ik eigenlijk overal. Toen ik erop gespitst raakte ging ik wat gerichter informeren. Men bleek inderdaad behoefte te hebben aan iets nieuws. Maar ik heb in die beginfase nog niet overwogen om zelf zo'n reeks te beginnen, dat kwam pas later.’ Maar toen Adema's vertaling van de Leersse door de sectie gedurende enige jaren met succes in de lessen gebruikt werd, begon het idee voor een reeks vastere vormen aan te nemen. Aanvankelijk had Hessel Adema moeite met datgene wat zijn latere reeks juist tot een succes maakte: de vertalingen. ‘Ik heb m'n leerlingen nogal eens naar huis gestuurd met tien regels Middelnederlands vergezeld van de opdracht: Vertaal maar.’ Het vooruitzicht dat het oorspronkelijke Middelnederlands verwezen zou worden naar het tweede plan was (en is) voor hem geen prettige gedachte. Als hij hier en daar eens een balletje opgooit, is hij daarom in eerste instantie ook nogal verbaasd over de enthousiaste respons. Zijn aanvankelijke scepsis neemt echter af als steeds meer leraren door het hele land zijn plan blijken te steunen. | |
Samenstelling van de reeksDat plan bestaat in concreto uit het uitbrengen van een reeks van Middelnederlandse teksten met zowel de integrale originele tekst als een zo getrouw mogelijke prozavertaling. ‘Ik heb van te voren, dus voordat er iets verschenen was, in de eerste aankondiging, een mailing naar zo'n 1600 scholen, gezegd dat het de bedoeling was om ongeveer 25 van die boekjes te maken en het daarbij te laten, en dan alleen de middeleeuwen. Ik had toen globaal in mijn hoofd welke dat zouden zijn. Zowel bekendheid als omvang zijn vrij belangrijke criteria geweest. Ik heb een paar die er eigenlijk wel bij zouden horen, niet gekozen omdat ik ze sterk zou moeten inkorten. Daarom zit bijvoorbeeld de Walewein er niet in. Ik heb dat met de Floris ende Blancefloer opgelost door de oude tekst niet helemaal meer op te nemen, maar dat was eigenlijk tegen m'n principes. Want dan ga je de vertaling in de plaats van de oude tekst zetten, en daar heb ik altijd voor gewaakt. Hoewel ik ook wel weet dat een hele hoop leerlingen alleen de vertaling lezen en de oude tekst geen blik waardig keuren.’
- Is die toespitsing op de middeleeuwen toe te schrijven aan uw eigen belangstelling? Ja, ik was als student en later ook als leraar in de eerste plaats geïnteresseerd in de wereld van de middeleeuwen. Daar komt bij dat ik heel nadrukkelijk niet, zoals Komrij bijvoorbeeld wel heeft gedaan, een literaire vertaling wilde maken. Ik wilde een tekst bruikbaar maken voor het onderwijs. En dat is met middeleeuwse teksten, die over het algemeen een wat minder uitgesproken literair karakter hebben, gemakkelijker dan bijvoorbeeld met zeventiende-eeuwse. Daar ligt de nadruk veel meer op vormgeving en dergelijke.
- Daarom heeft u gekozen voor proza...ja...en een wat vrijere, wat parafraserende vertaling? Nou, dat niet eigenlijk. Ik weet wel dat de latere vertalingen wat vrijer zijn, maar ik vind zelf dat ik in het begin heel letterlijk ben geweest.
- Ik baseer me op het Reynaert-deeltje, is dat misschien een latere? Ja, dat is deeltje tien. Kijk, het zijn keuzes, die ik trouwens ook in de inleiding verantwoord. In veel Middelnederlandse teksten zitten nogal wat stoplappen en herhalingen, die haal ik eruit. En opmerkingen die door niemand meer begrepen zouden worden, die zet ik ook om. Ik ben dat inderdaad in de loop van de serie met iets meer vrijheid gaan doen. De eerste deeltjes heb ik inmiddels ook weer een keer herzien, zodat ook daar nu die vrije lijn in zit. De tekst is wat soepeler geworden. Bij die zeventiende eeuwse teksten is dat anders. Als je dat in proza vertaalt valt de zeggingskracht helemaal weg, dus dat ben ik wel op rijm gaan doen, maar het gevaar is dan wel dat je dan pretendeert dat je dat met literaire doelen doet en dat is nadrukkelijk niet de bedoeling.
