De kweelende godin, of de zingende leyster
(1750)–Anoniem Kweelende godin, of de zingende leyster, De– Auteursrechtvrij
[pagina 57]
| |
Toon: La lande.
Is ‘er oyt vreugde
Hier op Aarde, ’t is de Min,
Mits ‘er noyt iets zo verheugde
Lighaam, Hart, en Ziel, en Zin,
Als de Liefde, die de Trouw
Vast maakt tussen Man en Vrouw,
Die gehandhaaft van de Deugden,
Is de steun van ’t Aards-gebouw.
Want zo onendig
Als de vreugd van de Min,
Zo’s op Aard zijn magt noodwendig:
Want ’t bestaat daar alles in:
Daar is liefde ’t zoetste zoet,
Daar is liefde ’t hoogste goed:
Niemand is op Aard’ elendig
Dan die Liefde niet en voed.
Ach? hoe verheven
In geluk, vereende Twee,
Moet voortaan uw gantsche leven
Zijn, in Liefde en Heyl’ge vree,
Hoe volmaakt is nu uw lust?
Nu uw zorgen zijn verdreven,
En uw lijden uyt-geblust.
Slijt dus de Dagen
Van uw’ aangename Lent’,
Op dat gy moogt vrugten dragen
Die geen bitze Twee-dragt schend;
Want zo Liefde u altijd vind,
En gy steeds de Liefde mind,
Zult gy eens dat luk zien dagen,
Daar gy ’t eeuwig Heyl in vind.
|
|