minder het zoeken van een weg, welke van het inzicht in de eenheid tot het ware geluk, tot 's levens hoogtestand, zou leiden. Zoo ook Spinoza.
Van deze ‘Stimmen’ vermelden wij hier slechts enkelen. In de eerste plaats een merkwaardig citaat, ontleend aan een in 1661 verschenen geschrift van Jan Pietersz Beelthouwer: ‘Soo ben ick de lucht niet, hoewel de lucht in my is, en ick in de lucht leve en sweve. Hoe wel Godt met sijn Wesen over al tegenwoordigh is, en wy daer in sijn, voeren, reppen, leven en sweven, en Godt in ons, by ons, om ons, en door ons is, soo sijn wy nochtans Godt niet, noch Godt is ons niet; maar hy is een selfstandigheit in sich selven, als welcke selfstandigheit wy geen begin, midden, ofte eynde, part ofte deel hebben. Hoe wel Godt in alle Elementen is, zijn de Elementen geen Godt, ofte Godt is niet de Elementen.’
Van niet minder beteekenis zijn de volgende woorden van Sebastian Franck, dien Pater von Dunin tot de belangrijkste ‘Populärphilosophen’ van de 16e eeuw rekent: ‘Gott ist in dem Vogel der Gesang, im Hafen der Klang, in allen Dingen die Natur, Wesen und Leben.’ ‘Gott ist auch Tod und Sünde in uns.’ ‘Gott will was ein jeder will, und ist doch willosz.’ ‘Gott wird in uns erst zum Willen.’ ‘Setze eine Spinne auff ihn, die nicht will, wie er will, so will Gott, wie die Spinne will.’ ‘Die Creatur thut nichts, sondern wird gethan, wie Gott durch ein jedes thut, also thut es.’
Pater von Dunin geeft van deze Aleenheidsleeren de volgende karakteristiek: ‘Die Natur ist aller Dinge immanenter Urgrund, sie besteht aus sich von Ewigkeit her und handelt stets nach der ganzen Fülle ihrer Macht und nach unabänderlichen Gesetzen.’
Schijnt von Dunin Borkowski eenerzijds aan de Spinozistische Aleenheidsleer elke oorspronkelijkheid te willen ontzeggen - zelfs voor Spinoza's leer van de ‘Oneindige Modi’, waarmede de veelheid in de Aleenheid begrepen wordt, meent Pater von Dunin een voorbeeld te hebben gevonden in Serveto -, anderzijds verklaart hij, dat ‘innerhalb aller dieser Annäherungen man indes gar nicht genug betonen kann, dasz die Einverleibung aller dieser gleichlautenden Sätze in ein System, das eigentlich Maszgebende bei Spinoza war