Vandaar dat Adema diep in zijn hart nog steeds niet blij is dat hij zich op aandrang van het onderwijs heeft laten overhalen om van zijn oorspronkelijke beperking af te stappen. Hij denkt voorlopig ook niet over verdere uitbreiding van de reeks in zeventiende-eeuwse richting. Zelfs de | |
[pagina 209]
| |
Gijsbrecht niet? ‘Daar hebben de scholen wel meermalen om gevraagd. Ik heb zelfs al een halve vertaling liggen. Maar ik vind dat eigenlijk niet zo'n goed stuk. Ik hou eigenlijk meer van Bredero.’ De beslissing om in zijn tekstkeuze de stem van zijn hart te volgen, heeft echter ook zijn commerciële keerzijde. Het spijt Adema zichtbaar dat er maar een paar canonieke deeltjes echt aanslaan. 'tPrieel van Troje, zo'n mooie tekst, loopt absoluut niet. Dat is toch dood- en doodzonde!’ De voorgenomen omvang van de reeks bleekte optimistisch en daarom heeft hij na veertien deeltjes middeleeuwen de verdere uitbreiding voorlopig stopgezet. | |
Schrijver en uitgever tegelijkDat het verschijnen van de eerste deeltjes van de reeks nog tot 1982 op zich heeft laten wachten, ligt voornamelijk aan het feit dat het vertalen zoveel tijd kostte. ‘Het uitgeven is het werk natuurlijk niet. Het was oorspronkelijk mijn bedoeling om vanuit die boekhandel die boekjes uit te gaan geven. Maar ik kwam gewoonweg niet aan het vertalen toe.’ Maar toen Adema de knoop eenmaal had doorgehakt, ging het snel. ‘Ik ben de scholen al gaan mailen toen de boekjes nog niet eens klaar waren. Er zouden uiteindelijk vier boekjes tegelijk verschijnen, maar toen had ik er nog maar twee klaar. Met de andere twee was ik nog bezig. Ik ben toen eigenlijk overstelpt door het aantal reacties en de omvang van de bestellingen. Vooral de eerste jaren waren heel goed. Later bleek dat het moeite kostte om de omzet van die eerste jaren vast te houden. De omzet die ik met de eerste vier, vijf titels haalde, is globaal hetzelfde als later met heel het fonds.’ Hoe verklaart Adema die enorme belangstelling? ‘Het waren natuurlijk bekende titels, maar het waren ook de eerste boekjes die er in deze vorm kwamen. Het onderwijs reageerde bijzonder enthousiast, nog zonder dat ze de boekjes gezien hadden, en dat was voor mij ook de reden om er mee door te gaan.’ En het resultaat was van dien aard dat al in 1982 de Groningse boekhandel kon worden ingeruild voor een uitgeverspand in de binnenstad van Leeuwarden.
- Kunt u beschrijven hoe de deeltjes tot stand zijn gekomen? Hoe maakte u bijvoorbeeld de editie van de Middelnederlandse tekst? Dat verschilt per boekje. Maar ik heb altijd een aantal edities bekeken en daar vervolgens de meest bruikbare tekst uit gekozen. Vaak was dat ook wel de meest gangbare. In het begin van de reeks, in elk geval de eerste vier delen, maar misschien later ook nog wel, heb ik eventuele afwijkingen met de handschriften in de oude tekst duidelijk gemaakt door het cursief te laten drukken en in de marge een aantekening op te nemen. Maar dat vond ik later toch van minder belang, en dat ben ik minder gaan doen. Als ik nu een boekje herzie, haal ik dat soort dingen eruit en dan geef ik liever op die plaats wat woordverklaringen. Maar ik heb toch altijd wel de oude tekst zo zuiver mogelijk proberen weer te geven.
- Maar de zichtbare filologische aandacht is in de loop van de tijd minder geworden. Nee, dat is niet langer zichtbaar. Ik heb die cursiveringen er bij volgende drukken ook weer uitgehaald.
