Literatuur. Jaargang 4
(1987)– [tijdschrift] Literatuur– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 133]
| |||||||||||
‘Het bittere kruid’ en het Oude Testament
| |||||||||||
[pagina 134]
| |||||||||||
Niet alleen zijn er overeenkomsten tussen beide werken, ook een scherp contrast doet zich voor. Het bittere kruid eindigt met: ‘Maar ik miste het geloof van mijn oom. Ze zouden nooit terugkomen...’ Hierin kunnen wij een afwijzing beluisteren van de hoop die aan het slot van de Klaagliederen wordt uitgesproken: ‘Breng ons Here tot U weder, dan zullen wij wederkeren. Vernieuw onze dagen gelijk van ouds.’ Het belangrijkste verband tussen beide werken komt indirect tot stand doordat er in Het bittere kruid herhaaldelijk herinnerd wordt aan een gedachte die fundamenteel is in de Klaagliederen, namelijk die van de vijandschap van Yahweh tegenover zijn eigen volk. Voor de Klaagliederen berust de ellende van het joodse volk op het feit dat Yahweh het de rug heeft toegekeerd, of zelfs dat hij zich als een vijand gedraagt. Dit komt goed tot uiting in het derde klaaglied dat in zijn beeldspraak vaak een omkering is van de drieëntwintigste psalm. In beide teksten wordt voor het joodse volk het beeld gebruikt van een kudde schapen, maar terwijl in de psalm Yahweh de herder is, is hij in het klaaglied een loerende beer, een leeuw die de schapen verscheurt. De psalm zegt: ‘Hij doet mij nederliggen in grazige weiden’, maar het klaaglied zegt: ‘Hij liet mij de tanden op kiezel stukbijten. Hij drukte mij neer in het stof.’ Deze voorstelling van een vijandige god keert herhaaldelijk terug in de beeldspraak van Het bittere kruid. | |||||||||||
BeeldspraakAls wij de tweeëntwintig hoofdstukken van Het bittere kruid rubriceren, dan kunnen wij de volgende indeling maken:
Opvallend in deze indeling is de omvang van de rubrieken a en b, die we tezamen zouden kunnen nemen in een categorie ‘ruimtelijke objecten’, die meer dan zestig procent van de titels omvat. Dat is opmerkelijk omdat wij eraan gewend zijn in titels de kern van de zaak te zoeken en het ongebruikelijk is om dingen en plaatsen zo'n belangrijke rol daarbij te laten vervullen. Een verklaring hiervoor kunnen wij zoeken in de filmische techniek van de schrijfster. De gevoelens en gedachten worden ons niet rechtstreeks door een verteller medegedeeld, maar worden zichtbaar gemaakt. De schrijfster objectiveert, veruiterlijkt, dat wil zeggen dat objecten de dragers worden van de ideeën, de emoties en het lot van de mens. Deze werkwijze kan ik het best verduidelijken aan de hand van voorbeelden uit ander werk van de schrijfster. Zo wordt in De dochters van de majoor het heimwee naar het verleden veruiterlijkt in het uniform en de illusie zichzelf te kunnen veranderen en vernieuwen in de glanzend gepoetste nieuwe fiets. In Het dorp van mijn moeder wordt het hart van de hoofdpersoon als zetel van de emoties veruiterlijkt in de Friese klok. Haar gevoelens worden hoorbaar gemaakt in het tikken, vinnig en ongeduldig in het begin van het verhaal, moeizaam en zwaar als de teleurstellende beslissing gevallen is. Soms veruiterlijkt de schrijfster door van een begrip dat wij in een dergelijk verband slechts in figuurlijke zin kennen, de letterlijke betekenis te laten gelden. Zo wordt de leegte, die de verdwenen en vermoorde familie heeft achtergelaten bij haar tot een concrete lege ruimte: het doodstille plein in Van geluk spreken, de verlaten kamer in De dag dat mijn zuster trouwde, een leeg huis in de gelijknamige roman. In Iets anders speelt het begrip ‘warmte’ een soortgelijke rol. In dit verhaal wordt