Het Liegend Konijn. Jaargang 5(2007)– [tijdschrift] Liegend Konijn, Het– Auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 184] [p. 184] Lloyd Haft Drie brieven aan de evangelist Johannes I Ooit zal het vlees weer woord worden - waar of bewaard om het even (wat is waar anders dan bewaard, beweerd?). Arm want ontleed, niet meer met armen te vademen samen, onthouden alleen ben nu jij. Jij die eens aan de borst gelegen rustte je hoofd op de golf van in-, van dóór- ademen, zee waar wij wij zeggen en zijn. Jij die eens kende, nu aan de oever geweten, een rots bewaard, een wij geweest. Eén van de discipelen, dien Jezus liefhad, lag aan de boezem van Jezus - Joh. 13:23, NBG-vertaling [pagina 185] [p. 185] II En ís het vlees weer woord - waar harten niet meer kloppen maar heten, armen niet meer reiken, arm want geweten - hoe zal zijn, bij wie zal zijn de naam, onze gebleven? Zie hoe de spin rag in de wind rijdend slaapt, benen verweven, niet te zien los van het braaksel haars monds, nabij dood vlees dat zij zag en bond in monds maakselen nu ingelijfd, mede ingebleven, in eigen wilsel geknoopt, mede gehesen [pagina 186] [p. 186] in niet door haar te noemen wind. Daar ligt zij spin ten eeuwig eenenmale, door wie voorbij mag lopen mede geweten, mede doorgezwegen. [pagina 187] [p. 187] III Ooit zal het vlees weer woord worden. De arm die ik naar je uitstak die je hier al zag niet reiken, laat daar niet meer van je af. Groter dan de merel is de tak die zij draagt, de zo te zien dode. Stil bevracht brengt zij wat zij hier niet af kan kreten, houdt dat in de bek al omgebogen dood zwijgsel. Wat zwak tegen de hemel kraste, kringen in de wind half schreef bij storm en schudden heeft haar al vast, laat haar niet meer af. Zo moet zij mee en zal, wil dat kringt, kranst wat sluitend haar wacht waar de bek het laatst, wijdst open valt. Vorige Volgende