- En de vertalingen, kreeg u daar ook bepaalde routine in? Nou, dat hangt er maar vanaf hoe je het bekijkt. Kijk, als het alleen voor leerlingen zou zijn, dan was het inderdaad steeds makkelijker geworden. Maar het wordt ook door leraren bekeken natuurlijk. En daar ben ik toch wel zo gevoelig voor, dat je dat dan toch zo goed mogelijk doet. Met sommige oplossingen die ik vond, kon ik uren heel gelukkig zijn. Dan had je soms lang nagedacht over hoe je iets het beste in zou kunnen passen, en als je dan in een flits zag hoe het naar jouw gevoel alleen maar kon, dat had wel wat, ja. Ik heb het met erg veel plezier gedaan. Je ontdekt toch meer in zo'n tekst naarmate je er precieser naar kijkt. Ik ken de teksten nu ook veel beter dan vroeger. Je bent er langere tijd intensief mee bezig, maar het is moeilijk in uren uit te drukken. Ik denk dat ik over een korte tekst, zoals Karel ende Elegast of Beatrijs, toch zeker een maand deed, en over de Reynaert wel het dubbele. Maar dan doe je ondertussen natuurlijk ook wel eens wat anders...
- Wat voor studiemateriaal had u daarvoor ter beschikking? | |
[pagina 210]
| |
Het Middelnederlands Handwoordenboek is het belangrijkste geweest, een enkele keer als ik er niet uitkwam, ging ik naar het Middelnederlands Woordenboek, maar dat heb ik zelf niet staan.
- Houdt u ook de vermenigvuldiging in eigen hand? Het zetwerk hebben we eerst uitbesteed aan een drukker in Groningen. Zo is het gegaan tot en met de Reynaert, ook nog in de tijd dat we in Leeuwarden zaten. Maar met de Reynaert is het vrij dramatisch verlopen. In het zetwerk zaten zo ontzettend veel fouten dat het corrigeren daarvan, vooral in de oude tekst, bijna evenveel tijd heeft gekost als het maken van de vertaling. Toen alles was gecorrigeerd, bleken er in een latere versie weer allerlei andere fouten te zitten, en toen hebben we gezegd: dit moet op een andere manier kunnen. Dus zijn we het zelf gaan doen, eerst op een ibm-composer, later met computers. We zaten toen nog wel helemaal in het begin van het computertijdperk. Ik was, denk ik, een van de eersten die een computer had, en die had een geheugen van 64 Kb. Daar konden nog geen floppies in, alleen maar bandjes.
- En nu houdt u dus het hele productieproces in eigen hand? Ja, je kreeg op een gegeven moment toch wel redelijk professionele tekstverwerkers, Pagemaker bijvoorbeeld. Daar ben ik mee begonnen. Eerst liet ik nog het vanaf een floppy zetten, maar de laatste jaren doe ik het eigenlijk allemaal op de laserprinter. Als je het vergelijkt met de bedragen die ik indertijd moest neerleggen zijn computers gewoon gratis tegenwoordig. En voor de rest van het productieproces maken we gebruik van een drukker en een binder. | |
Brede marktSinds de kinderen het huis uit zijn, heeft Adema zijn pand in de binnenstad verlaten. Nu is uitgeverij Taal & Teken gevestigd op de studeerkamer van zijn ruime eensgezinswoning aan de rand van Leeuwarden. Adema geeft direct toe dat het kostenaspect daarbij ook een rol heeft gespeeld. ‘Je moet erg op je kosten letten in deze branche, anders red je het niet. De verkoopprijzen zijn laag. Afhankelijk van de dikte variëren de prijzen van onze boekjes nu van ƒ 11,50 tot ƒ 18,50. We zijn indertijd begonnen met ƒ 7,50 en we zijn steeds met dubbeltjes gegroeid. Dat accepteert een school ook wel, want dat zien ze ook bij andere schoolboeken. Maar veel meer dan een dubbeltje erbovenop hoef je niet te proberen, want dan haken ze massaal af. Scholen zijn enorm prijsgevoelig.’