een vrouw die vereenzaamd is in een kil huwelijk gearresteerd voor het stelen van een trui. Soms is een object van zo'n centraal belang en zo frequent dat we zouden kunnen spreken van een obsederende metafoor. Zo'n object is bij Marga Minco de gedekte tafel omringd door vrolijke mensen, maar vooral de negatie daarvan: de verlaten gedekte tafel, zoals hij bijvoorbeeld verschijnt in De Lepelstraat of in De dag dat mijn zuster trouwde. De dingen zijn er nog, het mes staat in de boter, een stuk brood ligt op een bord, maar ze wachten vergeefs en stil op de verdwenen mensen. In de joodse traditie speelt de sabbat-maaltijd als verzamelpunt van de familie een grote rol. Misschien dat daardoor de verlaten gedekte tafel een religieuze betekenis krijgt. Het drukt meer uit dan alleen nostalgie. Het is het centrale beeld voor de geordende wereld die vernietigd is door het kwaad. Een andere obsederende metafoor is de jas of mantel, een voorwerp dat in Het bittere kruid meer dan dertig maal genoemd wordt. In de oorlogsjaren was kleding nog meer dan normaal verbonden met ‘weggaan’, omdat ieder joods gezin koffers of rugzakken met kleren klaar had staan voor het geval dat het ‘weg’ moest. Sinds de verschijning van Freuds Traumdeutung weten we dat ‘weggaan’ gemakkelijk in het onbewuste - en tijdens de oorlog niet alleen in het onbewuste - verbonden kan worden met de dood. Vandaar dat de jas of de mantel in Het bittere kruid de betekenis van een doodssymbool kan krijgen en het lijkt mij dat hij die betekenis zeker heeft in In het souterrain en in De mannen. | |||||||||||
Verklaring?Een verklaring voor deze ‘objectivering’ kunnen we zoeken in de verdringing van emoties door de schrijfster. Er is veel in haar verhalen dat ongezegd moet blijven, omdat het emotioneel te zwaar beladen is. Dit veroor- | |||||||||||
[pagina 135]
| |||||||||||
Marga Minco
klaas koppe, amsterdam zaakt de paradoxale situatie dat haar werk een verschrikkelijke tragedie behandelt en toch een kale en emotieloze indruk maakt. Er is in het werk van Marga Minco een centrum van stilte waar zij omheen gaat. Om het taboe te ontwijken moet zij haar toevlucht nemen tot een omtrekkende beweging, tot de indirecte zeggingskracht van de periferie. Zo komt zij bij de dingen, de voorwerpen, die op zichzelf betekenisloos zijn, maar een sterke geladenheid krijgen door het verband waarin ze worden geplaatst. | |||||||||||
Oudtestamentische beeldenTemidden van deze objecten zijn er een aantal die verband houden met beelden of gebeurtenissen uit het Oude Testament en die de vijandschap van Yahweh als gemeenschappelijk kenmerk hebben. Ik bespreek ze hier achtereenvolgens. | |||||||||||
(1) KampeerbekersIn het zevende hoofdstuk wordt verteld dat de oproepen om zich te melden zijn gekomen. Dit hoofdstuk ontleent zijn titel aan de aanwijzing dat er kampeerbekers meegenomen moeten worden. Het past in de ironie van Het bittere kruid dat het gevreesde beeld van de beker der grimmigheid hier de gedaante aanneemt van een kampeerbeker. Het is het oudtestamentische beeld voor de goddelijke toorn die voor de goddelozen wordt uitgeschonken in een beker: want in des Heren hand is een beker | |||||||||||
[pagina 136]
| |||||||||||
Soms heeft de beker in de bijbel de ‘zachtere’ betekenis van het lijden, zoals in het gebed van Jezus in Getsemane: ‘Vader, indien gij wilt, neem deze beker van mij weg.’ (Lucas 22:42) Er is echter geen reden om niet de harde betekenis, waarin de joden als goddelozen behandeld worden, te laten gelden. Aan Dave, Lotte en de hoofdpersoon gaat de beker - nog eventjes - voorbij. | |||||||||||
