Een lees- en zangboekjen voor de jeugd
(1853)–Anoniem Lees- en zangboekjen voor de jeugd, Een– Auteursrechtvrij
[pagina 75]
| |
Den eerstgeboren Heiland groeten,
En knielen voor de kleene voeten
Van 't Kind, waarvoor Herodes vreest.
| |
2.Het Kind, waarvoor een star verrijst,
Die Wijzen met haar stralen wijst
De donkre plaats van zijn geboorte,
En leidt ze in Davids oude poorteGa naar voetnoot1,
Daar d' Allerhoogste 't laagste prijst.
| |
3.Het Oosten offert wierook, goud,
En myrrhe, als waar' 't ten onderhoud
Van Hem, die, neêrgedaald van Boven,
In 't arme Bethlêm leît verschoven,
Hoewel Hij alles heeft gebouwd.
| |
4.De kribbe Hem een wieg verstrekt,
Die 't aardrijk met den Hemel dekt,
En ellek dier bestelt zijn voeder.
O Kind, Gij zijt, gelijk uw Moeder,
Met pracht noch hoovaardij bevlekt.
| |
5.Hier voert de neêrgedaalde God
De trotsche wereld om met spot
| |
[pagina 76]
| |
In zijn triomf, ten smaad der hoven:
Het needrig hart voert Hij naar boven
Met Hem in 't hoog gebouwde slot.
| |
6.Hier schuilt dat Godlijk aangezicht,
Waaruit de zonne schept haar licht,
En alle starren glans en luister;
Hier ligt Hij zonder glans iu 't duister,
Die Englen tot zijn dienst verplicht.
| |
7.Des Hemels reyen wiegen Hem
In slaap met hunne zoete stem,
Die nooit van vaak en was beschoten
En wekt het hoofd van alle grooten
In 't Koninklijk Jerusalem.
| |
8.Augustus' Rijk verliest zijn eer;
De Roomsche Scepter reikt niet veer:
Het Oost versmaadt Latijnsche namen,
Maar dees beheerscht het al te zamen:
Ook daar de zonne neemt haar keer.
| |
9.De doeken, daar dit Kind in leît,
Is 't purper zijner Majesteit,
| |
[pagina 77]
| |
Waarin de herders Hem aanschouwen,
Dien God de zielen komt vertrouwen;
Gelijk van ouds was toegezeîd:
| |
10.Dat God zijn kudde weiden zal,
Verhoeden ramp en ongeval,
En naar 't verdwaalde schaapken vragen,
En dat op zijne schouders dragen
Met vreugd bij 't overig getal.
| |
11.Gij, die der Vorsten harten leidt
Gelijk een beek, en schift en scheidt
Het licht van dikke duisternissen,
Laat den tyran zijn aanslag missen
Die aan onnooz'len lagen leît!
|