- Wie verzorgt de distributie van de boekjes? Dat houden we ook in eigen hand. Tot voor kort werkten we via het Centraal Boekhuis, maar die zijn onlangs overgegaan op een andere manier van tariefberekening. Vroeger werkten ze met een percentage van de kostprijs. Maar tegenwoordig kijken ze naar het werk wat ze er aan hebben. Nu kost het inpakken van een boekje van een tientje en een boekje van veertig gulden ongeveer hetzelfde, zodat opeens heel m'n omzet naar de drukker en naar het Centraal Boekhuis ging. Dan heeft het geen zin meer. Het is wel zo dat het cb maar een deel van de uitlevering deed, hoor. Het aantal boekhandels dat de grotere hoeveelheden direct bij ons bestelde is altijd het grootst geweest. Daarnaast zijn er scholen die direct bij ons bestellen. Ook op de Mavo worden trouwens veel boekjes verkocht, dat is me erg meegevallen.
- Verkoopt u alleen in Nederland? Nee, zo'n 10% van de verkoop gaat naar België, hoewel we daar nooit actief aan werving hebben gedaan. Ik denk dat dat aandeel in principe veel hoger zou kunnen zijn. En verder nog zo'n 5% naar het buitenland, naar universiteiten met een leerstoel Nederlands.
- Dus de boekjes worden ook buiten het voortgezet onderwijs gebruikt? Ja, zelfs ook in Nederland. Ik heb me eigenlijk nooit gericht op een andere markt, maar achteraf blijkt dat ze ook worden gebruikt in het universitaire onderwijs. Dat had ik echter niet zo ingeschat en daarvoor zijn ze ook zeker niet bedoeld. - Als ik u goed begrijp is de serie zichzelf in de loop van haar bestaan gaan beconcurreren? Ja, dat klopt, de scholen bewaren die boekjes wel. Op een gegeven moment is het verzadigingspunt bereikt.
- Want dat is dan blijkbaar het hoogst haalbare: de schoolbibliotheek die een titel in dertigvoud aanschaft, niet de leerlingen die zo'n boekje jaar in jaar uit opnieuw kopen. Ja, ik zou het graag zien, alleen zo werkt het vaak niet, hè? Het komt wel voor, hoor. Er zijn wel scholen die bijvoorbeeld 200 boekjes bestellen, en dat is dan duidelijk voor elke leerling één. Maar dat komt niet zo gek veel voor, hoor. Je weet bijna van te voren welke scholen dat zijn. Normaal is een bestelling van dertig, inderdaad, maar ook wel vaak van zestien. Dan lezen de leerlingen met hun tweeën. | |
[pagina 211]
| |
- Geef ze met de huidige budgettering eens ongelijk. Ik deed het zelf ook toen ik nog in het onderwijs zat.
Het stond Adema van begin af aan voor ogen om alle deeltjes op voorraad te hebben. ‘Zodra je een paar keer nee hebt moeten verkopen komen de mensen niet meer terug.’ Het gaat hem daarom duidelijk aan het hart dat hij De Spaansche Brabander, met het oog op de onzekerheid die de plannen rond de Tweede Fase met zich meebrengt, voorlopig niet kan bijdrukken; het financiële risico is te groot. | |
Doodsteek voor literatuuronderwijsWat Adema bekend is over de Tweede-Faseplannen stemt hem niet bepaald vrolijk. ‘Het is de doodsteek voor het literatuuronderwijs. Als ik het onderwijs al niet verlaten had, zou ik er denk ik alsnog uitstappen.’ Het ziet er inderdaad naar uit dat diegenen die leraar zijn geworden uit liefde voor literatuur een zware tijd tegemoet gaan. Als het advies van de Vakontwikkelgroep Nederlands wordt opgevolgd, blijft er voor de hoogste drie jaren van het vwo gemiddeld slechts één lesuur - of eigenlijk contactuur - in de maand over voor literatuuronderwijs. De rest van de beschikbare uren wordt gereserveerd voor het zelfstandig lezen van een twaalftal boeken en het schrijven van een leesverslag daarover. Veel hoop dat vwo-leerlingen de drie boeken van vóór 1880 die ze moeten lezen uit zijn reeks zullen kiezen, heeft Adema niet. ‘Ze hoeven niet zover meer terug, middeleeuwen hoeft nu eigenlijk ook al niet meer, toch? De verleiding is dan groot om de negentiende eeuw te nemen. Maar hoewel ik niet denk dat het voor leerlingen voor de hand ligt om naar de middeleeuwen terug te gaan, gebeurt het blijkbaar nog wel steeds. Als ze wat nemen zou het in mijn ogen de Reynaert moeten zijn, maar alleen: die is zo dik, dus wordt het waarschijnlijk hoogstens de Beatrijs.’