(2) De open deurDe dag na de razzia loopt de hoofdpersoon door de verlaten Lepelstraat, die nog duidelijk de sporen van het geweld draagt. Het slot van dat hoofdstuk luidt: ‘Voor ik de hoek omging zag ik iets van een deurpost. Het rode oog op het emaille plaatje van de nachtveiligheidsdienst. De deur stond open.’ Deze slot-alinea herinnert aan de nacht van de tiende plaag, die de joden noemen Lel-Schimmoeriem, de nacht van de goddelijke bescherming. In die nacht trekt Yahweh door Egypte om alle eerstgeborenen te doden. Alleen die huizen waar hij het bloed van een geslacht dier op aangebracht ziet, zal hij overslaan: Niemand van u zal de deur van zijn huis uitgaan tot de morgen. En de Here zal Egypte doortrekken om het te slaan; wanneer hij dan het bloed aan de bovendorpel en aan de beide deurposten ziet, dan zal de Here die deur voorbijgaan en de verderver niet toelaten in uw huizen te komen om te slaan. (Exodus 12:22, 23) In dit geval heeft Yahweh zijn bescherming aan zijn volk onthouden; de deur staat open ten teken dat de verderver binnen geweest is. | |||||||||||
(3) De windDe voorlaatste alinea van dit zelfde hoofdstuk luidt: ‘Plotseling begon het te waaien. De papieren dwarrelden over het asfalt, sloegen tegen de huizen aan. Vlak bij mij viel een deur dicht. Er was niemand naar buiten gekomen. Een raam klepperde. Het werd niet dicht gedaan. Een vensterluik sloeg. En het was nog geen avond.’ Er is alle reden om aan te nemen dat de schrijfster hier herinnert aan: De sterveling - zijn dagen zijn als het gras De wind is in het Oude Testament een teken voor de onzichtbare macht van God. In bovenstaand citaat uit Het bittere kruid is hij een metafoor voor de macht van God om de stervelingen weg te vagen. Ook in De val heeft hij de betekenis van die vernietigende goddelijke macht. Frieda Borgstein wordt door een rukwind gegrepen en voortgedreven naar de put waarin zij zal omkomen. | |||||||||||
(4) De handHet zesde hoofdstuk Het gebeurde is geschreven rond het beeld van de hand. Deze is in het Oude Testament het symbool van de macht en die betekenis heeft hij zeker in het citaat uit Klaagliederen 5 dat aan dit hoofdstuk is meegegeven: Knechten heersen over ons; De handen van de joodse mensen zijn echter tot machteloosheid gedoemd. Dit wordt vooral uitgewerkt in een contrast tussen een vroegere gebeurtenis en het heden. Toen zij klein was is Bettie ooit bijna verdronken. Alleen haar arm, waarmee zij zich had vastgegrepen, was nog zichtbaar. Haar vader kon nog net haar hand grijpen. Nu echter, nu zij opgepakt is bij een razzia, is dat anders. ‘Je kunt geen hand uitsteken,’ zegt de vader. ‘Nu had het geen zin dat ze haar arm uit die auto stak. Als ze het deed, was het omdat er binnen geen plaats meer voor was, want er was niemand die haar van buiten af zijn hand zou reiken.’ In deze slotzinnen wordt Bettie even de vrouwelijke personificatie van het joodse volk, want zij refereren aan: ‘Sion strekt haar handen uit De machteloosheid van deze uitgestrekte hand krijgt een extra accent als men bedenkt dat in het Oude Testament juist aan de uitgestrekte hand goddelijke krachten kan worden gegeven. Mozes strekt zijn hand uit en bedwingt de Schelfzee. Aäron strekt zijn hand uit en al het water in Egypte wordt bloed. | |||||||||||