- Hoe ziet u de toekomst van het literatuuronderwijs? Wie ben ik om daar iets over te zeggen? Ik weet wel wat ik zou willen, maar dat ligt hoogstwaarschijnlijk een heel eind af van wat er gaat gebeuren. Ik vind dat iedereen z'n best maar moet doen om kinderen aan het lezen te krijgen. Het is natuurlijk het mooiste als je ze aan het lezen van de oude teksten krijgt. Maar dat lukte in de tijd dat ik nog les gaf ook al nauwelijks, misschien alleen op het gymnasium. Maar nu denk ik dat de meeste leraren al blij zullen zijn als er enkele regels in het Middelnederlands gelezen worden. In de praktijk krijgen de leerlingen toch vrij snel weerzin als je ze teveel Middelnederlands door de strot duwt.
- Hoe zou u uw boekjes als leraar zelf behandelen? Een paar regels in het Middelnederlands en daarna, ter vergelijking, de vertaling erbij. De boekjes zijn oorspronkelijk dan ook opgezet om te kunnen vergelijken. Daarom heb ik ook altijd geprobeerd om de regelnummers zo goed mogelijk gelijk te laten lopen. Maar dat de leerling in werkelijkheid op de loop zal gaan met de vertaling is volgens mij niet te vermijden.
- Waarom vindt u dat historische literatuuronderwijs eigenlijk zo belangrijk? Omdat historisch besef zo ontzettend belangrijk is! Ik vind het ook belachelijk dat geschiedenis in Nederland geen verplicht vak is. Ik vind het vooral belangrijk dat je gezien hebt, dat je ervaren hebt, dat er vóór je eigen bestaan andere mensen zijn geweest, honderden jaren geleden, die op dezelfde manier leefden, dezelfde ideeën hadden. Natuurlijk binnen de beperkingen van de tijd. Maar ik geloof dat dat basis geeft aan je eigen bestaan. Voor mij is dat wel zo in elk geval. Ik zou me heel alleen voelen, geloof ik, als ik dat verleden niet achter me wist.
- Hoe ziet u de toekomst van uw uitgeverij? Zoals het er nu voorstaat, had ik niet met lesgeven hoeven stoppen om dit te kunnen doen. Achteraf had ik natuurlijk best op school kunnen blijven en toch deze betrekkelijk kleine serie kunnen uitgeven. Indertijd bedoelde ik het toch wat anders. Tot nu toe is de uitgeverij eigenlijk blijven steken in deze teksten, en daarvoor geldt wat mij betreft een beetje hetzelfde als indertijd voor het onderwijs: het is wat weinig voor mijn gevoel. Kijk, die eerste jaren ben je enthousiast bezig, ook met het vertalen van die teksten, natuurlijk. Maar op een gegeven moment merk je toch ook dat dat een beetje problematisch wordt omdat - en dat is me nogal tegengevallen - het onderwijs sterk gericht is op de bekende titels. Alles wat je daarbuiten probeert lukt gewoon niet, dat hoeft men niet, ook in vertaling niet. Dat vind ik heel erg jammer. Onlangs ben ik begonnen om educatieve software uit te geven en daar steek ik de laatste tijd vrij veel tijd in. Er is nog niet veel verschenen. De enige programma's die al enigszins bekend zijn, zijn een spreekwoorden- en een spellingsprogramma voor de onderbouw. Maar dat laatste programma was net goed en wel uit, of ze begonnen alweer met de spelling te rommelen. |
|