(5) De bloemenIn dit zesde hoofdstuk wordt Bettie tweemaal in verband gebracht met geplukte bloemen; de eerste keer als er verteld wordt van het ongeluk aan de Dinkel; de tweede keer als de hoofdpersoon op de bank in de voortuin zit, terwijl haar vader binnen vertelt van de overvalwagen die voor kwam rijden. Ook in De dag dat mijn zuster trouwde wordt er nadrukkelijk een verband gelegd tussen het lot van Bettie en bloemen, ditmaal in de vorm van het bruidsboeket dat vroegtijdig uitvalt. De bloem is, zoals we gezien hebben in het citaat uit psalm 103, een beeld voor de kortstondigheid van de mens. De gewelddadige dood van Bettie op jonge leeftijd vinden we terug in het plukken en vroegtijdig uitvallen van de bloemen. | |||||||||||
(6) De vroedvrouwOm aan de weet te komen wat er gebeurd is met Bettie bellen de hoofdpersoon en haar vader op bij een vroedvrouw, die nog over een telefoon beschikt. De vrouw heeft weinig aandacht voor de problemen van haar bezoekers. Ze maakt ook de weinig snuggere opmerking: ‘De mensen denken altijd dat het een zoon wordt, maar in de meeste gevallen is het een dochter.’ Deze vrouw vormt een contrast met de dappere vroedvrouwen uit Exodus: Ook beval de koning van Egypte de vroedvrouwen der Hebreeuwse vrouwen, van wie de een Sifra heette en de ander Pua: Wanneer gij de Hebreeuwse vrouwen bij de bevalling helpt, dan moet gij goed toezien bij de | |||||||||||
[pagina 137]
| |||||||||||
verlossing; indien het een zoon is, dan moet gij hem doden, maar indien het een dochter is, mag zij blijven leven. De vroedvrouwen echter vreesden God en deden niet wat de koning van Egypte haar gezegd had, maar lieten de jongens in leven. (Exodus 1:15-18) Het contrast tussen deze vroedvrouwen berust op de tegenstelling tussen de onderdrukking in Egypte en die in de nazi-tijd. In de Egyptische periode liet Yahweh zijn volk niet in de steek. Integendeel, hij verrichtte tekenen en wonderen en een van die wonderen was de moed van deze vroedvrouwen die het bevel van de machthebber negeerden en het bedreigde leven beschermden. Nu echter heeft hij zijn volk verlaten. De gruwelijkste dingen overkomen de joden onder een absolute hemelse stilte. Geen god, geen mens, geen wonder. | |||||||||||
(7) De roofIn In bewaring komt het buurmeisje een tennisracket lenen. Ze gaat mee naar de kamer van de hoofdpersoon en ziet daar talloze leuke dingen staan, die ze met alle plezier voor haar joodse buurmeisje in bewaring wil nemen. Beladen met voorwerpen keert ze terug naar huis. Deze gebeurtenis vormt een contrast met: En ik zal bewerken dat de Egyptenaren dit volk gunstig gezind zijn, zodat gij, wanneer gij wegtrekt, niet ledig wegtrekt: iedere vrouw moet dan van haar buurvrouw en van haar huisgenote zilveren en gouden voorwerpen vragen en klederen, die gij uw zoons en dochters te dragen geeft; zo zult gij de Egyptenaren beroven. (Exodus 3:21, 22)Deze verwijzing loopt in hoge mate parallel met die van de vroedvrouw. In de Egyptische periode werd Israël gedragen door de kracht van God. Toen waren ze zo sterk dat zij ten slotte hun Egyptische buren kostbare voorwerpen konden afdwingen. Nu is het andersom. Het Scènes uit de (door Marga Minco aangevochten) verfilming van ‘Het bittere kruid’, met onder anderen Kitty Courbois, Gerard Thoolen en Esther Spits (als hoofdrol ‘Sara’). Regie Kees van Oostrum, produktie Rob Houwer
joodse volk, verlaten door Yahweh, is zo machteloos dat het toe moet staan dat het door zijn buren beroofd wordt. Deze zeven plaatsen zijn tezamen een uitwerking van een gedachte die fundamenteel is in de Klaagliederen: De Here is als een vijand geworden, | |||||||||||
Orde en chaosAls Yahweh de vijand van zijn volk is geworden, dan heeft er een omkering van de normale verhoudingen plaatsgevonden. De wereld wordt op zijn kop gezet. Dit zou niet vermeldenswaard zijn als dit motief niet vaker voorkwam in Het bittere kruid. Het komt in de eerste plaats sterk naar voren in het enige bijbelcitaat dat aan het boekje is meegegeven: ‘Knechten heersen over ons...’ Als knechten heersen wordt de natuurlijke orde op zijn kop gezet. Hoezeer dit in het Oude Testament wordt verbonden met chaos en ontreddering blijkt uit een vergelijkbare plaats. En knapen zal ik hun tot vorsten geven en de moedwil zal over hen heersen. Dan zal het volk dringen, man tegen man, de een tegen de ander; de knaap zal op de oude en de verachte op de geëerde losstormen. (Jesaja 3:4, 5) Maar ook in verscheidene situaties in het boek zelf treedt dit eeuwenoude motief van de ‘mundus inversus’ naar voren. Als Dave zonder ster de straat opgaat wordt hij door zijn familie nagekeken alsof er iets heel bijzonders aan hem te zien is. In Het flesje slikt hij een medicijn om ziek te worden. Op een avond realiseert de hoofdpersoon zich dat zij die als kind op Seideravond de deur mocht openzetten voor de vermoeide vreemdeling, nu moet ervaren dat de deuren voor haar gesloten worden en zij als vreemdeling wordt uitgestoten. In In bewaring werkt zij mee aan de roof van haar eigen bezittingen. | |||||||||||
[pagina 138]
| |||||||||||
In Verzegeld worden zij en Lotte inbrekers in hun eigen huis. In De verkeerde wereld van Gerrit Komrij gaat Ton Anbeek uitvoerig in op het motief van de omgekeerde wereld. Hij wijst er onder andere op dat deze gemakkelijk verbonden kan worden met het dodenrijk en de hel. Ik denk dat we inderdaad een demonische betekenis moeten toekennen aan het verschijnen van dit motief in Het bittere kruid. Het is het kwaad dat het leven van de mensen aantast en op zijn kop zet. De natuurlijke orde wordt ernstig verstoord. Dit zou kunnen berusten op een oudtestamentische gedachte: de chaos als produkt van het kwaad. De chaos is de toestand van voor de schepping en wordt gekenmerkt door woestheid, ledigheid en duisternis. Als God de mensen straft in de zondvloed dan doet hij zijn scheppingswerk te niet en brengt hij de wereld terug in de toestand van chaos. Deze verbinding van chaos met het kwaad vormt de achtergrond van de ‘omgekeerde wereld’ in Het bittere kruid. Deze roman vertelt niet alleen van de ondergang van een joods gezin; hij beschrijft ook een parallel proces waarin de geordende wereld uit zijn voegen wordt gelicht door het kwaad. Deze ‘chaotisering’ kun je niet van stap tot stap volgen. Maar het begin en het einde zijn vrij duidelijk gemarkeerd. In het eerste hoofdstuk wordt de orde even uit haar evenwicht gebracht, maar zij herstelt zich snel. ‘Thuis was alles nog zoals wij het verlaten hadden. De tafel stond nog gedekt. Alleen de klok was stil blijven staan. Mijn moeder gooide onmiddellijk de ramen open. Aan de overkant hing een vrouw haar dekens over het balkon. Ergens anders klopte iemand zijn kleden uit, alsof er niets gebeurd was.’ Het eindpunt vinden wij in het laatste hoofdstuk Een ander. Dan heeft de chaos het leven tot in zijn diepste vezels aangetast. ‘“Doe maar gewoon”, zei Wout. Ik dacht aan de tijd toen ik nog werkelijk gewoon was. Ik vroeg me af hoe dat geweest was. Ik was vergeten hoe ik keek als ik op straat liep, hoe ik me voelde als ik in de trein stapte, wat ik zei als ik een winkel binnenging.’ Toch zou het onjuist zijn om de overwinning van het kwaad als het einde van de roman te zien. Veel werk van Margo Minco eindigt met een teken van hoop en vitaliteit. De persoon die ten slotte de brug overgaat is een ander, een nieuw en strijdbaar mens, onvindbaar voor de engel des doods, in wie het onverwoestbare leven zich uiteindelijk zal herstellen. | |||||||||||
Literatuuropgave
|
|